In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, heeft eiseres, wonende aan de [naam straat 2] [huisnummer 3], een vordering ingesteld tegen gedaagde, die naast haar woont aan de [naam straat 2] [huisnummer 4]. Eiseres stelt dat er een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan ten behoeve van haar perceel door dagelijks gebruik van een pad over het perceel van gedaagde. De rechtbank heeft op 4 november 2020 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin eiseres vorderingen heeft ingediend om de erfdienstbaarheid te laten erkennen en gedaagde te verplichten deze te respecteren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds haar verhuizing in 2016 dagelijks gebruik heeft gemaakt van het pad, dat toegang biedt tot de [naam straat 1]. Gedaagde heeft echter in augustus 2019 een schutting geplaatst die het gebruik van het pad door eiseres belemmert. Eiseres beroept zich op verjaring, stellende dat er sprake is van onafgebroken bezit gedurende twintig jaar, wat volgens haar zou leiden tot de vestiging van de erfdienstbaarheid.
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het dagelijkse gebruik door eiseres en haar rechtsvoorgangers niet voldoende is om te concluderen dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet kan worden beschouwd als bezitter van de erfdienstbaarheid, en dat de vorderingen van eiseres in zowel de hoofdzaak als het incident worden afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van beide procedures.