Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2]
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2020
- de akte houdende producties van [eisers]
- de e-mail van de griffier aan partijen van 18 mei 2020 n.a.v. het vanwege de Coronacrisis niet doorgaan van de mondelinge behandeling op 18 maart 2020
- de akte na mail rechtbank 18-5-2020 16:27 uur, tevens houdende 3 producties (33 t/m 35) van [eisers]
- de antwoordakte na email van de rechtbank 18 mei 2020 16:27 uur van [gedaagde 1] c.s.
- de brief van de griffier aan partijen van 3 augustus 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 7 oktober 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 oktober 2020.
2.De feiten
Ingebrekestelling/ Ontbinding”) van de koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
11.1.Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
Ontbindende voorwaarden”) van de koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
15.1.Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
(...) hierbij wilde ik meedelen dat Tamara [gedaagde 2] en Jacob [gedaagde 1] samen niet overgaan op de koop van de [adres]
(...) Ik heb navraag gedaan omtrent de gevraagde particuliere financiering ten behoeve van de aankoop van de [adres] . Op dit moment kunnen wij jouw helaas geen aanbod doen. (...)”
Wij betwisten jou uitleg
(...) Op 15 juli (...) heeft u een e-mail van mijn collega (...) ontvangen waarin hij u bevestigd dat wij u geen offerte kunnen verstrekken/geen aanbod kunnen doen voor de financiering van de aankoop van de [adres] .
€ 12.561,78 doel heeft getroffen.
3.De vordering in de hoofdzaak
4.Het verweer in de hoofdzaak
5.Het geschil in incident
6.De beoordeling in de hoofdzaak
kern
[g]eldverstrekkers (...) tegenwoordig zodanig aan regels [zijn] gebonden door de Wet op het financieel toezicht dat er van uitgegaan mag worden dat een afwijzing van een geldverstrekker gebaseerd is op een grondige beoordeling van de financiële situatie van koper, zelfs als de afwijzing summier is geformuleerd.” Hieruit volgt tevens dat een ‘kale afwijzing’ in veel gevallen voldoende is om de koopovereenkomst te mogen ontbinden, aldus nog steeds [gedaagde 1] c.s.
een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling”) te verkrijgen. Uit hetgeen namens [gedaagde 1] c.s. is gesteld kan immers niet worden afgeleid dat hij bij de Rabobank een aanvraag voor een - door de Rabobank te verstrekken - hypothecaire geldlening ter financiering van de woning heeft gedaan. [gedaagde 1] c.s. heeft slechts navraag laten doen of financiering vanuit zijn eigen B.V. mogelijk was. Dat bleek niet het geval.
2.685,00(2,5 punt × tarief € 1.074,00)
€ 100,00, is eveneens toewijsbaar.