ECLI:NL:RBGEL:2020:6050

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
15 november 2020
Zaaknummer
05.222263.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van beroepschauffeur

Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die betrokken was bij een verkeersongeval met dodelijke afloop. De verdachte, die met een te hoge snelheid reed, veroorzaakte een aanrijding op een kruising in Haarlo, waarbij het slachtoffer, een andere bestuurder, om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan grove schuld door niet te stoppen bij een stopbord en geen voorrang te verlenen. De verdachte reed met een snelheid van 81,7 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden en een rijontzegging van 2 jaar op. De uitspraak volgde na een zitting op 30 oktober 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ernstig tekort was geschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder verwacht mocht worden, vooral gezien zijn ervaring als beroepschauffeur. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de ernst van de gevolgen van het ongeval en de impact op de nabestaanden in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/222263-19
Datum uitspraak : 13 november 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2019 te Haarlo in de gemeente Berkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van Haarlo
en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1]
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl voor voormelde kruising aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die
weg, (de [straatnaam 1] ) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de
bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 1] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd,
niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en/of is blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 1] aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
met een snelheid van ongeveer 81,7 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt,
- doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend en/of
- hij een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2019 te Haarlo in de gemeente Berkelland, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van Haarlo en/of gaande in de richting van
de kruising van de wegen, de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] , daarmede heeft gereden over de weg, de [straatnaam 1] en
terwijl voor voormelde kruising aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die weg, (de [straatnaam 1] ) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 1] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht,
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 1] aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
met een snelheid van ongeveer 81,7 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettendheid is geweest door niet te stoppen bij de kruising, veel te hard te rijden en geen voorrang te verlenen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er geen sprake is van grove schuld en heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het strafverzwarende deel van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De raadsman heeft gesteld dat verdachte onvoldoende heeft opgelet bij het oversteken van het kruispunt en dat hooguit gesproken kan worden van aanmerkelijke schuld. De snelheid was niet dusdanig hoog, dat van een hogere schuldgradatie sprake was, aldus de raadsman.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 1 februari 2019 omstreeks 03.23 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] , gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Haarlo in de gemeente Berkelland.
Bij dit ongeval waren twee personen betrokken: verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto en de heer [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer) als bestuurder van een personenauto.
Verdachte reed met zijn voertuig over de [straatnaam 1] , komende uit de richting van Haarlo en gaande in de richting van het kruispunt [straatnaam 1] , [straatnaam 2] , [straatnaam 3] . Het slachtoffer reed met zijn voertuig over de [straatnaam 2] , komende uit de richting van de [straatnaam 4] en gaande in de richting van de kruising [straatnaam 1] , [straatnaam 2] , [straatnaam 3] .
Voor auto’s gold op de weg waarop verdachte reed een toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur.
Bij het verrichte onderzoek naar de door verdachte bestuurde bedrijfsauto en de auto van het slachtoffer is niet gebleken van gebreken die van invloed kunnen zijn geweest op het ongeval.
Het kruispunt is – komende vanuit de richting van verdachte - voorzien van een stopbord en een stopstreep. Het kruispunt is verhoogd aangelegd, kenbaar gemaakt door middel van een op het wegdek aangebrachte pianoklavier.
Gekomen bij dit kruispunt is de bedrijfsauto van verdachte niet gestopt. Dit stelt de rechtbank vast op grond van de hierna vermelde onderzoeksresultaten naar de snelheid van verdachtes voertuig bij de botsing en het ontbreken van remsporen. Verdachte heeft ook geen voorrang verleend aan het voor hem van links komende, en op de voorrangsweg rijdende slachtoffer. Hierdoor botste verdachte met de linker voorzijde tegen het voertuig van het slachtoffer. [2]
Het slachtoffer heeft als gevolg van deze aanrijding onder andere ernstig schedelletsel opgelopen, waardoor hij is overleden. [3]
Vast staat dus dat verdachte met zijn bedrijfsauto de personenauto van het slachtoffer heeft aangereden ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of dit ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is en zo ja, in welke gradatie, in de tenlastelegging tot uitdrukking gebracht met de bewoordingen ‘zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en /of onoplettend’.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Snelheid
In het kader van het onderzoek zijn de gegevens van de Airbag Controle Module (hierna: ACM) van de bedrijfsauto waarin verdachte reed, uitgelezen. Hieruit volgt dat de vastgelegde snelheid op het moment van het ongeval 81,70 kilometer per uur bedroeg. In het VOA rapport staat als verdere analyse van de ACM gegevens vermeld: “Het rapport analyserend blijkt dat de snelheid kort voor het ongeval iets oploopt, er is geen sprake van een remming. Er wordt eerst een zijwaartse crash gedetecteerd, direct gevolgd door een frontale crash. Bij een snelheid van 81,70 kilometer per uur wordt de gordelspanner en de airbag van de bestuurder geactiveerd”. [4]
Uit bovenstaande blijkt dat verdachte direct voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van 81,7 kilometer per uur heeft gereden, terwijl een snelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan. [5] Dit is een overschrijding van de maximumsnelheid van in ieder geval 21,7 kilometer per uur. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte de maximum snelheid aanzienlijk heeft overschreden. Bij de weging van de ernst van die overtreding is ook van belang dat verdachte een stopstreep naderde.
Negeren stoptekens en geen voorrang verlenen
Gezien de situatie ter plaatse (stopbord en stopstreep) had verdachte moeten stoppen bij het kruispunt alvorens de kruising op te rijden. In plaats van dit te doen is hij met een aanzienlijke overschrijding van de toegestane maximumsnelheid het kruispunt opgereden.
Dit terwijl stopborden en stopstrepen door de wegbeheerder in het algemeen juist bij kruisingen worden geplaatst waar de verkeersveiligheid dat vergt. Strekking van een stopbord en stopstreep is immers dat de bestuurder het voertuig eerst tot stilstand brengt teneinde (nader) te bezien of oversteken verantwoord is.
Verdachte heeft het slachtoffer ook geen voorrang verleend, dit terwijl hij ook vanuit aanrijdende positie goed zicht had op de kruising en op naderend verkeer vanuit de rijrichting van verdachte. Bij de eveneens ’s nachts verrichte simulatie bleek immers dat al vanaf ongeveer 160 meter voor het kruisvlak zicht mogelijk was op het naderende verkeer en dat de lichten van het verkeer tussen de bomen door zichtbaar waren. [6]
Verdachte had kortom ruimschoots voldoende mogelijkheid om het voertuig van het slachtoffer bijtijds op te merken. Daar komt nog bij dat verdachte heeft verklaard dat hij deze route vaker (dagelijks) rijdt en bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse. [7]
De vraag hoe het ongeval dan toch heeft kunnen plaatsvinden, kon in deze strafzaak niet beantwoord worden: niet vastgesteld is of verdachte met zijn telefoon bezig was of om een andere reden afgeleid was.
Conclusie mate van schuld
Verdachte is dus met een aanzienlijke overschrijding van de toegestane maximumsnelheid en zonder de geldende stoptekens op te volgen, de kruising opgereden terwijl het zicht op de kruising en het naderende verkeer ter plaatse (ook ’s nachts) niet wordt belemmerd. Bij dit alles heeft hij kennelijk de auto met het slachtoffer niet opgemerkt. Dit schrijnt te meer, omdat verdachte toen werkte als beroepschauffeur.
Gezien al het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dus grove schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. De bij dit feit opgenomen strafverzwaringsgrond, strafbaar gesteld bij artikel 175 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, kan naar oordeel van de rechtbank aan verdachte verweten worden. Verdachte is ernstig tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder van een motorrijtuig mocht worden verwacht. Van verdachte had immers verwacht mogen worden dat hij voorzichtiger en oplettender was geweest.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 februari 2019 te Haarlo in de gemeente Berkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van Haarlo
en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1]
zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl voor voormelde kruising aan de gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter zijde van die
weg, (de [straatnaam 1] ) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de
bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
/ofdirect voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 1] ) een stopstreep en
/ofeen pianoklavier was aangebracht en
/ofterwijl het zicht voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd,
niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en
/ofis blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 1] aangebrachte stopstreep te stoppen en
/of
met een snelheid van ongeveer 81,7 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) en
/ofkruising is op- en/of overgereden en
/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) en
/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt,
- doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend en
/of- hij een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het feit een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat verwezen naar de geldende oriëntatiepunten ten aanzien van aanmerkelijke schuld en heeft oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 1 jaar bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft grove schuld aan het verkeersongeval. Door zijn toedoen is het slachtoffer komen te overlijden.
Uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen van de vrouw en de dochter van het slachtoffer komt naar voren dat de gebeurtenis veel leed heeft veroorzaakt. Het slachtoffer is, op weg naar zijn werk, door verdachtes rijgedrag om het leven gekomen. De familie is na het verlies van hun man, vader en opa achterbleven met groot verdriet, gevoelens van onmacht en ook boosheid. Dat verdachte aangeeft zich niks van het voorval te herinneren, dat hij de aanrijding als een bedrijfsongeval heeft beschreven zodat het niet aan hem maar aan zijn werkgever was contact op te nemen met de nabestaanden en dat hij pas in een relatief laat stadium wat van zich heeft laten horen, is voor de nabestaanden extra frustrerend. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf dit leed zal kunnen wegnemen.
Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de landelijke (straf) oriëntatiepunten. Gezien de ernst van de bewezen gedragingen en de daarbij passende mate van schuld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 maanden onvoorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaren.
De rechtbank zal enigszins rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. (Mede) als gevolg van het ongeval heeft hij fysieke (en mentale) problemen waardoor hij nu niet werkt.
Een en ander tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 ontzegt veroordeelde wegens het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 19 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, pag. 2-6 en het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina 9 e.v.
3.Schouwverslag, ongenummerd.
4.VerkeersOngevalAnalyse, pag. 32 van 36.
5.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, pag. 2.
6.VerkeersOngevalAnalyse, pag. 31 van 36.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2020.