ECLI:NL:RBGEL:2020:612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
C/05/365008 / KL RK 20-61
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan motivatie

Op 28 januari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een lopende procedure. Het verzoeker heeft een beroep aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie in een Mulder-zaak, waarbij hij de kantonrechter heeft gewraakt. De verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, maar heeft dit niet voldoende gemotiveerd. De wrakingskamer overweegt dat een verzoek tot wraking in beginsel ter zitting wordt behandeld, tenzij er sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid. In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker niet heeft aangetoond dat de kantonrechter handelingen of uitlatingen heeft verricht die de schijn van partijdigheid rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding is en heeft het verzoek tot wraking zonder zitting afgedaan. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND,

locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: C/05/365008 / KL RK 20-61
Beslissing van 28 januari 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. H.C. Leemreize,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 14 januari 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 24 januari 2020.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de bij deze rechtbank lopende procedure met zaaknummer/rolnummer [zaak/rolnummer] . Dit is een zogenaamde Mulder-zaak waarin verzoeker beroep heeft aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie (verkeersboete). Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling van dit beroep de kantonrechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker is de kantonrechter vooringenomen. Er wordt alleen gekeken naar de houdbaarheid van de zekerheidstelling terwijl in beginsel aangetoond kan worden dat het voertuig niet meer op zijn naam staat, aldus verzoeker. Dat is ook besproken bij het driehoeksoverleg en verzoeker vindt het te gek voor woorden hoe de dienst [naam] heeft gehandeld. Verzoeker heeft een afstandsverklaring gegeven en vindt dat de officier van justitie faalt, niet zozeer de kantonrechter. Verder vindt verzoeker dat de kantonrechter haar taak uitvoert zoals zij moet doen maar wil hij het wrakingsverzoek doorzetten.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek schriftelijk gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat een verzoek tot wraking in beginsel ter zitting wordt behandeld, tenzij sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid. Gelet op de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek zonder behandeling ter zitting af te doen.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3.
Hoewel verzoeker stelt dat de kantonrechter vooringenomen is, heeft hij dit niet gemotiveerd. Uit de door verzoeker aangevoerde gronden blijkt niet welke handelingen of uitlatingen van de kantonrechter maken dat zij vooringenomen zou zijn. Verzoeker is van mening dat de officier van justitie faalt en verzoeker is het kennelijk ook niet eens met het handelen van derden (driehoeksoverleg, dienst [naam] ). Mede gelet op het feit dat verzoeker meent dat de kantonrechter haar taak uitvoert zoals zij moet doen, heeft het verzoek kennelijk geen betrekking op het handelen van de kantonrechter. Het is niet gebleken dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Gelet hierop en het bepaalde in artikel 9.1 aanhef onder b. en d. van het Wrakingsprotocol rechtbank Gelderland wordt dit verzoek zonder zitting afgedaan en is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. G.W.B. Heijmans (voorzitter), M.S.T. Belt en M.J.C. van Leeuwen in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Modderman en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.