In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2020 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling, die op 23 november 2020 door de burgemeester van Doetinchem was afgegeven, niet tijdig was ten uitvoer gelegd. Volgens artikel 33 lid 1 van de Wet zorg en dwang (Wzd) dient de inbewaringstelling binnen 24 uur na afgifte te worden uitgevoerd. Aangezien de cliënt pas op 26 november 2020 was opgenomen in een Wzd-aangemerkte accommodatie, is de inbewaringstelling van rechtswege vervallen. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling daarom moet worden afgewezen, omdat een vervallen inbewaringstelling niet kan worden voortgezet.
De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens deze zitting zijn de cliënt, zijn advocaat, en enkele zorgprofessionals gehoord. De advocaat heeft aangevoerd dat het verzoek om voortzetting van de inbewaringstelling om formele redenen moet worden afgewezen, omdat de inbewaringstelling niet tijdig is uitgevoerd. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de inbewaringstelling niet kan worden voortgezet, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek.