ECLI:NL:RBGEL:2020:6373

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
C/05/379918 / FZRK 20-3283
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op grond van niet tijdige tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2020 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling, die op 23 november 2020 door de burgemeester van Doetinchem was afgegeven, niet tijdig was ten uitvoer gelegd. Volgens artikel 33 lid 1 van de Wet zorg en dwang (Wzd) dient de inbewaringstelling binnen 24 uur na afgifte te worden uitgevoerd. Aangezien de cliënt pas op 26 november 2020 was opgenomen in een Wzd-aangemerkte accommodatie, is de inbewaringstelling van rechtswege vervallen. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling daarom moet worden afgewezen, omdat een vervallen inbewaringstelling niet kan worden voortgezet.

De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens deze zitting zijn de cliënt, zijn advocaat, en enkele zorgprofessionals gehoord. De advocaat heeft aangevoerd dat het verzoek om voortzetting van de inbewaringstelling om formele redenen moet worden afgewezen, omdat de inbewaringstelling niet tijdig is uitgevoerd. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de inbewaringstelling niet kan worden voortgezet, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/379918 / FZRK 20-3283
Datum mondelinge uitspraak: 27 november 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfadres: Sensire Den Ooiman te Doetinchem,
op grond van een inbewaringstelling geldend tot en met 26 november 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
24 november 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 27 november 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • dhr. [naam 1] , als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan Sensire;
  • mw. [naam 2] , als afdelingsteamhoofd verbonden aan Sensire;
  • mw. [naam 3] , dochter van cliënt (die telefonisch is gehoord).

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
Op 23 november 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Doetinchem ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.3.
De advocaat van cliënt heeft (subsidiair) bepleit dat het verzoek vanwege een formeel gebrek moet worden afgewezen, nu de door de burgemeester op 23 november jl. afgegeven inbewaringstelling niet binnen 24 uur is tenuitvoergelegd. Cliënt is namelijk pas op 26 november jl. opgenomen bij Sensire, een Wzd-aangemerkte accommodatie. Tot die tijd verbleef cliënt bij GGNet in een niet Wzd-aangemerkte accommodatie. De inbewaringstelling is vanwege het niet tijdig tenuitvoerleggen van rechtswege komen te vervallen. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling kan om die reden niet worden toegewezen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de specialist ouderengeneeskunde bevestigd dat cliënt, vanwege plaatsingsproblematiek, pas op 26 november jl. is overgebracht naar Sensire, terwijl de inbewaringstelling al op 23 november jl. door de burgemeester is verleend.
2.5.
Ingevolge artikel 33 lid 1 Wzd moet er binnen 24 uur na afgifte van de inbewaringstelling over worden gegaan tot de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling. Nu is gebleken dat de inbewaringstelling niet tijdig ten uitvoer is gelegd, is deze van rechtswege komen te vervallen. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling dient te worden afgewezen, een inbewaringstelling die is vervallen kan immers niet worden voortgezet.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020 door mr. A.J.J.M. Weijnen, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 december 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.