6.5.Eisers mochten gelet op het voorgaande de gerechtvaardigde verwachting hebben dat verweerder niet zou optreden tegen de inwoning van eiser. Een belangenafweging moet uitwijzen of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen. Daarbij weegt volgens vaste rechtspraak het algemeen belang dat gediend is bij handhaving in zijn algemeenheid zwaar, maar dit hoeft niet doorslaggevend te zijn als er geen concrete bedreigde belangen van enige betekenis aangewezen kunnen worden.
Het belang van eisers om te kunnen vertrouwen op de toezegging van verweerder moet worden afgewogen tegen het belang van verweerder om handhavend op te treden in het kader van de beoogde uitsterfconstructie. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat verweerder in de brief van 13 december 2006 expliciet heeft overwogen dat inwoning onder de genoemde voorwaarden geen afbreuk doet aan de beoogde uitsterfconstructie.
Vaststaat dat eiseres in de recreatiewoning permanent mag wonen en dat, wanneer zij de recreatiewoning verlaat, eiser in ieder geval ook niet meer permanent in de woning mag wonen. Eiser mag dus niet langer permanent verblijven in de recreatiewoning dan dat eiseres mét persoonsgebonden gedoogbeschikking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verweerder bij de beoogde uitsterfconstructie daarom niet opweegt tegen het belang van eisers.
Dit betekent dat het beroep van eisers op het vertrouwensbeginsel slaagt.
7. Het beroep is gegrond. Het besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verder met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zelf voorzien, door de lasten onder dwangsom te herroepen.
Voor een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding. Het verzoek zal worden afgewezen.
8. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart, krijgen eisers een vergoeding van de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die betalen. De kosten worden als volgt berekend. Eisers hebben zich in beroep laten bijstaan door een gemachtigde. Voor het indienen van het beroep worden 2 punten toegekend (het beroepschrift en de onlinezitting). Voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening wordt 1 punt toegekend.
Eisers hebben ook verzocht om de vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Voor het bezwaar kent de rechtbank 1,5 punt toe: één punt voor het bezwaarschrift en een half punt voor de nadere schriftelijke reactie van de gemachtigde van eisers.
De rechtbank acht voor dit laatste van belang dat eisers met het bestuursorgaan overeen zijn gekomen een schriftelijke ronde te houden in plaats van een hoorzitting. De rechtbank is daarom van oordeel dat de eisers redelijkerwijs kosten hebben gemaakt voor een extra schriftelijke reactie. Nu de werkbelasting voor de gemachtigde van eisers hiervoor lager zal zijn dan voor een hoorzitting, kent de rechtbank hiervoor een half punt toe.
De waarde per punt is € 525. Toegekend wordt 4,5 x € 525 = € 2.362,50.
9. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van twee keer € 178 vergoedt.