ECLI:NL:RBGEL:2020:6464

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
8276319 CV EXPL 20-221
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake overeenkomst levering van diensten met betrekking tot (pre)contractuele informatieverplichtingen

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Carglass B.V. en een niet verschenen gedaagde. De eisende partij, vertegenwoordigd door Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders, vorderde veroordeling van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet is verschenen en heeft verstek verleend. De vordering van Carglass B.V. werd niet onrechtmatig of ongegrond bevonden en werd toegewezen, met uitzondering van enkele punten die nader zijn toegelicht.

De zaak betreft een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest toetsen of de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen zijn nageleefd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet volledig heeft voldaan aan deze verplichtingen, met name wat betreft de essentiële informatie die aan de consument verstrekt moet worden. Dit betreft onder andere de voornaamste kenmerken van de dienst, de identiteit van de handelaar, en de totale prijs.

De kantonrechter heeft benadrukt dat het niet voldoen aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen in toekomstige procedures zal worden gesanctioneerd. De eisende partij moet in toekomstige procedures duidelijk maken hoe aan deze verplichtingen is voldaan, en de kantonrechter heeft aangegeven dat de nodige aanpassingen voor het eind van het jaar gerealiseerd moeten zijn. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 282,85. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens : 8276319 CV EXPL 20-221
Grosse aan : eisende partij
Verzonden d.d. : 2 december 2020
verstekvonnis d.d. 2 december 2020 van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap Carglass B.V.
gevestigd te Son,
eisende partij,
(rol)gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
Wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1
De zaak is aanhangig gemaakt bij de aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende (kopie) dagvaarding met het hiervoor genoemde zaaknummer.
1.2
De eisende partij heeft veroordeling gevorderd van de gedaagde partij overeenkomstig het gestelde in de dagvaarding. De gedaagde partij is niet verschenen.
1.3
Bij tussenvonnis is de eisende partij bevolen om de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, zodat de kantonrechter in staat is om te beoordelen of de vordering onrechtmatig of ongegrond is en daarbij te beslissen of er aanleiding is om het Europees consumentenrecht ambtshalve toe te passen. De eisende partij heeft vervolgens bij akte op het tussenvonnis gereageerd.
1.4
Daarna is vonnis bepaald.

2.Beoordeling en beslissing

2.1
Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen de gedaagde partij verstek verleend.
2.2
De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen met uitzondering van het navolgende.
2.3
Aan de hand van het gestelde in de dagvaarding en de akte van de eisende partij is de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen (algemeen)
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand dan wel buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. Die overeenkomst betreft de levering van diensten door de handelaar aan de consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument worden voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230t (voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte) respectievelijk art. 6:230m en art. 6:230v (voor overeenkomsten op afstand) Burgerlijk Wetboek (BW). Kort gezegd bepaalt art. 6:230m BW welke informatie moet worden verstrekt en art. 6:230t respectievelijk art. 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Eén en ander kan verschillen naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er op dat punt geen verweer is gevoerd.
Inhoud van de informatie
Volgens genoemde bepalingen moet de handelaar de consument voordat deze gebonden is aan de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze informeren over onder meer de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele bijkomende kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen en dat handelaren gehouden zijn om de toepasselijke bepalingen steeds volledig na te leven. Verwezen wordt naar hetgeen in de genoemde bepalingen verder is vermeld. Afhankelijk van de aard van de overeenkomst wordt meer of minder informatie verlangd, maar in het algemeen kan worden gezegd dat ter zake de onderhavige overeenkomsten in ieder geval de informatie als bedoeld in art. 6:230m lid 1 sub a, b, c (met dien verstande dat ten minste (ook) het e-mailadres en/of telefoonnummer van de handelaar zijn verstrekt), e, h, i, o, p en – indien de aard van de overeenkomst daartoe aanleiding geeft – r en s essentiële (dat wil zeggen: cruciaal voor de wils- en besluitvorming van de consument) informatie betreft en dat die informatie dus zonder meer moet worden verstrekt.
Wijze van informeren
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen van die informatie in algemene voorwaarden. Tijdens het verkoopproces moet de consument stap voor stap langs deze informatie worden geleid, zodat er geen misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar.
In art. 6:230t respectievelijk art. 6:230v BW is (kort weergegeven - verwezen wordt nogmaals naar de inhoud van de bepalingen) bepaald dat de handelaar een afschrift of bevestiging van de overeenkomst (waaronder – indien van toepassing – de uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming en de verklaring van de consument als bedoeld in art. 6:230p sub g BW), alsmede alle verlangde (pre)contractuele informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet verstrekken. Dit moet gebeuren voor of bij het sluiten van de overeenkomst of binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval voordat de dienst wordt uitgevoerd. Een duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, op voorwaarde dat daarin alle informatie is opgenomen. Opname in algemene voorwaarden volstaat daarbij niet. Een persoonlijk account op de website van de handelaar valt daar in beginsel evenmin onder, omdat dat (behoudens andersluidende gemotiveerde stellingen) de mogelijkheid openlaat voor de handelaar om de informatie eenzijdig te wijzigen.
Overige verplichtingen van de handelaar
In aanvulling op het vorenstaande geldt op grond van art. 6:230s lid 5 BW (kort weergegeven) nog het volgende. De consument die een beroep op het herroepingsrecht heeft gedaan is geen kosten verschuldigd voor de uitvoering of levering tijdens de ontbindingstermijn als art. 6:230m lid 1 sub h of j BW jegens hem niet is nageleefd of als hij er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht om al tijdens de ontbindingstermijn te beginnen met de levering van de diensten. Dit klemt te meer als moet worden geconcludeerd dat een verlenging van de ontbindingstermijn op grond van art. 6:230o BW aan de orde is. Ook dit punt moet de kantonrechter ambtshalve toetsen, zodat de voor die toetsing relevante gegevens voor hem beschikbaar moeten zijn als sprake is (geweest) van een herroeping door de consument.
Voorts geldt op grond van art. 6:230v lid 3 BW dat de handelaar zijn elektronisch bestelproces zodanig moet inrichten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze (al dan niet via een bestelknop of –button) duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, zulks op straffe van vernietigbaarheid van de overeenkomst. Ook over de voor de toetsing van dit punt relevante gegevens moet de kantonrechter beschikken.
Eisende partij moet stellen en onderbouwen
In geval van een gerechtelijke procedure moet de eisende partij stellen dat en hoe aan alle hiervoor genoemde verplichtingen is voldaan, zulks in ieder geval ten aanzien van de hiervoor besproken essentiële informatie en de onder het vorige kopje genoemde overige verplichtingen van de handelaar (indien van toepassing). Dat geldt niet alleen als de eisende partij zelf de dienstverlenende partij is, maar ook als de eisende partij via een cessie of anderszins in de rechten van de dienstverlenende partij is getreden.
Deze stellingen moeten bovendien worden gesubstantieerd en onderbouwende stukken moeten worden overgelegd. Kort gezegd, de eisende partij moet inzichtelijk maken wat de consument onder ogen heeft gekregen en heeft verklaard en dat daarmee aan de genoemde wettelijke verplichtingen is voldaan. Daartoe zijn in ieder geval van belang:
  • een al dan niet in printscreens of uitdraai van een belscript vastgelegde (voorbeeld)weergave van het bestelproces dat de consument doorloopt, waarin overzichtelijk en duidelijk is aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt en aan de eis van art. 6:230v lid 3 BW is voldaan. Als de bedoelde informatieverstrekking niet volgt uit de printscreens of het belscript, dan moet nader worden toegelicht en waar mogelijk met andere stukken worden onderbouwd dat en hoe de betreffende precontractuele verplichtingen dan wel zijn nageleefd.;
  • een kopie of afschrift van de in het concrete geval aan de gedaagde partij verstrekte duurzame gegevensdrager (een model of voorbeeld volstaat dus niet), waarin overzichtelijk en duidelijk is aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt dan wel bevestigd. Een persoonlijk account op de website van de handelaar volstaat niet als niet ten minste is gesteld en onderbouwd dat geen eenzijdige wijziging door de handelaar van de daar vermelde gegevens kan plaatsvinden.;
  • de overeenkomst of (order)bevestiging;
  • de volledige set toepasselijke algemene voorwaarden;
  • (als sprake is (geweest) van een herroeping door de consument:) het uitdrukkelijke verzoek van de consument als bedoeld in art. 6:230t lid 3 en art. 6:230v lid 8 jo art. 6:230s lid 5 BW.
Als toereikende stellingen en/of onderbouwing ontbreken, moet het er in beginsel voor worden gehouden dat niet aan de hiervoor genoemde verplichtingen is voldaan. Dat kan (verstrekkende) gevolgen hebben voor de toewijsbaarheid van de vordering.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen (in deze procedure)
Op basis van wat de eisende partij in deze procedure heeft gesteld en onderbouwd, moet worden vastgesteld dat ten aanzien van in ieder geval de essentiële informatie niet (volledig) is voldaan aan de hiervoor besproken (pre)contractuele informatieverplichtingen. Zo is onder meer geen (in printscreens of uitdraai van een belscript) vastgelegde weergave van het bestelproces dat de consument doorloopt overgelegd. Ook heeft de eisende partij niet de volledige set toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat de (pre)contractuele informatieverplichtingen op deze onderdelen niet zijn nageleefd.
De vraag is welke gevolgen dit voor de vordering moet hebben. Er is veel discussie, ook binnen de rechtspraak, over de vraag of en op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en (bij niet naleving) moet worden gesanctioneerd. De wet geeft immers niet steeds een duidelijke sanctie op een schending van de diverse informatieverplichtingen. Dat heeft er toe geleid dat het voor partijen en hun gemachtigden niet steeds voldoende helder was wat in een procedure van hen verlangd wordt met betrekking tot het stellen en substantiëren ten aanzien van de (pre)contractuele informatieverplichtingen. Daarom wordt aan eventuele tekortkomingen in deze zaak op dit moment geen sanctie verbonden, nu geen aanleiding bestaat te vermoeden dat de gevorderde hoofdsom onrechtmatig of ongegrond is. Daarbij is van belang de omstandigheid dat de gedaagde partij de diensten kennelijk zonder commentaar heeft aanvaard dan wel genoten.
Toekomstige procedures
Op basis van het bovenstaande moet nu voldoende duidelijk zijn wat in het kader van de wettelijke informatieverplichtingen ten aanzien van duurovereenkomsten en/of overeenkomsten tot dienstverlening wordt verwacht, zowel ten aanzien van het bestelproces als ten aanzien van de manier waarop een vordering op basis van koop op afstand of buiten de verkoopruimte moet worden onderbouwd. Zowel handelaren als hun rechtsopvolgers en gemachtigden mogen aldus in staat worden geacht om hun werk(proces) daarop in te richten. De kantonrechter gaat er vanuit dat de daarvoor eventueel benodigde aanpassingen voor het eind van dit jaar gerealiseerd zullen zijn.
Het niet voldoen aan de hierboven besproken (pre)contractuele informatieverplichtingen zal bij dagvaardingen die op of na 1 april 2021 nieuw worden aangebracht volledig worden gesanctioneerd. In tegenstelling tot het onderhavige vonnis zullen in dagvaardingen die op of na 1 april 2021 nieuw worden aangebracht dus wel sancties worden verbonden aan het niet voldoen aan de genoemde verplichtingen. Afgezien van de specifieke sancties die de wet op enkele van de informatieverplichtingen stelt, zal de (al dan niet partiële) vernietiging van de overeenkomst het uitgangspunt zijn bij schending van de informatieverplichtingen ten aanzien van informatie die hiervoor als essentieel is aangemerkt. Deze informatie is immers cruciaal voor de wils- en besluitvorming van de consument en zeker bij overeenkomsten als de onderhavige, die een langere looptijd kennen, is het van belang dat de consument zowel voor het sluiten van de overeenkomst als tijdens (en na) de looptijd over de betreffende informatie beschikt.
Het is aan de eisende partijen en hun gemachtigden om te bepalen of en hoe zij na 1 april 2021 procedures aanhangig wensen te maken. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het hen waar nodig uiteraard vrij staat om in toekomstige procedures de (al dan niet voorwaardelijke) vorderingen en grondslagen te wijzigen of aan te vullen en daarbij op voorhand rekening te houden met een eventuele vernietiging en de terugwerkende kracht en verdere gevolgen daarvan.
2.4
Gelet op de uitkomst van de procedure, zal de gedaagde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op:
€ 124,00 aan griffierecht;
€ 86,85 aan explootkosten;
€ 72,00 aan salaris gemachtigde.
2.5
De kantonrechter verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en uitgesproken op 2 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
(ldj)