ECLI:NL:RBGEL:2020:6506

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
05.134155.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juli 2018 betrokken was bij een verkeersongeval in Lunteren. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid in het verkeer, wat heeft geleid tot een aanrijding met een fietser, genaamd [slachtoffer]. De fietser raakte hierbij zwaar lichamelijk gewond, met onder andere aangezichtsfracturen en ribfracturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanrijding gehinderd werd door laagstaande zon, maar dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met deze situatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in voldoende mate heeft gekeken en zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie. De officier van justitie had een werkstraf en een rijontzegging geëist, en de rechtbank heeft deze straffen opgelegd, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere justitiële documentatie had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 80 uren taakstraf, met een voorwaardelijke rijontzegging van 4 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05.134155.19
Datum uitspraak : 8 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
Raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Lunteren in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de
Loenhorsterweg en gaande in de richting van de Schansweg, daarmede rijdende over de weg, de
Postweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin
bestaande dat verdachte,
ter hoogte van de kruising van deze weg, de Kruisbeekweg en de Schansweg,
terwijl hij, verdachte gehinderd werd door zonlicht,
niet in voldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende
mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting verkeer over die weg (de Postweg) naderde
en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg (de Postweg) en/of die kruising kon overzien en
waarover deze vrij was/waren en/of
rijdende met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur zijnde, -gelet op de verkeerssituatie
aldaar-, een te hoge snelheid,
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement naar links is afgeslagen,
gaande in de richting van die Schansweg, waarbij hij, verdachte een hem over dezelfde weg (de
Postweg) tegemoetkomende bestuurder van een fiets niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die hem, verdachte tegemoetkomende,
toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die
bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Lunteren in de gemeente Ede, als bestuurder van een
motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Loenhorsterweg en gaande in de
richting van de Schansweg, daarmede heeft gereden over de weg, de Postweg en
ter hoogte van de kruising van deze weg, de Kruisbeekweg en de Schansweg,
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
1990 naar links is afgeslagen, gaande in de richting van die Schansweg, waarbij hij, verdachte
een hem over dezelfde weg (de Postweg) tegemoetkomende bestuurder van een fiets niet voor
heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die hem, verdachte tegemoetkomende,
toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en/of die fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 juli 2018 reed verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto op de Postweg in Lunteren. Verdachte kwam uit de richting van de Loenhorsterweg en reed richting de Schansweg. Verdachte is op de kruising met de Kruisbeekweg en de Schansweg, met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur, linksaf geslagen richting de Schansweg. Daarbij is een aanrijding ontstaan met [slachtoffer] , die op een fiets van de andere kant over de Postweg kwam aangereden. [2] [slachtoffer] heeft daarbij diverse verwondingen opgelopen, te weten aangezichtsfracturen, ribfracturen met een klaplong, rug- en nekfracturen en een onderbeenfractuur. [3] [slachtoffer] is door het ongeval arbeidsongeschikt geraakt. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, in zie zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor het primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat het slachtoffer waarschijnlijk rechtsaf sloeg en daardoor geen tegemoetkomend verkeer was, dat niet kan worden gezegd dat verdachte zijn snelheid niet goed heeft geregeld en dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte beter had moeten en kunnen kijken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Het letsel van [slachtoffer] moet naar het oordeel van de rechtbank naar zijn aard worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
In het dossier bevindt zich een Verkeersongevallenanalyse van het bureau Forensische Opsporing van de politie. Daarin is aan de hand van de aangetroffen sporen op het wegdek en de voertuigen de positie van de voertuigen bepaald zoals die was op het moment van de botsing. Uit die analyse volgt dat de bestelauto van verdachte de fiets van het slachtoffer vrijwel midden op de kruising heeft geraakt. [5] Gelet op die botspositie was de fietser te opzichte van verdachte, ongeacht of hij van plan was rechtsaf te slaan richting de Kruisbeekweg (de tweede straat naar rechts vanuit de fietser bezien), op het moment van de botsing op deze niet-symmetrische kruising tegemoetkomend verkeer, nog rijdend op de Postweg. Verdachte had de fietser dus voor moeten laten gaan. Het ongeval is dan ook aan verdachte te wijten.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94. Daarvoor moet – volgens vaste rechtspraak – in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij linksaf de Schansweg in wilde slaan, werd verblind door de laagstaande zon. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de zonneklep aan de bestuurderskant, de rechtbank begrijpt: al eerder tijdens de autorit, naar beneden had geklapt. [6] De laagstaande zon kan dan ook niet als een verrassing zijn gekomen. Dat betekent dat verdachte bij het naderen van de bewuste kruising er rekening mee had moeten houden dat zijn zicht kon worden belemmerd door die laagstaande zon. In een dergelijke situatie is 40 kilometer per uur een te hoge snelheid om een kruising op te rijden, temeer daar verdachte bekend was met de bewuste kruising en dus wist dat daar drie straten elkaar kruisen. Daarnaast had verdachte direct op de rem moeten trappen op het moment dat hij bij het oprijden van de kruising werd verblind door de zon. Hij kon hierdoor immers niet waarnemen of er iemand op de kruising reed. Verdachte heeft dat nagelaten.
Daar komt nog bij dat uit het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat verdachte rijdend op de Postweg in de richting van de kruising gedurende een afstand van 126,37 meter, afgelegd in 8,3 seconden direct zicht kan hebben gehad op de fietser. [7] De rechtbank heeft geen reden aan dit rapport te twijfelen. Verdachte heeft verklaard de fietser niet te hebben gezien. [8]
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte onvoldoende heeft gekeken of er verkeer tegemoet kwam en onvoldoende zijn snelheid heeft aangepast aan de verkeerssituatie.
De rechtbank kwalificeert dit als aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en acht daarom het primair tenlastegelegde bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks16 juli 2018 te Lunteren in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de
Loenhorsterweg en gaande in de richting van de Schansweg, daarmede rijdende over de weg, de
Postweg,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin
bestaande dat verdachte,
ter hoogte van de kruising van deze weg, de Kruisbeekweg en de Schansweg,
terwijl hij, verdachte gehinderd werd door zonlicht,
niet in voldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende
mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting verkeer over die weg (de Postweg) naderde
en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg (de Postweg) en
/ofdie kruising kon overzien en
waarover deze vrij was
/warenen
/of
rijdende met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur zijnde, -gelet op de verkeerssituatie
aldaar-, een te hoge snelheid,
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement naar links is afgeslagen,
gaande in de richting van die Schansweg, waarbij hij, verdachte een hem over dezelfde weg (de
Postweg) tegemoetkomende bestuurder van een fiets niet voor heeft laten gaan en
/of
is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdie hem, verdachte tegemoetkomende,
toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en
/ofdie fiets, ten gevolge waarvan die
bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring aan verdachte een beperkte werkstraf op te leggen. Indien tevens een rijontzegging wordt opgelegd verzoekt de verdediging die geheel voorwaardelijk op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 oktober 2020.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout begaan waardoor een ander zwaar en blijvend letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht voor dat feit een werkstraf en een rijontzegging op zijn plaats. De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte daarvan rekening met de ouderdom van de zaak, met de omstandigheid dat verdachte geen justitiële documentatie heeft en het feit dat verdachte zelf - samen met zijn vader - langs is gegaan bij het slachtoffer. De rechtbank zal daarom de rijontzegging voorwaardelijk opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 legt op een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
4 (vier) maanden
 bepaalt, dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. R. Raat en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018318197, gesloten op 29 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 17.
3.Geneeskundige verklaring, p. 16.
4.Proces-verbaal verhoor slachtoffer d.d. 5 maart 2020, pv-nummer PL0600-2018318197-14.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 62-63.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 21.
7.Proces-verbaal aanvullend, p. 3-6.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.