ECLI:NL:RBGEL:2020:6541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
C/05/378559/KG RK 20/783
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 december 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. J.A. van Schagen, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Hij verzocht de zitting van 26 november 2020 aan te houden omdat hij nog niet beschikte over een document dat hij had opgevraagd via een Wob-verzoek. De rechter weigerde dit document op te vragen en wees het verzoek om aanhouding af, wat verzoeker als partijdig beschouwde.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat het handelen van de rechter geen aanwijzingen voor partijdigheid vertoonde. De rechter had aangegeven dat hij op de zitting zou vaststellen om welk document het ging en dat hij, indien nodig, vervolgstappen zou ondernemen. De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen had aangedragen die duiden op partijdigheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/378559/KG RK 20/783
proces verbaal van de mondelinge behandeling van 7 december 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.A. van Schagen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek inclusief bijlagen van 28 oktober 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 10 november 2020;
  • het e-mailbericht inclusief bijlagen van verzoeker van 13 november 2020;
  • het e-mailbericht inclusief bijlagen van verzoeker van 3 december 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 7 december 2020.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek telefonisch nader toegelicht.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht en vermeld dat hij niet bij de zitting van de wrakingskamer aanwezig zal zijn.
1.3.
De wrakingskamer heeft direct ter zitting een mondelinge beslissing genomen, die in uitgewerkte vorm, met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, als volgt luidt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met zaakgegevens ARN 20/2678 PW 105 (de hoofdzaak). Verzoeker heeft hier blijkens zijn schriftelijk verzoek het volgende aan ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand in het kader van het besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Het beroep zou op 26 november 2020 op zitting worden behandeld. Verzoeker heeft verzocht de zitting aan te houden omdat hij nog niet beschikt over een document dat hij door middel van een Wob verzoek bij het bestuursorgaan heeft opgevraagd. Dit document is volgens verzoeker van belang voor zijn Bbz-beroep. De rechter heeft geweigerd dit document bij het bestuursorgaan op te vragen en heeft zijn verzoek om de zitting aan te houden afgewezen. Uit de wijze waarop de rechter in deze procedure heeft gehandeld blijkt volgens verzoeker dat hij partijdig is.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet
worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die
zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot
een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief
gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van
het wrakingsverzoek van belang.
3.2.
De rechter heeft aangegeven dat hij verzoeker bij brief van 16 oktober 2020 heeft laten weten dat de zitting van 26 november 2020 doorgang zal vinden en dat op de zitting zal worden besproken of bepaalde essentiële stukken in het dossier ontbreken. Dit is een processuele beslissing. Voor de rechter was op voorhand niet duidelijk welk document verzoeker bedoelt en in welk verband dat document staat tot zijn Bbz-beroep. Het was de bedoeling van de rechter om op zitting vast te stellen om welk document het precies gaat en indien nodig vervolgstappen te ondernemen, zoals bijvoorbeeld het opvragen van het document bij de wederpartij.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit het handelen van de rechter – anders dan door verzoeker gesteld – geen partijdigheid blijkt. Het is aan de rechter om binnen de daarvoor bestaande wettelijke kaders het verloop van de procedure te bepalen en met het oog daarop bepaalde beslissingen te nemen. Het instrument van wraking is niet bedoeld om als rechtsmiddel te worden aangewend tegen processuele beslissingen, zoals hier aan de orde. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de rechter die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Uit het betoog van verzoeker blijkt niet van een zodanige aanwijzing.
3.4.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mr. J.M. Graat en mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Kosman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2020.
griffier
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open