‘(…)
U verzocht mij op hoofdlijnen de juridische positie van uw Vereniging te onderzoeken naar aanleiding van het voornemen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om, vooruitlopend op de implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, een Besluit te nemen (Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret) waarbij bepaalde voorschriften worden gesteld aan het in de handel brengen van een elektronische sigaret / navulverpakking. (…)
U wenst in een bestuursvergadering op 24 juni 2014 over uw juridische positie (en die van uw leden) te spreken en te besluiten of, en zo ja wanneer en op welke wijze, uw Vereniging in beginsel tegen onderdelen van het voorgenomen Besluit kan optreden. In het geval dat optreden in rechte in beginsel tot de mogelijkheden behoort en u daartoe besluit, wenst u pas diepgaandere studie van de juridische en feitelijke implicaties. U wenst in eerste instantie de kosten beperkt te houden.
De regelgeving bevindt zich in de fase van een ambtelijk concept dat op 26 mei 2014 in een ROW overleg mede met uw Vereniging is besproken. (…)
Op grond van het bovenstaande meen ik dat er goede gronden zullen zijn om de inwerkingtreding van de eisen (…) aan te vechten bij de Nederlandse rechter (…). De mogelijke verdere gronden zouden nader moeten worden onderzocht zodra de gegevens die wij dienen te bewijzen in een procedure bekend en beschikbaar zijn. Vooralsnog ga ik ervan uit dat in een eventuele procedure de buitenwerkingstelling van het Besluit (…) dient te worden gevorderd. (…) Wij zouden dan ook onderbouwd moeten kunnen aangeven wat wel een adequate overgangsperiode zou zijn. (…) Omdat ik begrijp dat de schadelijke effecten van het Besluit zich direct laten voelen na de inwerkingtreding en ingrijpen door de rechter ter voorkoming van schade geen uitstel kan lijden, voorzie ik dat een vordering in kort geding bij de Voorzieningenrechter de aangewezen weg zal zijn. (…) Een kort geding procedure stelt hoge eisen aan zowel de grondslagen die wij aanvoeren als het bewijs dat we daarvoor nodig hebben. (…)
Wat betreft de kosten van een zodanige procedure in kort geding is het speculatief nu al een betrouwbare inschatting te geven. De uiteindelijke regelgeving en de mogelijke verweren van de Staat moeten ook nog worden afgewacht. (…) Ik zou menen dat qua kosten van rechtsbijstand zeker met een bedrag van € 50.000 gerekend dient te worden. U treft bijgaand de Algemene voorwaarden aan die mijn kantoor daarbij verder hanteert. Wat de tariefstelling betreft, ben ik bereid u bij te staan voor een uurtarief van € 350. Uiteraard zal de bijstand zo kosten-efficiënt mogelijk gebeuren en waar mogelijk zal mijn collega mr. [naam 2] de werkzaamheden verrichten. Zijn uurtarief is € 265.
(…) Uiteindelijk zal – indien door de Minister met die brief niets wordt gedaan zoals de verwachting is – ik namens uw Bond en de leden de Staat een sommatiebrief sturen met de eis van een adequate overgangstermijn (…) alsmede de waarschuwing dat indien aan de sommatie om tenminste een adequate overgangstermijn aan te houden niet wordt voldaan uw Bond / de leden geen andere weg rest dan de rechter in kort geding om uw belangen en die van de leden te beschermen. (…)
(…)’