ECLI:NL:RBGEL:2020:6993

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
05.171562.20 en 05.049233.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in steekincident en vechtpartij op basis van noodweer

Op 31 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident en een vechtpartij. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, waaronder openlijk geweld in vereniging en poging tot moord. De zaak betrof twee incidenten: een vechtpartij op 26 februari 2019 in Arnhem en een steekincident op 26 juni 2020. In de eerste zaak was de verdachte samen met zijn neef betrokken bij een vechtpartij waarbij twee andere mannen gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de verwondingen had veroorzaakt. In de tweede zaak, waarin de verdachte werd beschuldigd van het steken van een man, oordeelde de rechtbank dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich en zijn neef had verdedigd tegen een dreigende situatie, en dat zijn reactie niet disproportioneel was. Hierdoor werd het beroep op noodweer geaccepteerd, wat leidde tot vrijspraak van beide feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, gezien de vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft ook een in beslag genomen mes teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/171562-20, 05/049233-19, 05/862935-13 (tul) en 21-003056-18 (tul)
Datum uitspraak : 31 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek in Zutphen.
Raadsvrouw: mr. S.M. Hoogenraad, advocaat in Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing van de omschrijving van de feiten (314a Strafvordering), onder parketnummer
05/171562-20ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2020 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven,
die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de lies en/of in de onderbuik, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2020 in de gemeente Arnhem aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond/snijwond in de lies en/of onderbuik, heeft toegebracht door die [benadeelde] , meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de lies en/of in de onderbuik, althans in het lichaam te steken en/of te snijden en/of te prikken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2020 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de lies en/of in de onderbuik, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 juli 2020 tot en met 21 oktober 2020 in de gemeente(n) Arnhem en/of Nieuwegein, althans in Nederland (telkens) opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [naam 2] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk, (vanuit de penitentiaire inrichting(en) waar verdachte verbleef),
- die [naam 2] telefonisch gesproken en/of gedurende deze/dit telefoongesprek(ken) gezegd
en/of gevraagd en/of opgedragen (meteen) contact op te nemen met zijn, verdachtes,
advocaat en/of zijn, [naam 2] , (persoons)gegevens aan die advocaat door te geven en/of aan
te geven dat hij, [naam 2] , een getuigenverklaring wil en/of kan afleggen en/of
- hiertoe aan die [naam 2] het telefoonnummer van zijn, verdachtes, advocaat gegeven, en/of
- tegen die [naam 2] gezegd en/of gevraagd gewoon zijn ding en/of over het voorval te
verklaren en/of dat ding te regelen, zodat verdachte sneller weer buiten zou zijn, althans
woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- tegen die [naam 2] gezegd wat hij tegenover de rechter en/of ambtenaar moet gaan verklaren,
namelijk dat hij, [naam 2] , kan laten zien en/of vertellen dat
* hij verdachte vasthield toen verdachte werd geslagen en/of
* hij, nadat verdachte hiervan was bijgekomen en het slachtoffer wilde aanvallen met zijn
vuisten, vervolgens verdachte heeft tegengehouden en/of vastgehouden en/of
* verdachte het slachtoffer nooit kan hebben gestoken en/of
* hij, [naam 2] , hoorde dat het slachtoffer achter hem werd gestoken en/of
* hij ook niet weet door wie het slachtoffer werd gestoken,
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [naam 2] meermalen, althans eenmaal, gezegd en/of gevraagd of die [naam 2] zijn,
verdachtes, advocaat al heeft gebeld,
althans woorden van soortgelijke aard of strekking.
Onder parketnummer
05/049233-19is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Arnhem openlijk, te weten op het Airborneplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam 3] en/of [naam 4] , door voormelde personen te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup voor [naam 3] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Arnhem [naam 3] heeft mishandeld door tegen het lichaam van die [naam 3] te schoppen en/of trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup ten gevolge heeft gehad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair en 2 van parketnummer 05/171562-20 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 05/049233-19.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
Voor zover nodig zal de rechtbank in het onderstaande op de standpunten ingaan.
Parketnummer05/171562-20
Feit 1
Op 26 juni 2020 heeft [benadeelde] op een strandje in Arnhem een verwonding in zijn lies opgelopen. Het letsel past bij een steekverwonding.
Verdachte heeft verklaard die avond op dat strandje te zijn geweest. Op een gegeven moment kwam er iemand op hem aflopen. Die persoon zei: ”Niet zo tegen mij praten, dat zei ik net ook al.” Verdachte had nooit een aanvaring met deze jongen gehad en vroeg zich af of die jongen wel bij de juiste was. Toen zei die jongen hetzelfde tegen iemand anders, die hij daarbij aanwees terwijl hij zei: “Of was jij het.” Verdachte heeft verklaard toen opeens een klap te hebben gekregen waardoor hij naar achteren strompelde. Toen verdachte weer was bijgekomen wilde hij die jongen een klap geven, maar [naam 2] kwam er tussen. Verdachte hoorde die jongen ineens zeggen dat hij gestoken was, maar verdachte heeft dat niet gedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er niet alleen voldoende wettig, maar ook overtuigend bewijs is dat verdachte [benadeelde] die avond wel heeft gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank is er inderdaad voldoende wettig bewijs. Maar de rechtbank heeft niet de overtuiging dat het verdachte is geweest die [benadeelde] heeft gestoken. Daarbij is een aantal omstandigheden van belang.
Op de betreffende avond waren er groepjes mensen op het strandje en uit de verklaringen in het dossier volgt dat er meerdere mannen met een donkere huidskleur, waaronder verdachte, aanwezig waren. Het incident waarbij [benadeelde] gewond is geraakt, vond plaats net na middernacht, terwijl er weinig verlichting was. Getuige [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat zij van een paar meter afstand heeft gezien dat de jongen die eerder op de avond met haar had geflirt, en van wie later via zijn Instagram-account bleek dat het verdachte was, een stekende beweging naar [benadeelde] maakte, maar zij heeft ook verklaard dat ze het allemaal niet heel goed heeft kunnen zien omdat het donker was. Volgens haar was er alleen nog licht van telefoons.
[benadeelde] heeft verklaard die dag meerdere malen GHB te hebben gebruikt en aangeschoten te zijn geweest. Verder ging alles volgens hem heel snel en was het donker zodat hij niet alles goed kon zien. Bij het tonen van foto’s van verdachte verklaart [benadeelde] : “Dat is hem volgens mij wel.”
De rechtbank overweegt dat niet valt uit te sluiten dat niet verdachte, maar iemand anders [benadeelde] heeft gestoken. Het was immers erg donker en er waren meerdere mannen met een donkere huidskleur aanwezig. Dat [getuige 1] en [benadeelde] verklaren geen andere personen dan verdachte te hebben gezien, betekent niet dat die er niet waren. De rechtbank noemt hier ook de verklaring van getuige [getuige 2] dat er een opstootje was tussen [benadeelde] en nog een paar personen. Dit past bij de verklaring van verdachte dat er naast hemzelf en [benadeelde] nog iemand in de buurt was en dat [benadeelde] deze persoon ook aansprak. De verklaring van [benadeelde] na het tonen van foto’s van (overigens uitsluitend) verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet erg overtuigend. Verder overweegt de rechtbank dat op sociale media kennelijk al snel vooral de naam van verdachte werd genoemd, hetgeen de verklaringen van getuigen kan hebben beïnvloed. Dat ook onderzoek is gedaan naar een mogelijke andere dader blijkt niet uit het dossier. De rechtbank vindt ook nog van belang dat verdachte in de telio-gesprekken consequent verklaart niet te hebben gestoken.
Dit alles maakt dat de rechtbank er niet van overtuigd is dat verdachte [benadeelde] heeft gestoken. Daarom zal hij worden vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
Tijdens zijn detentie heeft verdachte gesprekken gevoerd met [naam 2] , waarin hij met [naam 2] onder andere over het incident heeft gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de vrijheid van [naam 2] om een verklaring af te leggen, te beïnvloeden. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van feit 2.
Parketnummer05/049233-19 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2019 heeft op het Airborneplein in Arnhem een vechtpartij plaatsgevonden. Verdachte was samen met zijn neef [naam 1] en verder waren [naam 3] en
[naam 4] bij de vechtpartij betrokken. [2] Verdachte heeft een van de twee andere mannen een klap gegeven en de andere man heeft hij onderuit geveegd met zijn been. [3]
Overwegingen van de rechtbank
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat geen sprake is geweest van geweld dat in vereniging is gepleegd maar eerder van op zichzelf staande handelingen.
De rechtbank volgt dit niet nu in de beschrijving van de camerabeelden is beschreven dat alle betrokkenen met elkaar in gevecht gingen. [4] In een ander proces-verbaal is over de beelden beschreven:
“Hierop heb ik deze beelden bekeken en zag ik dat [naam 4] een kopstoot gaf aan een man die bij ons verbalisanten onbekend is gebleven. Ik zag hierop dat [verdachte] , alsmede de onbekende man [naam 4] , sloegen. Ik zag vervolgens dat [naam 3] , [verdachte] probeerde te slaan en dat vervolgens hij hem probeerde te trappen. Ik zag dat [verdachte] tegelijkertijd met de trap van [naam 3] , ook een trap gaf aan [naam 3] . Ik zag dat beide hierop hun evenwicht verloren en beide ten val kwamen. Ik zag dat [verdachte] gelijk weer opstond en dat [naam 3] bleef liggen. Ik zag vervolgens dat [naam 4] verder weer in gevecht raakte met de onbekende man en [verdachte] .” [5]
Hoewel verdachte heeft verklaard dat zijn neef niet echt heeft gevochten, heeft [naam 1] zelf verklaard dat hij een kopstoot kreeg en daarna een van de mannen (de grotere van de twee) een stoot heeft gegeven. [6] De rechtbank concludeert dat [naam 1] de hierboven bedoelde ‘onbekende man’ moet zijn geweest.
Uit het bovenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat steeds sprake is geweest van actie-reactie en niet van op zichzelf staande geweldshandelingen. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat [naam 3] zijn heup heeft gebroken. Uit het dossier volgt alleen dat hij door een ambulance is meegenomen omdat mogelijk zijn heup gebroken zou zijn en dat hij aan zijn heup is geopereerd, maar niet dat daadwerkelijk sprake was van een gebroken heup. [naam 3] heeft alleen verklaard dat zijn heup uit de kom was.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van beide feiten.
Volgens de officier van justitie was geen sprake van noodweer en heeft verdachte zelf (onnodig) de confrontatie gezocht. Als er al een noodweersituatie was, dan was de wijze van verdediging niet geboden en noodzakelijk.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van verdachte en zijn neef en de processen-verbaal over de beelden volgt dat de broers [naam 3 en 4] verdachte en zijn neef tegemoet liepen over de stoep en dat [naam 4] breed in het midden liep. Verdachte draaide zich om en zei hier iets van. Vervolgens ontstond een situatie van dreigende houdingen en wat geduw. Naar het oordeel van de rechtbank is het omslagpunt de kopstoot die [naam 4] aan [naam 1] gaf. Op dat moment ging het dreigen en duwen over in geweld en ontstond een noodweersituatie. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zichzelf en zijn neef mocht verdedigen. Verdachte heeft pas na de kopstoot geslagen en getrapt, waarbij die trap bovendien een reactie was op een trappende beweging die [naam 3] in de richting van verdachte maakte. Naar het oordeel van de rechtbank was de reactie van verdachte niet disproportioneel en wordt ook voldaan aan de subsidiariteitseis, zeker omdat de jongere neef, de vriendin en het zes dagen oude zoontje van verdachte ook nog ter plekke waren.
Dit betekent dat het beroep op noodweer slaagt en verdachte zal worden vrijgesproken van feit 2. De rechtbank zal bij de beoordeling van de strafbaarheid van het feit ingaan op de consequenties van dit oordeel voor feit 1.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer
05/049233-19als feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 februari 2019 te Arnhem openlijk, te weten op het Airborneplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam 3] en
/of[naam 4] , door voormelde personen te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup voor [naam 3] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/049233-19
feit 1:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen slaagt het beroep op noodweer. Daarom zal verdachte voor feit 1 (parketnummer 05/049233-19) worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De beoordeling van het beslag

In de zaak met parketnummer 05/171562-20 is een mes in beslag genomen. Dat mes kan worden teruggegeven aan de rechthebbende.

7.De beoordeling van de civiele vordering

[benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend (05/171562-20). Hij vordert, zoals ter zitting nader toegelicht door zijn advocaat, vergoeding van de materiële schade van € 305,- en een bedrag van € 5.000,- smartengeld.
Gelet op de vrijspraak van verdachte zal [benadeelde] niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 05/862935-13 en

21-003056-18)

De rechtbank heeft verdachte op 27 oktober 2014 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een proeftijd van vijf jaar (05/862935-13).
Het hof heeft verdachte op 25 juli 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van elf dagen, met een proeftijd van twee jaar (21-003056-18).
Gelet op de beslissingen in onderhavige zaken, zullen de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straffen worden afgewezen.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer
05/171562-20ten laste gelegde feiten en van het onder parketnummer
05/049233-19als feit 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart het onder parketnummer
05/049233-19als feit 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 gelast de teruggave van mes (in beslag genomen in de zaak met parketnummer
05/171562-20) aan de rechthebbende;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] (parketnummer
05/171562-20) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen af (parketnummers
05/862935-13en
21-003056-18).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2020.
Mrs. Yeniay-Cenik en Bak zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs inzake parketnummer
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 12-13 en proces-verbaal van bevindingen, p. 44-46.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 51-55.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44-46.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 48-49.
6.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 56-60.