Uitspraak
2.De standpunten
3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
rechtbank begrijpt: ter hoogte van de Haringvliet) ineens met forse snelheid wordt ingehaald. De auto stopt direct voor hem. Verdachte ziet op dat moment dat het de gele [voertuig 1] van het tankstation is. Verdachte ziet aan de linker achterzijde iemand uit de auto stappen. De jongen (hierna: [slachtoffer] ) loopt in zijn richting. Verdachte is net met een mes bedreigd en is bang. Hij denkt dat ze naar hem toe komen. Hij wil weg en raakt in paniek. De Haringvliet is de beste optie om weg te komen, aldus verdachte.
- de gemiddelde reactietijd van een weggebruiker is ongeveer 1 seconde, dit betekent bijvoorbeeld dat de tijd tussen het zien dat een stoplicht op rood springt en het intrappen van de rem ongeveer 1 seconde is;
- de afstand tussen de plaats naast de achterdeur van de [voertuig 1] en de plaats waar [slachtoffer] is aangereden, is iets meer dan 2 meter geweest;
- 4,066 seconden na het begin van de opname gaat het remlicht van de [voertuig 2] uit. De [voertuig 2] remt af tot een snelheid van ongeveer 4 tot 5 kilometer per uur. [slachtoffer] stapt links achter uit de [voertuig 1] ;
- 0,87 seconde later loopt [slachtoffer] in de richting van de [voertuig 2] . Op de beelden behorende bij dit moment (0,87 seconden dan wel met de maximale foutmarge inbegrepen 1,07 seconden na het eerste moment) is een begin van een stuurbeweging van verdachte naar links te zien. Volgens de computersimulatie van de politie kan verdachte op dat moment [slachtoffer] zien, zij het dat het zicht op [slachtoffer] gedeeltelijk door de linker voorstijl wordt ontnomen;
- de [voertuig 2] maakt de bocht van de Kayersdijk naar de Haringvliet in een vloeiende beweging en stuurt, vanuit de auto gezien, naar de linker kant van de weg;
- opnieuw 0,18 seconde later loopt [slachtoffer] verder in de richting van de [voertuig 2] en beweegt zijn rechter arm naar boven. Volgens de computersimulatie van de politie kan verdachte [slachtoffer] zien;
- weer 0,8 seconde later bevindt [slachtoffer] zich nu (direct) voor de [voertuig 2] , waarna hij 0,02 seconde later met een snelheid van 13 kilometer per uur (daarna oplopend) wordt geraakt en vervolgens uit het zicht (en beeld) verdwijnt;
- kort hiervoor, slechts 0,5 seconde voor de aanrijding bevindt [slachtoffer] zich pas in de baan van de [voertuig 2] en kan verdachte dat door de voorruit zien;
- dit betekent dat binnen 1,87 seconden na het uitstappen van [slachtoffer] hij door de auto wordt geraakt en uit het beeld verdwijnt;
- 1,52 seconden hierna is te zien dat de [voertuig 2] op lift aan de achterzijde. Dit geldt ook voor het moment 0,8 seconde later. [slachtoffer] wordt hier vermoedelijk overreden.
- met een personenauto in de richting van [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden;
- tegen die [slachtoffer] is gereden (waardoor hij is gevallen);
- en/of over het lichaam van [slachtoffer] is gereden.
- doodslag (primair);
- zware mishandeling met de dood ten gevolg (subsidiair);
- mishandeling met de dood ten gevolg (meer subsidiair);
- het schuldig zijn aan een verkeersongeluk, waardoor [slachtoffer] is overleden (nog meer subsidiair);
- gevaarlijk en/of hinderlijk gedrag op de weg (meest subsidiair).
- doodslag op [slachtoffer] (primair);
- zware mishandeling van [slachtoffer] met de dood ten gevolg (subsidiair);
- mishandeling van [slachtoffer] met de dood ten gevolg (meer subsidiair).
4.De beoordeling van de civiele vorderingen
- [nabestaande 1] (moeder): € 38.837,48 (€ 11.337,48 aan materiële kosten, een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade en een bedrag van € 10.000,- aan shockschade);
- [nabestaande 2] (vader): € 33.956,66 (€ 6.456,66 aan materiële kosten, een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade en een bedrag van € 10.000,- aan shockschade);
- [nabestaande 3] (broer): € 31.363,13 (€ 3.863,13 aan materiële kosten, een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade en een bedrag van € 10.000,- aan shockschade).