sprake is van een individuele en buitensporige last als volgt. Belastingheffing is te
beschouwen als regulering van eigendom in de zin van artikel 1 van het EP bij het EVRM.
Elke inbreuk door de Staat op het ongestoorde genot van eigendom moet in
overeenstemming met het nationale recht zijn en een legitiem doel in het algemeen belang
nastreven. Een inbreuk is slechts toegestaan als er een redelijke mate van evenredigheid
bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat ermee wordt nagestreefd. Dit vereist een
redelijke verhouding tussen het algemeen belang en de bescherming van individuele rechten.
Van een dergelijke verhouding is geen sprake als de betrokkene wordt getroffen door een
individuele en buitensporige last. De wetgever komt een ruime beoordelingsvrijheid toe waar
het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keuze van de middelen
om dit belang te dienen. Een keuze van de wetgever binnen die beoordelingsvrijheid kan
voor een belastingplichtige alleen dan leiden tot een individuele en buitensporige last indien
en voor zover deze last zich in zijn geval sterker laat voelen dan in het algemeen3. Bij de
beoordeling van de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last moeten de gevolgen van de heffing van box 3 worden bezien in samenhang met de gehele financiële
situatie van betrokkene, waarbij het inkomen uit werk en woning en uit aanmerkelijk belang
een belangrijk aanknopingspunt vormen.