In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 16 december 2020, zijn twee procedures gevoegd. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. den Besten, vordert schadevergoeding van de gedaagden, twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaten mr. O.B. Zwijnenberg en mr. D.G. Rosenquist. De kern van de zaak betreft de aansprakelijkheid van de gedaagden voor schade die de eiser heeft geleden als gevolg van een tekortkoming in de uitvoering van een beveiligingssysteem dat door de eiser was geïnstalleerd. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen waarin de eiser werd opgedragen bewijs te leveren dat hij zich had kunnen verzekeren tegen de schade die hij heeft geleden. De eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een toelichting op een aansprakelijkheidsverzekering en een clausuleblad. De gedaagden betwisten dat de eiser zich had kunnen verzekeren en stellen dat de schade niet het gevolg is van hun tekortkoming. De rechtbank oordeelt dat de eiser voldoende bewijs heeft geleverd dat de schade onder de verzekering valt en dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechtbank wijst de vorderingen van de gedaagden af en verklaart de veroordelingen ten aanzien van de gedaagde sub 1 uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.