ECLI:NL:RBGEL:2020:7157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
C05/362011/HA RK 19-311
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake de vervallenverklaring van erfgenaamschap en testamentaire last

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het verzoek behandeld van de Stichting Individuele Vertegenwoordiging en Beheer voor de Zorgsector (IVB) om het door de Stichting TOBRA als enig erfgenaam verkregen recht uit het testament van erflater te vervallen te verklaren. De zaak betreft de nalatenschap van erflater, die zijn zoon, [zoon erflater], als lastbevoordeelde heeft benoemd in zijn testament. IVB, als bewindvoerder van [zoon erflater], stelt dat TOBRA haar verplichtingen uit het testament niet nakomt en verzoekt de rechtbank om de vervallenverklaring van het erfgenaamschap.

De rechtbank heeft de procedure in gang gezet op basis van een verzoekschrift van IVB, waarin zij haar bezorgdheid uitspreekt over de uitvoering van de testamentaire last door TOBRA. IVB heeft herhaaldelijk om informatie gevraagd over hoe TOBRA invulling geeft aan haar statutaire doelstellingen en de last verbonden aan de nalatenschap, maar heeft geen bevredigende antwoorden ontvangen. TOBRA heeft als verweer aangevoerd dat zij beperkte financiële middelen heeft en dat de uitvoering van de last daardoor bemoeilijkt wordt. De rechtbank oordeelt dat TOBRA in de gelegenheid moet worden gesteld om bewijs te leveren van haar uitvoering van de testamentaire last.

De rechtbank heeft TOBRA de mogelijkheid gegeven om voor 1 juni 2020 de benodigde stukken over te leggen, waaronder de boedelbeschrijving van de nalatenschap, bankafschriften en andere relevante documenten. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, zodat de rechtbank kan beoordelen of TOBRA aan haar verplichtingen heeft voldaan en of de vervallenverklaring van het erfgenaamschap gerechtvaardigd is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/362011 / HA RK 19-311
tussenbeschikking van 2 april 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING INDIVIDUELE VERTEGENWOORDIGING EN BEHEER VOOR DE ZORGSECTORin haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [zoon erflater] , vertegenwoordigd door mevrouw A. Vlutters,
gevestigd te Warnsveld,
verzoekster,
advocaat mr. M.H. Hogeman te Zutphen,
tegen
de stichting
STICHTING TOBRA, vertegenwoordigd door de heer J.P.E. Braakman
gevestigd te [woonplaats] , [gemeente] ,
verweerster,
advocaat mr. W.H. van Zundert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna IVB en TOBRA worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 11 november 2019 met bijlagen
  • het verweerschrift van 5 februari 2020 met bijlagen
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 februari 2020 inclusief de aantekeningen van de advocaten van IVB en TOBRA.

2.De feiten

2.1.
[zoon erflater] (hierna: [zoon erflater] ) is de zoon van [erflater] , overleden op [datum] (hierna: erflater) en [erflaatster] , overleden op [datum] (hierna: erflaatster).
2.2.
Bij leven hebben de ouders van [zoon erflater] op [datum] samen met [Oprichter 1] en [oprichter 2] TOBRA opgericht.
2.3.
TOBRA heeft als statutaire doelstelling:
“a. de zorg en de verlichting van het lot van enkelvoudig en meervoudig gehandicapte personen;b. de zorg en verlichting van het lot van [zoon erflater] (…).”.Deze statutaire doelstelling tracht TOBRA onder meer te verwezenlijken door:
“-de exploitatie van de boerderij aan de [adres] te [woonplaats] , [gemeente] , en de daarbij behorende gronden alsmede het beheer daarvan;-andere wettige middelen, welke voor het bereiken van de doelstellingen van de stichting bevorderlijk kunnen zijn.”
2.4.
Bij testament van 29 november 1996 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Daarin heeft hij onder meer het volgende bepaald:
“Ik benoem tot enig erfgenaam van mijn nalatenschap(…)
Tobra (…), en zulks onder de last voor die stichting om met het door haar verkregen vermogen uit mijn nalatenschap het lot en de leefomstandigheden van enkelvoudig en meervoudig gehandicapte personen, in het bijzonder die van mijn genoemde zoon ( [zoon erflater] ) te verlichten”.
2.5.
Bij akte van [datum] hebben de ouders van [zoon erflater] de boerderij met gronden aan de [adres] te [woonplaats] , [gemeente] (hierna: de boerderij) aan TOBRA overgedragen. De koopsom van fl. 885.700,00 is omgezet in een lening en op de boerderij is ten gunste van de ouders een hypotheek gevestigd ter zekerheid.
2.6.
In het testament van erflater is TOBRA tevens benoemd tot executeur.
2.7.
Op [datum] , na het overlijden van erflater, is de zoon van [Oprichter 1] en [oprichter 2] , te weten [bestuurslid] , als bestuurslid toegetreden tot TOBRA.
2.8.
Bij beschikking van 14 maart 2017 heeft de rechtbank Gelderland de goederen die (zullen) toebehoren aan [zoon erflater] onder bewind gesteld, met benoeming van IVB tot bewindvoerder.
2.9.
Eveneens bij beschikking van 14 maart 2017 heeft de rechtbank Gelderland mentorschap ingesteld ten behoeve van [zoon erflater] , met benoeming van [Oprichter 1] tot mentor.
2.10.
In 2019 hebben zich familieleden van [zoon erflater] bij IVB gemeld, waarna IVB op de hoogte is gekomen van de boerderij met gronden, het bestaan en het doel van TOBRA en nog later het testament.

3.3. Het verzoek

3.1.
IVB verzoekt de rechtbank op grond van artikel 4:131 Burgerlijk Wetboek (BW) het door TOBRA als enig erfgenaam ingevolge het testament van erflater verkregen recht vervallen te verklaren.
3.2.
Aan het verzoek heeft IVB het volgende ten grondslag gelegd. IVB heeft bij TOBRA herhaaldelijk navraag gedaan en verzocht om toezending van, althans inzage in, bescheiden waaruit blijkt of en zo ja, hoe TOBRA invulling geeft aan haar statutaire doelstelling en aan de last verbonden aan de nalatenschap van erflater en erflaatster. Uit de door IVB van TOBRA ontvangen bescheiden blijkt niet anders dan het aanstippen van punten op hoofdlijnen zonder dat onderliggende stukken zijn overgelegd. TOBRA heeft IVB gewezen op de [Stichting] waar [zoon erflater] verblijft met de mededeling dat zij over alle benodigde stukken zou beschikken. Echter, navraag heeft geleerd dat deze stichting niets kan aanleveren. In ieder geval wordt, aldus IVB, het lot van [zoon erflater] op geen enkele wijze financieel verlicht, door bijvoorbeeld een bijdrage in de kosten van verzorging. Verder heeft IVB gehoord dat de boerderij in zeer desolate toestand verkeert, terwijl TOBRA de boerderij dient te exploiteren.
3.3.
TOBRA voert verweer, hetgeen hierna, voor zover van belang, aan de orde zal komen.

4.De beoordeling

4.1.
TOBRA heeft allereerst als verweer aangevoerd dat het verzoek van IVB om het door TOBRA als erfgenaam van de nalatenschap van erflater vervallen te verklaren, dient te worden afgewezen op grond van verjaring als bedoeld in artikel 4:54 BW. Dit verweer gaat niet op. Deze bepaling ziet immers op een rechtsvordering tot vernietiging van een testament. Daarvan is hier geen sprake. Vervolgens heeft TOBRA als verweer aangevoerd dat het verzoek van IVB dient te worden afgewezen op grond van verval van recht als bedoeld in artikel 4:45 BW. Dit verweer gaat evenmin op. Deze bepaling heeft betrekking op een voorwaarde of last die onmogelijk te vervullen is of die in strijd is met de goede zeden, de openbare orde of een dwingende wetsbepaling. Ook dit is hier niet aan de orde.
4.2.
Anders dan TOBRA als verweer heeft aangevoerd hoeft IVB als bewindvoerder over het vermogen van [zoon erflater] de boedelbeschrijving van dit vermogen niet aan de mentor van [zoon erflater] , [Oprichter 1] , te verstrekken. De mentor gaat immers over het lichamelijk en geestelijk welzijn van [zoon erflater] , de bewindvoerder over diens vermogen. Evenmin hoeft IVB als bewindvoerder rekening en verantwoording af te leggen over het vermogen van [zoon erflater] aan de mentor. IVB is slechts rekening en verantwoording verschuldigd aan de kantonrechter.
4.3.
Artikel 4:131 BW luidt:
1. Een erfgenaam of legataris op wie een testamentaire last rust, verkrijgt zijn recht onder de ontbindende voorwaarde dat het wegens niet-uitvoering van de last wordt vervallen verklaard door de rechter.2. De vervallenverklaring kan door de rechter worden uitgesproken op verzoek van elke onmiddellijk bij de vervallenverklaring belanghebbende.
4.4.
IVB kan als belanghebbende worden aangemerkt, nu zij bewindvoerder is van de zoon van erflater ( [zoon erflater] ) – de lastbevoordeelde en de versterferfgenaam –. De rechter ‘kan’ de vervallenverklaring uitspreken. Daarbij moet de rechter beoordelen of de aard van het verzuim van dien aard is dat dit een vervallenverklaring rechtvaardigt.
4.5.
TOBRA heeft als verweer aangevoerd dat zij beperkte financiële mogelijkheden heeft om uitvoering te geven aan de last. De bedoeling was om de boerderij in stand te houden, zodat [zoon erflater] ook na het overlijden van zijn ouders daar het weekend kon doorbrengen. TOBRA zorgde eenmaal per veertien dagen voor het brengen en halen en met diverse mantelzorgers voor het verblijf. Het laatste halfjaar is [zoon erflater] niet meer op de boerderij geweest. Volgens TOBRA is het niet meer verantwoord dat hij vervoerd wordt. Daarnaast was het de bedoeling een zorgboerderij te realiseren, maar dat kon niet worden gerealiseerd vanwege een minnelijke regeling tussen erflater (verpachter) en zijn neef (pachter), waardoor er onvoldoende financiële middelen waren, deze waren slechts voldoende om de boerderij in de staat te houden waarin deze zich bij het overlijden van erflater bevond. TOBRA heeft een bewijsaanbod gedaan.
4.6.
De rechter zal TOBRA in de gelegenheid stellen om te bewijzen of welke wijze zij, gelet op de door haar gestelde beperkte financiële middelen, voldaan heeft aan de testamentaire last door overlegging van de volgende stukken:
  • de boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater, die TOBRA als executeur heeft moeten opmaken, waaruit blijkt wat de omvang van de nalatenschap van erflater was op het moment van zijn overlijden;
  • bankafschriften waaruit het verloop van het vermogen uit de nalatenschap van erflater blijkt gedurende de jaren 2004 tot en met heden;
  • de minnelijke regeling tussen erflater (verpachter) en zijn neef (pachter);
  • een overzicht van de kosten van de instandhouding van de boerderij en de inkomsten uit pacht gedurende de jaren 2004 tot en met heden;
  • stukken waaruit blijkt op welke wijze TOBRA van 2004 tot en met heden voldaan heeft aan de testamentaire last.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt TOBRA in de gelegenheid voor 1 juni 2020 de in rechtsoverweging 4.6 genoemde stukken over te leggen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020.