ECLI:NL:RBGEL:2020:793

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
C/05/365530 / FZ RK 20/216
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz in de ambulante setting

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking. De officier van justitie verzocht om verlenging van de op 28 januari 2020 opgelegde crisismaatregel, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en suïcidaliteit. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat en zorgprofessionals van GGZ Centraal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De betrokkene heeft zich suïcidaal geuit en heeft vernielingen aangericht in de beschermde woonvorm. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde vormen van zorg noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden. De betrokkene kan in de thuissituatie bij zijn vader verblijven, waar hij de benodigde behandeling en medicatie kan ontvangen. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 21 februari 2020.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.J.J.M. Weijnen, en is op 7 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/365530 / FZ RK 20/216
Datum mondelinge uitspraak: 31 januari 2020
schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.Ü. Özsüren te Harderwijk.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 januari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 28 januari 2020 opgelegde crisismaatregel.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 28 januari 2020;
- de medische verklaring van 28 januari 2020;
- relevante politiegegevens van 29 januari 2020;
- relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van 29 januari 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020, op de locatie GGZ Centraal, locatie Veldwijk te Ermelo.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mw. P. Caarls, als aios verbonden aan GGZ Centraal;
- dhr. H. Kelling, als verpleegkundige verbonden aan GGZ Centraal;
- vader van betrokkene.
1.5.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige materiële schade. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Betrokkene is bekend met een autismespectrumstoornis en heeft een verstandelijke beperking.
2.2.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene is in de beschermde woonvorm door het lint gegaan, heeft er vernielingen aangericht en zichzelf geprobeerd te verwonden en heeft zich suïcidaal geuit.
2.3.
Ter zitting is gebleken dat de opname van betrokkene voor de nodige rust heeft gezorgd. Ook is snel duidelijk geworden dat een langere opname niet passend is voor betrokkene. Behandeling is nodig, met medicatie, en betrokkene kan daarbij verblijven bij zijn vader. Zonder een voortzetting van de crisismaatregel is het risico groot dat betrokkene zal terugvallen in zijn spanningen en boosheid.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, te weten:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Ter zitting is besproken dat de verzochte vorm van zorg ‘
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’ inhoudt dat betrokkene in de thuissituatie bij zijn vader gehouden is aan het nakomen van de afspraken met zijn behandelaren, zowel op de locatie van GGZ Centraal als de huisbezoeken door zijn behandelaren.
Eveneens ter zitting is besproken dat de verzochte beperking in het gebruik van communicatiemiddelen niet (langer) nodig is.
2.5.
In het verzoekschrift heeft de officier van justitie eveneens de volgende vormen van zorg verzocht:
  • insluiten;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • opname in een accommodatie.
Met inachtneming met hetgeen de aois ter zitting heeft toegelicht, is de rechtbank van oordeel dat deze vormen van zorg niet langer passend en geboden zijn. Betrokkene heeft behandeling en medicatie nodig, maar een langere opname lijkt contraproductief te werken. Betrokkene lijkt meer gebaat bij behandeling vanuit de thuissituatie bij de vader. Voorts is ter zitting besproken dat betrokkene mogelijk op termijn weer terug kan keren naar de beschermde woonsituatie.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 zijn genoemd ten aanzien van
[betrokkene]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 februari 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020 door mr. A.J.J.M. Weijnen, rechter, in tegenwoordigheid van [griffier] , griffier, en op
7 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.