Bijlagen
Dienstenrichtlijn
Artikel 10
Vergunningsvoorwaarden
1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en ondubbelzinnig;
e) objectief;
f) vooraf openbaar bekendgemaakt;
g) transparant en toegankelijk.
(…)
1. Een bevoegde instantie beperkt een vergunning die zij al dan niet voor onbepaalde tijd kan verlenen niet in geldigheidsduur, tenzij:
a. die geldigheidsduur automatisch wordt verlengd,
b. het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang, of
c. een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang.
2. Een vergunning waarvan de geldigheidsduur uitsluitend afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de vergunningsvoorwaarden wordt aangemerkt als een vergunning voor onbepaalde tijd.
3. Onder een vergunning met beperkte geldigheidsduur wordt niet verstaan een vergunning die op grond van wettelijke voorschriften of aan de vergunning verbonden voorwaarden zijn geldigheid verliest indien een dienstverrichter niet binnen de daartoe in de vergunning gestelde termijn zijn dienstverrichtingen aanvangt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. vergunningen die naar hun aard beperkt zijn in de tijd;
b. vergunningen waarvan het aantal beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden.
5 Een bevoegde instantie verleent een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, voor een passende beperkte duur.
APV Nijmegen
Artikel 1.13 Termijnen
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, informatie te verstrekken vanuit een voertuig dan wel diensten aan te bieden.
2. Het is de rechthebbende op een voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen.
6. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Beleidsregels standplaatsen
Vaste standplaatsen
2. Een vergunning voor een vaste standplaats wordt verleend voor een periode van maximaal vijf jaar. Na deze periode wordt opnieuw besloten op vergunningaanvragen. Dit wordt via een publicatie bekend gemaakt (waarbij vooraf duidelijke informatie wordt gegeven over de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria.)
Vaste standplaatsen in het centrum
4. Op dit moment (2017) zijn er nog 8 vaste standplaatsvergunningen verleend in het centrum. Door het toenemende aantal bezoekers en het toenemende aantal evenementen in het centrum wordt de druk op de openbare ruimte steeds groter. De vaste standplaatsen zorgen steeds vaker voor ongewenste ruimtelijke situaties, zoals een goede doorstroom van passanten en een veilige overzichtelijke (verkeer)situatie. De vaste standplaatsen voegen niets meer toe aan het bestaande aanbod in het centrum. Nieuwe aanvragen voor een vaste standplaatsvergunning in het centrum worden niet meer verleend in het belang van de verkeersvrijheid en –veiligheid en het voorkomen en beperken van overlast. Na afloop van de geldigheid van de bestaande vaste standplaatsvergunning voor het centrum, of zoveel eerder als de vergunninghouder van een vaste standplaats in het centrum het verzoek doet om de vergunning in te trekken, wordt opnieuw getoetst aan de weigeringsgronden genoemd in de APV en het beleid of voor de betreffende locatie een vergunning verleend kan worden. Dit zal leiden tot een (geleidelijke) afname van het aantal vaste standplaatsen in het centrum.
Vaste standplaatsen buiten het centrum
5. Bij buurt- en wijkwinkelcentra, grote solitaire supermarkten, bij locaties voor perifere detailhandel (zoals Woonboulevard, bouwmarkten), bij de NS stations Lent, de Goffert en Heijendaal en bij de Goffertweide worden maximaal twee standplaatsen ingenomen.
6. Op één standplaatslocatie kan meer dan één vergunning worden verleend. Er kunnen echter nooit meer dan het maximaal vastgestelde aantal vaste standplaatsen tegelijk standplaats innemen.
18. Nieuwe initiatieven, die een meerwaarde (kunnen) hebben voor de stad, worden voorgelegd aan het college. Op basis van een brede belangenafweging kan het college besluiten of er in de openbare ruimte nog plaats is voor extra standplaatsen en of deze standplaatsen een meerwaarde hebben voor de stad. Ook kan het college de geldigheid van deze vergunning nader bepalen. Een vergunning is mogelijk als de gemeente vindt dat andere belangen zwaarder wegen dan de belangen op grond waarvan de vergunning volgens het beleid niet kan worden verleend (bijvoorbeeld maatschappelijk toegevoegde waarde).