In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de vraag centraal of er sprake is van verzekerde zorg en of de indicatiestelling door de verpleegkundige voldoende inzichtelijk en navolgbaar is. De eiser, een besloten vennootschap, heeft een vordering ingesteld tegen de N.V. Univé Zorg, waarbij zij stelt dat de zorg die zij heeft geleverd aan haar patiënten onder de dekking van de Zorgverzekeringswet valt. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat er sprake is van een rechtsgeldige cessie, maar Univé heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een beroep gedaan op artikel 3:94 lid 4 BW, wat door de eiser als misbruik van recht wordt bestempeld.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de bewijslevering door de eiser, die een verklaring heeft overgelegd van een hbo-verpleegkundige en indicatiesteller. Deze verklaring geeft inzicht in de medische context van de zorg die aan de patiënten is verleend. De rechtbank oordeelt dat de verklaring voldoende onderbouwing biedt voor de zorg die is geleverd, en dat de kritiek van Univé op de indicatiestelling niet opweegt tegen de noodzaak van zorg voor de patiënten. De rechtbank concludeert dat de zorg voor de meeste patiënten onder de dekking van de verzekering valt, met uitzondering van een specifiek onderdeel dat niet voldoende was onderbouwd.
De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en de eiser is in de gelegenheid gesteld om een berekening van de gefactureerde zorg over te leggen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot een latere zitting.