Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal hem daarvan vrijspreken.
3.De bewezenverklaring
of omstreeks26 november 2019 te Epe in de gemeente Epe, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto
, bestelbus), komende uit de richting Heerde en
/ofgaande in de richting van Epe, daarmee rijdende op de weg, de Heerderweg, ter hoogte van gezien zijn, verdachtes, rijrichting een aan de linkerzijde van die weg gelegen inrit, naar links gaand, doende was die inrit op te rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
/of
/of
/ofde bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig ten val is gekomen,
(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De beoordeling van de civiele vordering
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
geldboetevan
20 (twintig) dagen hechtenis.
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 12.500,-- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 12.500,-- aan affectieschade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan maximal 1 dag gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2021.