ECLI:NL:RBGEL:2021:1233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
AWB 21_1379
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met verkeersbesluit en belanghebbendheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem. Het college had op 12 maart 2020 een ontwerp verkeersbesluit ter inzage gelegd, waartegen verzoeker op 22 april 2020 een zienswijze had ingediend. Na de definitieve vaststelling van het verkeersbesluit op 17 september 2020, heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd echter op 9 november 2020 ingetrokken, maar op 10 maart 2021 diende verzoeker opnieuw een verzoek in.

Tijdens de zitting op 15 maart 2021, waar verzoeker en de gemachtigden van het college aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen belanghebbende is bij het verkeersbesluit, omdat zijn belangen niet specifiek en individueel zijn, maar algemeen van aard. Dit betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn beroep en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de belangen van verzoeker niet voldoende onderscheiden zijn van die van andere weggebruikers en bewoners ter plaatse.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1379
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 maart 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem (het college), (gemachtigde: N. Faber).

Als derde-partij neemt aan het geding deel
: het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
(gemachtigde: H. Hermsen).

Procesverloop

Het college heeft op 12 maart 2020 een ontwerp verkeersbesluit ter inzage gelegd.
Verzoeker heeft op 22 april 2020 een schriftelijke zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren gebracht.
Bij besluit van 17 september 2020 heeft het college een definitief verkeersbesluit genomen.
Verzoeker heeft tegen het verkeersbesluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 9 november 2020 heeft hij dit verzoek ingetrokken, omdat niet eerder dan begin 2021 met de werkzaamheden zou worden begonnen.
Op 10 maart 2021 heeft verzoeker opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft via een beeld- en/of geluidverbinding plaatsgevonden op 15 maart 2021. Verzoeker is verschenen. Namens het college zijn verschenen de gemachtigde, B.H.K. Stokman, M.H.A. Cornelissen en W.E. Thus. Het college van gedeputeerde staten is vertegenwoordigd door de heer H. Hermsen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?
1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het verkeersbesluit tot het beëindigen van het oversteken van langzaam verkeer op de Europaweg ter hoogte van de Vancouverstraat en de Auroraweg in Doetinchem. Niet alle indieners van het beroepschrift tegen dat besluit hebben ook het verzoekschrift voor een voorlopige voorziening ingediend, dat heeft alleen verzoeker. Daarom kan de voorzieningenrechter niet ook het beroep beoordelen en beoordeelt hij alleen het verzoek om schorsing van het verkeersbesluit. Voordat hij aan de inhoud van het verkeersbesluit kan toekomen beoordeelt hij eerst de vraag of verzoeker belanghebbende is bij het verkeersbesluit. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter ontkennend. Onder 3 (en verder) licht hij toe waarom hij verzoeker geen belanghebbende acht. Dat betekent dat hij het verzoek om schorsing niet (inhoudelijk) beoordeelt omdat verzoeker geen belanghebbende is.
1.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het beroep niet.
Waarover gaat het verkeersbesluit?
2. Het college wil het oversteken voor langzaam verkeer op de Europaweg ter hoogte van de Vancouverstraat en de Auroraweg in Doetinchem opheffen. Dit gebeurt door het verwijderen van de fietspaden, de haaientanden, de voetgangersoversteekplaatsen en de daarbij behorende verkeersborden, en door het aanleggen van een oversteek voor fietsers op de Auroraweg ondersteund door verkeersborden en haaientanden en door het aanleggen van een voetgangersoversteekplaats op de Sicco Mansholtweg.
2.1.
Het college heeft in de mede door verzoeker ingediende zienswijze geen aanleiding gezien om van het verkeersbesluit af te zien.
Is verzoeker belanghebbende?
3. Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen. [1] Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [2] Uit vaste rechtspraak [3] volgt dat met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere beperking is beoogd in de mogelijkheid om tegen een besluit beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten dient daarom van geval tot geval te worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Een persoon wordt alleen als belanghebbende bij een verkeersbesluit aangemerkt, indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van de andere weggebruikers.
3.1.
Verzoeker woont aan de [locatie] in [woonplaats]. Deze weg grenst aan de Auroraweg. Verzoeker stelt (in de zienswijze) dat:
  • het de gemiddelde fietser 1000 meter extra kost en men daarom vaker de auto zal pakken wat zal leiden tot meer CO2 uitstoot;
  • het weghalen van de fietsoversteek het contact tussen de bewoners van beide buurten zal belemmeren. Vooral voor de oudere bewoners die van oudsher over en weer ’s avonds een kaartje leggen, het Proathus bezoeken of bij elkaar op de verjaardag gaan. De oversteek vervult ook een sociale functie;
  • het schrappen van de fietsoversteek het gerechtvaardigde belang miskent van ondernemers als van Tuincentrum Peer, Aal Dieren kliniek Markus Select en Plus Supermarkt op een blijvend goede bereikbaarheid uit alle buurten, te voet, per fiets en zo min mogelijk met de auto;
  • de gemeente met het verkeersbesluit het (gezondheids) belang miskent van beweging, elkaar ontmoeten en het te voet of per fiets beleven van de omgeving. Dat geldt voor buurtbewoners maar zeer zeker ook voor de vele recreanten/ trimmers/passanten van elders in de wijken.
3.2.
Tijdens de zitting heeft verzoeker desgevraagd nog toegelicht dat hijzelf belanghebbende is omdat hij in de buurt woont van de oversteekplaats en deze bijna dagelijks gebruikt. Deze toelichting evenals de onder 3.1. genoemde belangen maken verzoeker geen belanghebbende ten aanzien van het verkeersbesluit. De belangen die verzoeker in zijn zienswijze noemt zijn algemene belangen die geen betrekking hebben op zijn specifieke individuele belang. Voor wat betreft zijn belang om bijna dagelijks via de kortst mogelijk route de tegenover gelegen wijken, winkels en overige voorzieningen te bereiken, onderscheidt verzoeker zich niet van andere bewoners en weggebruikers ter plaatse en heeft hij ook in die zin geen bijzonder, individueel en onderscheidend belang bij het verkeersbesluit.
Wat betekent dit voor het verzoek?
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verzoeker daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2021 door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.M. Kosman, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7190.