Op 22 februari 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Arnhem en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.H. Staring, was gericht tegen de rechters mr. F.J.H. Hovens, mr. W. Bruins en mr. M.A. Jansen – van Leeuwen. Het wrakingsverzoek volgde op een procedure waarin verzoeker als verdachte werd beschuldigd van brandstichting. Tijdens een getuigenverhoor had de voorzitter de getuige Hermans erop gewezen dat hij niet hoefde te antwoorden op vragen die betrekking hadden op vertrouwelijke communicatie met zijn advocaat. Verzoeker stelde dat deze interventie de schijn van partijdigheid wekte.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestaat. De voorzitter had de getuige medegedeeld dat hij niet hoefde te antwoorden op vragen over vertrouwelijke communicatie, wat een procedurele beslissing was. De rechters gaven aan dat het aan de advocaat toekomend verschoningsrecht voortvloeit uit het maatschappelijk belang van vertrouwelijkheid. De wrakingskamer concludeerde dat de redenen voor de mededeling van de voorzitter niet zodanig onbegrijpelijk waren dat ze als vooringenomenheid konden worden opgevat.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat de procedurele beslissing van de voorzitter niet als blijk van vooringenomenheid kon worden geïnterpreteerd. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.