ECLI:NL:RBGEL:2021:1469

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
8909400
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een netto bedrag voor niet teruggestuurde sportfoto's en wettelijke rente

In deze zaak vordert eiser, die in persoon procedeert, een netto bedrag van € 237,77 van gedaagde, eveneens procederend in persoon, wegens het niet betalen en niet terugsturen van sportfoto's. Eiser heeft foto’s gemaakt van kinderen uit een sportteam waarvan gedaagde teambegeleider was. Gedaagde had zich verplicht om de fotoalbums aan de ouders uit te reiken en de niet verkochte albums terug te sturen. Eiser stelt dat gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat de foto’s als gekocht moeten worden beschouwd, nu de termijn voor terugzending is verstreken. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij de foto’s heeft teruggestuurd, maar heeft geen bewijs geleverd van deze stelling.

De kantonrechter oordeelt dat de vordering van eiser niet is verjaard, omdat de overeenkomst niet kwalificeert als een consumentenkoop, maar als een bemiddelingsovereenkomst met een verjaringstermijn van vijf jaar. De rechter wijst de vordering van eiser toe voor een bedrag van € 179,25, vermeerderd met wettelijke rente, en wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat eiser niet de juiste bewijsstukken heeft overgelegd. Gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. De rechter verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8909400 \ CV EXPL 20-11198 \ 676 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
procederend in persoon
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] een netto bedrag van € 237,77 te voldoen, dit is inclusief de wettelijke rente over € 179,25 vanaf de vervaldag van de vordering tot de dag der algehele voldoening, plus kosten rechtens, waaronder een bedrag aan salaris voor [eiser] .
2.2.
Aan haar vordering legt [eiser] ten grondslag dat zij een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten en [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting uit die overeenkomst. [eiser] heeft foto’s gemaakt van voetballertjes uit het team waarvan [gedaagde] (destijds) teambegeleider was. [gedaagde] heeft ervoor getekend, via een werkbrief van 11 april 2015, dat hij het door [eiser] gemaakte album met de gemaakte foto’s aan de kinderen/ouders uit zou reiken en de albums die niet gekocht zouden worden naar [eiser] terug zou sturen. Voor zijn werkzaamheden kreeg [gedaagde] een beloning. [gedaagde] had, zo staat ook in de werkbrief, maximaal 16 weken om alles af te handelen na ontvangst van de foto’s. Nu die termijn (ruim) verstreken is, worden de foto’s als gekocht beschouwd. [gedaagde] weigert echter (wat hij van de ouders ontvangen heeft) te betalen aan [eiser] , terwijl hij de albums ook niet heeft teruggestuurd, althans die albums nooit door [eiser] ontvangen zijn. [eiser] heeft diverse incassohandelingen moeten (laten) doen, die niet tot betaling hebben geleid en daarom moet [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten betalen. Tot slot is wettelijke rente verschuldigd, omdat [gedaagde] vertraagd is in de voldoening van de geldsom, aldus [eiser] .
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering van [eiser] is, anders dan [gedaagde] meent, niet verjaard. [eiser] stelt dat sprake is van een consumentenkoop van een product (foto’s) en dat de rechtsvordering tot betaling in dat geval door verloop van twee jaar verjaart, gezien art. 7:28 BW. Van consumentenkoop is echter geen sprake. De overeenkomst die met de werkbrief van 11 april 2015 tot stand is gekomen betreft geen koopovereenkomst ( [gedaagde] kocht geen foto’s), maar een bemiddelingsovereenkomst. [gedaagde] verplichtte zich, op grond van die overeenkomst, tot het bemiddelen in de aankoop van albums (door [gedaagde] foto’s genoemd) door ouders/verzorgers van de sportertjes. Hij ontving voor die bemiddeling in ieder geval een pen en een gratis groepsfoto. Dat betekent dat sprake is van een verjaringstermijn van vijf jaar en die is, mede gezien de stuitingshandelingen van [eiser] , niet verstreken.
3.2.
[gedaagde] heeft zich verder verweerd door te stellen dat hij de betreffende foto’s naar [eiser] heeft teruggestuurd. Dit is echter door [eiser] gemotiveerd betwist en [gedaagde] heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is geweest, geen bewijs van verzending van de foto’s geleverd en ook niet aangeboden. Hij zal daartoe dan ook niet meer in de gelegenheid worden gesteld. Dat impliceert dat ervan uit gegaan dient te worden dat [gedaagde] hetzij de foto’s zelf heeft behouden, dan wel, hetgeen meer voor de hand ligt, heeft afgegeven aan de betreffende ouders en het geld heeft behouden. Nu het gaat om 15 albums van € 11,95 per stuk, zal een bedrag van € 179,25 worden toegewezen, te vermeerderen met de onbetwist gebleven gevorderde wettelijke rente daarover vanaf de vervaldag van de vordering tot aan de dag van volledige betaling.
3.3.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat [eiser] geen afschrift van de kosteloze aanmaning als bedoeld in art. 6:96 lid 6 BW bij de dagvaarding heeft gevoegd. Er is enkel een niet ingevulde modelbrief (zonder data en bedragen) overgelegd. De formulering uit het model “14 dagen na heden” voldoet ook niet. Deze kosten zullen dus worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Omdat er geen grondslag is gesteld voor toekenning van een salaris aan [eiser] en die grondslag er ook niet is, gezien art. 237, 238 en 239 Rv, zal aan [eiser] geen salaris (gemachtigde) worden toegekend.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen een netto bedrag van € 179,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de vordering tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] vastgesteld op € 86,71 aan dagvaardingskosten en € 83,00 aan griffierecht;
4.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op