ECLI:NL:RBGEL:2021:1784

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
05/225362-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling oud-medewerker Koninklijke Marechaussee voor oplichting en valsheid in geschrift

Op 12 april 2021 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een oud-medewerker van de Koninklijke Marechaussee veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte, geboren in 1986, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en valsheid in geschrift. De zaak kwam aan het licht na aangiften van verschillende benadeelden, waaronder twee Koeweitse mannen en een Colombiaanse man, die door de verdachte werden misleid. De verdachte deed zich voor als KMar-medewerker en beweerde dat de dekkingsgraad van hun reisverzekering onvoldoende was, waardoor hij hen tot afgifte van geldbedragen heeft bewogen. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aannemen van een valse naam en hoedanigheid, en het gebruik van vervalste documenten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de positie van de verdachte binnen de Koninklijke Marechaussee, en heeft een gevangenisstraf opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. Daarnaast is een bedrag van € 2.250,00, dat door de verdachte is verkregen, verbeurd verklaard. De benadeelde partij, het Ministerie van Defensie, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het niet direct slachtoffer was van de gepleegde oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/225362-19
Datum uitspraak : 12 april 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw, mr. N. Amine, en raadsman, mr. S.M. Diekstra, advocaten in Leiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen perso(o)n(en) te weten
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van €1200, althans enig goed en/of
  • [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van €1600, althans enig goed en/of
  • een onbekend gebleven Colombiaanse man heeft bewogen tot de afgifte van €500, althans enig goed en/of
  • twee onbekend gebleven Koeweitse mannen heeft bewogen tot de afgifte van €1200, althans enig goed
hebbende hij, verdachte, toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich voorgedaan als een betrouwbare KMar-medewerker in burger met KMar-pas en/of in KMar-uniform als chief immigration/hoofd immigratie en/of
  • tijdens het tweedelijns controle gesprek gevraagd hoeveel (contant) geld voornoemde perso(o)n(en) bij zich had(den) en/of
  • (vervolgens) van voornoemde perso(o)n(en)gevraagd naar de hoogte van de dekkingsgraad van de reisverzekering en/of naar het bezit van een reisverzekering/medische verzekering en/of naar een visum en/of
  • aangegeven dat de dekkingsgraad van de reisverzekering onvoldoende was en dat de hoogte hiervan €60.000 moest zijn en/of dat een reisverzekering noodzakelijk was en/of dat het visum niet goed was en/of
  • voornoemde perso(o)n(en) de mogelijkheid gegeven de dekkingsgraad van de reisverzekering aan te passen/te verhogen en/of een reisverzekering af te sluiten en/of dat de geregelde verhoging van de dekkingsgraad van de reisverzekering buiten de gestelde tijd was en/of
  • voorgehouden dat hij, verdachte, het op humanitaire gronden in orde kon maken en/of een uitzondering kon maken door een (nood)clausule en/of garantenstelling op humanitaire gronden toe te passen, maar dat dit geld ging kosten en/of dat hiervoor een geldboete voor moest worden betaald, anders zou(den) voornoemde pers(o)n(en) de toegang tot het Schengengebied worden geweigerd en/of worden geweigerd verder (door) te reizen in het Schengengebied en/of te worden teruggestuurd en/of
  • een dusdanige betrouwbare voorstelling van zaken gegeven dat bij voornoemde perso(o)n(en) de indruk heeft gewekt dat er daadwerkelijk sprake zou zijn van een onjuiste dekkingsgraad van de reisverzekering en/of dat een reisverzekering en/of visum noodzakelijk zou zijn en/of
  • voornoemde perso(o)n(en) geprobeerd te laten betalen middels het aanbieden van een creditcard bij een pinapparaat wetende dat dit pinapparaat voor voornoemde betaling niet geschikt was en/of (uiteindelijk) voornoemde perso(o)n(en) met contant geld laten betalen en/of
  • nadat voornoemde person(o)n(en)aan verdachte het geldbedrag had(den) betaald aan voornoemde perso(o)n(en) tweedelijns formulieren en/of weigeringsformulieren als bevestiging van de clausule meegegeven en/of
  • de paspoort(en) van voornoemde perso(o)n(en) voorzien van een inreisstempel,
zich aldus voorgedaan als een persoon die belast was met de grensbewaking,
waardoor genoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven
afgiftes;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meer geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
  • één of meer tweedelijns controle formulieren (dossier pag. 29 en 35) en/of
  • een M17 formulier weigering toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen (dossier pag. 36) en/of
  • één of meer paspoorten (dossier pag. 24, 30 en 85) en/of
  • een formulier verklaring ex art. 2.4 tweede lid van het Vreemdelingenbesluit (dossier pag. 92) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
  • voornoemde formulier(en) te ondertekenen met en/of te voorzien van de door verdachte verzonnen na(a)m(en) adjudant-onderofficier [naam 1] met dienstnummer [nummer 1] en/of [naam 2] , welke perso(o)n(en) niet bestaan en/of niet werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee en/of
  • voornoemde paspoort(en) te voorzien van een inreisstempel(s) met nummer(s) G189 en/of G466 en/of G468 en/of G489 en/of G488 en/of G469 en/of G693 en/of G782, welke inreisstempel(s) niet van verdachte is/zijn en/of waarvan verdachte niet als gebruiker van voornoemde inreisstempel(s) staat geregistreerd,
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
  • één of meer tweedelijns controle formulieren (dossier pag. 29 en 35) en/of
  • een M17 formulier weigering toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen (dossier pag. 36) en/of
  • één of meer paspoorten (dossier pag. 4, 30 en 85),
  • een formulier verklaring ex art 12 tweede lid van het Vreemdelingenbesluit (dossier pag. 92)
als waren deze echt en onvervalst,
door deze aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] te geven en/of te verstrekken en/of terug te geven als bevestiging van de toegepaste clausule en/of die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] hiermee als gecontroleerd aan te merken en/of als rechtmatig in Schengengebied aan te merken bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat deze formulieren waren voorzien van de door verdachte verzonnen na(a)m(en) adjudant-onderofficier [naam 1] met dienstnummer [nummer 1] en/of [naam 2] , welke perso(o)n(en) niet bestaan en/of niet werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee en/of waren voorzien van door verdachte valselijk opgemaakte handtekeningen en/of deze paspoorten door verdachte waren voorzien van een inreisstempel(s) met nummer(s) G189 en/of G466 en/of G468 en/of G489 en/of G488 en/of G469 en/of G693 en/of G782, welke voornoemde inreisstempel(s) niet van verdachte is/zijn en/of waarvan verdachte niet als gebruiker van voornoemde inreisstempel(s) staat geregistreerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Ten aanzien van de oplichting van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en de twee onbekend gebleven Koeweitse mannen, in de periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , p. 19, 20 en 21;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 80 en 81;
- het proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 120;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Vervolgens ziet de militaire kamer zich voor de vraag gesteld of verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van een onbekend gebleven Colombiaanse man.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting van een onbekend gebleven Colombiaanse man. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geld aangeboden heeft gekregen van de Colombiaanse man, maar dat hij dit heeft afgeslagen. Volgens de verdediging heeft verdachte juist door dit aanbod het plan opgevat te handelen zoals hij heeft gedaan.
Beoordeling door de militaire kamer
Getuige tolk met tolkennummer [nummer 2] heeft verklaard dat zij op 14 september 2019 omstreeks 13:19 uur en 13:48 uur heeft getolkt in de taal Spaans. De tolkdiensten waren aangevraagd door verdachte. De getuige heeft verklaard dat als zij een aantal dagen voor 14 september 2019 niet betrokken was geweest bij de aangifte van twee Argentijnen, het gesprek van 14 september 2019 haar dan niet was opgevallen. Het verhaal van de aangifte zat nog vers in haar geheugen en het patroon herhaalde zich, daarom heeft zij er op gelet. De getuige heeft verklaard dat verdachte in het eerste gesprek tegen de Colombiaanse man zei dat alles in orde was, op de verzekering na, nu deze € 50.000,00 dekte in plaats van € 60.000,00. Volgens de getuige wilde verdachte een uitzondering maken en een clausule toepassen op basis van humanitaire gronden. Dit hield in dat de passagier een boete van € 500,00 moest betalen. De Colombiaanse man zei dat hij wel genoeg geld bij zich had, maar niet om € 500,00 af te staan. Verdachte zei dat als de man kon bewijzen dat hij wel over € 500,00 kon beschikken, verdachte hem alsnog toe zou laten. De getuige heeft verklaard dat uit het tweede gesprek duidelijk werd dat de Colombiaanse man contact heeft gehad met zijn moeder en dat zij € 500,00 via Western Union zou sturen. Vervolgens heeft de Colombiaanse man € 500,00 betaald en heeft hij hiervoor een papieren bewijs ontvangen, als bewijs dat hij alsnog toegelaten werd. [2]
Getuige [getuige] was op 14 september 2019 postcommandant van de late dienst. [getuige] heeft verklaard dat verdachte die dag niet op de dienstlijst stond, maar wel aanwezig was en dat hij in burger gekleed was. Bij de aanvang van de late dienst om 13:30 uur was verdachte al voor onbekende tijd bezig met een DDM (
de rechtbank begrijpt: Doel, Duur, Middelen) onderzoek van een Colombiaanse passagier. Dit onderzoek vond plaats in het achterste kantoor van aankomst Schengen. [getuige] heeft verklaard dat omstreeks 13:52 uur verdachte vanuit het voorste kantoor met een dichtgevouwen A4-papier in zijn linkerhand naar het achterste kantoor liep. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op zaterdag 14 september 2019 aanwezig was op Schiphol om aan zijn portfolio te werken. [4]
De militaire kamer komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte ook de Colombiaanse man heeft bewogen tot het betalen van een geldbedrag. Uit de verklaring van de tolk blijkt dat de wijze waarop verdachte hem daartoe heeft bewogen vergelijkbaar is met de eerdergenoemde gedragingen die verdachte heeft bekend. Verdachte heeft zich voorgedaan als KMar-medewerker in burger en heeft de Colombiaanse man doen geloven dat de dekkingsgraad van zijn verzekering ontoereikend was. Verdachte heeft voornoemde man bewogen tot afgifte van geld. Hij heeft dit gedaan door te stellen dat verdachte een uitzondering zou maken op grond van humanitaire redenen en de man toe zou laten, maar wel op de voorwaarde dat de man € 500,00 moest betalen.
Oplichtingsmiddelen
De militaire kamer stelt vast dat verdachte documenten heeft ondertekend met een andere naam dan zijn eigen naam en dat hij zich als chief immigration heeft voorgedaan. Daarmee is sprake van het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid. Verdachte heeft [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , de twee onbekend gebleven Koeweitse mannen en de onbekend gebleven Colombiaanse man verder bewogen tot afgifte van in totaal € 4.500,00 door hen te vertellen dat de dekkingsgraad van de reisverzekering niet in orde was. Hij heeft hen documenten meegegeven die als bewijs zouden dienen dat zij verder konden reizen. Ook heeft verdachte in één geval gebruik gemaakt van een niet werkend pinapparaat. Daarmee heeft verdachte bedrieglijk gehandeld op een wijze die als listige kunstgrepen en als een samenweefsel van verdichtsels kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 en feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , p. 21, 29 en 36;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 87 en 92;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 72;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 104;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol,
gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederlandmeermalen
althans eenmaal (telkens
)met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen perso
(o)n
(en
)te weten
[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van €1200,
althans enig goeden
/of
- [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van €1600,
althans enig goeden
/of
- een onbekend gebleven Colombiaanse man heeft bewogen tot de afgifte van €500,
althans enig goeden
/of
- twee onbekend gebleven Koeweitse mannen heeft bewogen tot de afgifte van €1200,
althans enig goed
hebbende hij, verdachte, toen aldaar
(telkens
)met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-
(telkens
)valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een betrouwbare KMar-medewerker in burger met KMar-pas en
/ofin KMar-uniform als chief immigration/hoofd immigratie en
/of
- tijdens het tweedelijns controle gesprek gevraagd hoeveel
(contant
)geld voornoemde perso
(o)n
(en
)bij zich had
(den
)en
/of
-
(vervolgens
)van voornoemde perso
(o)n
(en
)gevraagd naar de hoogte van de dekkingsgraad van de reisverzekering en
/ofnaar het bezit van een reisverzekering/medische verzekering en
/ofnaar een visum en
/of
- aangegeven dat de dekkingsgraad van de reisverzekering onvoldoende was en dat de hoogte hiervan €60.000 moest zijn en
/ofdat een reisverzekering noodzakelijk was en
/ofdat het visum niet goed was en
/of
- voornoemde perso
(o)n
(en
)de mogelijkheid gegeven de dekkingsgraad van de reisverzekering aan te passen/te verhogen en
/ofeen reisverzekering af te sluiten en
/ofdat de geregelde verhoging van de dekkingsgraad van de reisverzekering buiten de gestelde tijd was en
/of
- voorgehouden dat hij, verdachte, het op humanitaire gronden in orde kon maken en
/ofeen uitzondering kon maken door een (nood)clausule
en/of garantenstelling op humanitaire gronden toe te passen, maar dat dit geld ging kosten en
/ofdat hiervoor een geldboete voor moest worden betaald, anders zou
(den
)voornoemde pers
(o
)n
(en
)de toegang tot het Schengengebied worden geweigerd en/of worden geweigerd verder (door) te reizen in het Schengengebied en
/ofte worden teruggestuurd en
/of
- een dusdanige betrouwbare voorstelling van zaken gegeven dat bij voornoemde perso
(o)n
(en
)de indruk heeft gewekt dat er daadwerkelijk sprake zou zijn van een onjuiste dekkingsgraad van de reisverzekering en
/ofdat een reisverzekering en
/ofvisum noodzakelijk zou zijn en
/of
- voornoemde perso
(o)n
(en
)geprobeerd te laten betalen middels het aanbieden van een creditcard bij een pinapparaat wetende dat dit pinapparaat voor voornoemde betaling niet geschikt was en
/of (uiteindelijk
)voornoemde perso
(o)n
(en
)met contant geld laten betalen en
/of
- nadat voornoemde person
(o
)n
(en
)aan verdachte het geldbedrag had
(den
)betaald aan voornoemde perso
(o)n
(en
)tweedelijns formulieren en
/ofweigeringsformulieren als bevestiging van de clausule meegegeven en
/of
- de paspoort
(en
)van voornoemde perso
(o)n
(en
)voorzien van een inreisstempel,
zich aldus voorgedaan als een persoon die belast was met de grensbewaking,
waardoor genoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven
afgiftes;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol,
gemeente Haarlemmermeermeermalen,
althans eenmaal, (telkens
)één of meer geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- één of meer tweedelijns controle formulieren (dossier pag. 29 en 35) en
/of
- een M17 formulier weigering toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen (dossier pag. 36) en
/of
- één of meer paspoorten (dossier pag. 24, 30 en 85) en
/of
- een formulier verklaring ex art. 2.4 tweede lid van het Vreemdelingenbesluit (dossier pag. 92) valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalstdoor
- voornoemde formulier
(en
)te ondertekenen met en
/ofte voorzien van de door verdachte verzonnen na
(a)m
(en
)adjudant-onderofficier [naam 1] met dienstnummer [nummer 1] en
/of[naam 2] , welke perso
(o)n
(en
)niet bestaan
en/of niet werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee en
/of
- voornoemde paspoort(en) te voorzien van een inreisstempel
(s
)met nummer
(s
)G189
en/of G466
en/of G468
en/of G489
en/of G488
en/of G469
en/of G693
en/of G782, welke inreisstempel
(s
)niet van verdachte
is/zijn en
/ofwaarvan verdachte niet als gebruiker van voornoemde inreisstempel
(s
)staat geregistreerd,
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Schiphol,
gemeente Haarlemmermeermeermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse en/ofvervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- één of meer tweedelijns controle formulieren (dossier pag. 29 en 35) en
/of
- een M17 formulier weigering toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen (dossier pag. 36) en
/of
- één of meer paspoorten (dossier pag. 4, 30 en 85),
- een formulier verklaring ex art 12 tweede lid van het Vreemdelingenbesluit (dossier pag. 92)
als waren deze echt en onvervalst,
door deze aan [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] te geven en
/ofte verstrekken en
/ofterug te geven als bevestiging van de toegepaste clausule en
/ofdie [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] hiermee als gecontroleerd aan te merken en
/ofals rechtmatig in Schengengebied aan te merken bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat deze formulieren waren voorzien van de door verdachte verzonnen na
(a)m
(en
)adjudant-onderofficier [naam 1] met dienstnummer [nummer 1] en
/of[naam 2] , welke perso
(o)n
(en
)niet bestaan
en/of niet werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee en
/ofwaren voorzien van door verdachte valselijk opgemaakte handtekeningen en
/ofdeze paspoorten door verdachte waren voorzien van een inreisstempel
(s
)met nummer
(s
)G189
en/of G466
en/of G468
en/of G489
en/of G488
en/of G469
en/of G693
en/of G782, welke voornoemde inreisstempel
(s
)niet van verdachte
is/zijn en
/ofwaarvan verdachte niet als gebruiker van voornoemde inreisstempel
(s
)staat geregistreerd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
oplichting, meermaals gepleegd;
ten aanzien van de feiten 2 en 3:de voortgezette handeling van:
valsheid in geschrift, meermaals gepleegd;
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, meermaals gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan deze proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat één deel van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 1.050,00, afkomstig is uit misdrijf en daarom verbeurd moet worden verklaard. Op het resterende bedrag, te weten € 1.200,00, blijft conservatoir beslag rusten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het volgende. Verdachte kampt met gevoelens van schaamte die hebben geleid tot suïcidale gedachten, waarvoor hij onder behandeling is geweest. Verdachte heeft voor zijn schulden betalingsregelingen getroffen met zijn schuldeisers en heeft per 17 april 2021 een fulltime baan. Verder heeft verdachte de zorg over zijn bij hem inwonende zoon. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf negatieve gevolgen zal hebben op het voornoemde. Tot slot verzoekt de verdediging de militaire kamer te volstaan met een veroordeling tot een fikse taakstraf. Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte afstand doet van het gehele geldbedrag ad
€ 2.250,00.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de oplichting van meerdere personen en aan vervalsing van meerdere douaneformulieren. Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft zich voorgedaan als betrouwbare KMar-medewerker en heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn positie. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen van de reizigers grovelijk geschaad. Dit betreft niet alleen het vertrouwen in de KMar, maar ook in Nederland als veilig gastland. Verdachte heeft daarnaast het algemeen aanzien van de KMar, een dienst die staat voor veiligheid en bescherming, bezoedeld. Uit het dossier is gebleken dat verdachte het geld voor zijn eigen plezier heeft gebruikt.
De militaire kamer rekent voorgaande verdachte bijzonder zwaar aan, zeker nu hij de rang van opperwachtmeester had. Verdachte had hiermee een voorbeeldfunctie en was verantwoordelijk voor, onder andere, het voorkomen van corruptie.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 februari 2021 volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is. Ook weegt de militaire kamer mee dat verdachte als gevolg van zijn gedraging is ontslagen.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Volgens de reclassering zijn er, behalve de huidige financiële problemen, geen andere factoren die het recidiverisico verhogen. De reclassering acht het positief dat verdachte professionele hulp geaccepteerd heeft en de aangereikte handvatten in de praktijk toepast.
De militaire kamer is van oordeel dat de feiten zodanig ernstig zijn, dat een gevangenisstraf met een behoorlijk onvoorwaardelijk gedeelte, mede uit een oogpunt van generale preventie aangewezen acht.
Alles afwegende acht de militaire kamer een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De militaire kamer acht een voorwaardelijk deel als stok achter de deur noodzakelijk, aangezien verdachte over een omvangrijke schuld beschikt. Voorkomen moet worden dat hij in de verleiding komt om nieuwe vermogensdelicten te begaan.

8.De beoordeling van het beslag

De militaire kamer beslist dat het geldbedrag ad € 2.250,00 dat aan verdachte toebehoort en dat geheel door middel van feit 1 is verkregen, verbeurd wordt verklaard. De militaire kamer overweegt daartoe dat aannemelijk is dat het gehele inbeslaggenomen geldbedrag door middel van feit 1 is verkregen.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij het Ministerie van Defensie heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 850,93 aan materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering niet is ingediend door iemand die daartoe bevoegd is en omdat het bedrag dat gevorderd wordt geen rechtstreekse schade betreft. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, vanwege de zeer beperkte draagkracht van verdachte. Meer subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, nu verdachte al wederrechtelijk voordeel is ontnomen en de vordering op hetzelfde wederrechtelijk verkregen voordeel ziet.
Overweging van de militaire kamer
De militaire kamer ziet in het enkele feit dat de indiener het verzoek om schadevergoeding heeft ingediend zonder daartoe strekkende volmacht van het Ministerie van Defensie, geen grond om te twijfelen aan de bevoegdheid tot indiening van het verzoek. Door de verdediging is niet onderbouwd waarom aan die bevoegdheid moet worden getwijfeld, zodat daarin geen grond is gelegen om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van rechtstreekse schade wordt als volgt overwogen. Uit artikel 51f, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering volgt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake wanneer iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Voor vergoeding komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks het gevolg is van het feit zoals in de tenlastelegging is omschreven. Voorgaande houdt in dat doorgaans alleen het slachtoffer van het strafbare feit zich kan voegen als benadeelde partij. Hier bestaan een aantal uitzonderingen op.
De militaire kamer is van oordeel dat in onderhavig geval geen sprake is van rechtstreekse schade. Het Ministerie van Defensie is niet direct slachtoffer geworden van de door verdachte gepleegde oplichting. Daarnaast valt het Ministerie van Defensie niet onder de kring van voegingsgerechtigden die aangemerkt wordt als een uitzondering op het uitgangspunt dat alleen het slachtoffer van het strafbare feit zich kan voegen als benadeelde partij.
Gelet op het voorgaande zal de militaire kamer het Ministerie van Defensie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33a, 56, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, waarvan
4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van 3 (drie) jaren;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 2.250,00;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij het Ministerie van Defensie
 verklaart de benadeelde partij het Ministerie van Defensie niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. H. Hadžić, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2021.
De oudste rechter en het militair lid zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door kapitein [naam 3] van de Koninklijke Marechaussee, Cluster Integriteit, Sectie Interne Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ/19-4000063, gesloten op 23 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen tolken TVcN, p. 122-124.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107-108.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.