ECLI:NL:RBGEL:2021:1816

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7373
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kapvergunning voor eik in verband met allergische klachten door eikenprocessierups

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Epe, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. De eiser had een verzoek ingediend voor een omgevingsvergunning om een eik te kappen, omdat zijn echtgenote ernstige allergische reacties ondervond door de aanwezigheid van de eikenprocessierups. Het college weigerde de vergunning, waarop de eiser in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging door het college onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank stelde vast dat het college niet beschikte over relevante medische informatie die in beroep was overgelegd en dat de weigeringsgronden niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college de medische situatie van de echtgenote en de gevolgen van de kap voor de allergische klachten van de echtgenote opnieuw moet overwegen. Tevens werd het griffierecht van € 174 aan de eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 19/7373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen 13 april 2021

[naam A] , te [plaats A] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, verweerder

(gemachtigde: N. Boeve).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een omgevingsvergunning voor het kappen van – onder meer – een eik (kapvergunning) geweigerd.
Bij besluit van 11 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de weigering gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2021. Eiser is verschenen samen met zijn echtgenote [naam B] (echtgenote). Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser betoogt dat de aanwezigheid van de eikenprocessierups in de betreffende eik lijdt tot forse allergische reacties bij echtgenote omdat zij leidt aan chronische urticaria. Dit veroorzaakt meer dan alleen ongemak en kan gevaarlijk zijn.
De medische toestand van echtgenote
2. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat eiser de klachten van echtgenote niet met medische stukken heeft onderbouwd. Op verzoek van de rechtbank heeft eiser een brief van de huisarts overgelegd waarin staat:
“Bovenstaande patiënt is bekend bij mij met chronische urticaria met passafer angiooedeem. Patiënt reageert fors allergisch op prikkels. Patiënt heeft ook forse allergische reacties op de haartjes van de eikenprocessierups”
Ter zitting heeft echtgenote gesteld dat er meer medische problemen spelen. Er bestaat bijvoorbeeld een risico op anafylactische shock, maar hier wordt geen melding van gemaakt in de brief van de huisarts. Echtgenote heeft ook aangegeven dat zij deze additionele medische problemen uit het oogpunt van privacy niet eerder heeft genoemd en dat zij deze ook niet wil inbrengen in de procedure.
Is kappen de oplossing voor het probleem?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het kappen van de eik geen oplossing zal bieden voor de klachten van echtgenote. De brandharen verspreiden zich tot 50 meter en er staan meer eiken in de buurt waarin zich ook rupsen zullen bevinden. Volgens verweerder is het niet uitgesloten dat echtgenote ook last heeft van de brandharen uit deze bomen. Verweerder verwijst daarvoor naar informatie van het Kennisplatform Processierups.
4. De eik staat langs het pad naar de woning van eiser en vlak bij het slaapkamerraam. Volgens eiser leert de ervaring dat het bestrijden van een nest wel degelijk verlichting van de klachten van echtgenote oplevert.
5. Het feit dat de haartjes zich verspreiden en dat in de tuin van eiser brandhaartjes van andere bomen aanwezig zullen zijn, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat het probleem niet is opgelost als de eik wordt gekapt. Het is immers niet uitgesloten en zeker niet ondenkbaar dat de klachten ook bepaald worden door de mate waarin de betrokkene aan de brandhaartjes wordt blootgesteld. Ook is niet uitgesloten en zeker niet ondenkbaar dat de meeste brandhaartjes terecht zullen komen in de directe omgeving van de boom waar het nest in zit, en dat de brandhaartjes waaraan echtgenote wordt blootgesteld in en om de woning grotendeels afkomstig zijn van de eik waarvoor de kapvergunning is aangevraagd.
Het standpunt van verweerder dat het kappen van de eik niet tot de oplossing van het probleem zal leiden is onvoldoende onderbouwd. Maar ook als het kappen van de eik het probleem niet volledig oplost, is de vraag of kap van de eik tot vermindering van de klachten zal leiden. Deze vraag moet door verweerder in overweging worden genomen.
Is het bestrijden de oplossing voor het probleem?
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het probleem kan worden opgelost door bestrijding van de processierupsen en hun nesten.
7. Eiser voert aan dat de nesten vaak hoog in de boom zitten en dat deze niet makkelijk te zien zijn. Eiser weet pas dat er een nest is als echtgenote klachten begint te krijgen, en dan is het al te laat.
8. Uit de brief van de huisarts blijkt dat echtgenote forse allergische reacties ervaart door de brandharen van de eikenprocessierups. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die klachten ook al aanwezig zijn vóór de bestrijding. Een volledige oplossing voor het probleem kan dus niet worden gevonden in bestrijding. Daarnaast heeft eiser gewezen op het risico van een anafylactische shock. Als uit medische informatie blijkt dat echtgenote dit risico loopt, dan staat zij daaraan bloot ook vóór bestrijding. Deze omstandigheid zal betrokken moeten worden bij de vraag of het probleem kan worden opgelost door bestrijding.
De weigeringsgronden
9. Voor het weigeren van de kapvergunning baseert verweerder zich op het advies van een boomtechnisch adviseur. De weigeringsgronden op basis waarvan verweerder de kapvergunning heeft geweigerd zijn: de natuurwaarde van de houtopstand, de waarde voor stads- en dorpsschoon, de beeldbepalende waarde, de cultuurhistorische waarde en de waarde voor de leefbaarheid.
In het bomenbeleidsplan 2010 is geen toelichting opgenomen op de weigeringsgrond ‘beeldbepalende waarde’. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat deze weigeringsgrond ten onrechte is vermeld en dat het bestreden besluit daarop niet gebaseerd kan worden.
10. Met betrekking tot de overige weigeringsgronden overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft gesteld dat het geen monumentale of beeldbepalende boom is en heeft daarmee de weigeringsgronden bestreden. In het advies van de boomtechnisch adviseur is in het geheel niet onderbouwd waarom sprake is van de vier weigeringsgronden waarop verweerder zich beroept. Ook in de overige gedingstukken is hierover geen motivering opgenomen. Voor zover deze waarden in het geding zouden zijn is door verweerder bovendien niet aangegeven en gemotiveerd in welke mate deze waarden worden aangetast door de kap van de eik.
De belangenafweging
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij de belangenafweging nog niet beschikte over de medische informatie die in beroep is overgelegd, de weigeringsgronden niet zijn gemotiveerd en dat verweerder niet heeft beoordeeld in welke mate de waarden die bij de weigeringsgronden in het geding zijn, worden aangetast door de kap van de eik. Dit betekent dan ook dat de belangenafweging onvoldoende is gemotiveerd.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft verweerder de opdracht om binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij is het volgende van belang.
Ter zitting is de mogelijkheid besproken dat een arts van de GGD nadere en meer gerichte informatie opvraagt bij de behandelaars van echtgenote. De rechtbank is van oordeel dat, als echtgenote bereid is hieraan mee te werken, verweerder van die mogelijkheid gebruik moet maken bij de voorbereiding van het nieuwe besluit.
Indien verweerder de hiervoor onder 3 en 6 weergegeven standpunten bij een nieuw besluit wil handhaven, zal verweerder nader onderzoek moeten doen naar de vraag in hoeverre het kappen van de eik kan bijdragen aan het oplossen of verminderen van het probleem, en naar de vraag in hoeverre het probleem door bestrijding kan worden opgelost.
Verder zal verweerder in het nieuwe besluit een nadere motivering moeten geven voor de weigeringsgronden, zoals hiervoor onder 9 weergeven, zal verweerder alle genoemde aspecten bij zijn belangenafweging moeten betrekken en die afweging moeten motiveren.
13. Er is de rechtbank niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Wel moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het griffierecht ten bedrage van € 174 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 13 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven

Wettelijk kader

Algemene Plaatselijke Verordening Epe 2008

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).
2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
[…]