ECLI:NL:RBGEL:2021:1858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
05/183150-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor medeplegen van brandstichting en poging tot moord

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2020 te Renkum samen met anderen een brand heeft gesticht in een pand waar twee slachtoffers woonden. De verdachte heeft ter plaatse brandbare stoffen, zoals terpentine en wasbenzine, gebruikt om de brand te veroorzaken, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten om brand te stichten. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 13 juli 2020 een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, met de mogelijkheid van 11 dagen hechtenis bij niet-betaling. Daarnaast is het stroomstootwapen onttrokken aan het verkeer. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden in verband met de feiten 1 en 2 zijn niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van deze feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/183150-20
Datum uitspraak : 13 april 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. H. Raza, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 oktober 2020, 12 januari 2021 en 23 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven
naar het pand waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] woonden
( [adres 2] )is/zijn gereden en/of voor /nabij de deur van de (kamer)woning van
die [slachtoffer 1] (kamer [nummer 1] ) en/of de (aangrenzende) (kamer) woning van die
[slachtoffer 2] en/of in een hal en/of in het trappenhuis van dat pand
een hoeveelheid terpentine en/of wasbenzine, althans (een) brandbare middel(en)
heeft/hebben uitgegoten/gegooid en/of deze heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk
van het leven te beroven
naar het pand waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] woonden
( [adres 2] )is/zijn gereden en/of voor /nabij de deur van de (kamer)woning van
die [slachtoffer 1] (kamer [nummer 1] ) en/of de (aangrenzende) (kamer) woning van die
[slachtoffer 2] (kamer [nummer 2] ) en/of in een hal en/of in het trappenhuis van dat pand
een hoeveelheid terpentine en/of wasbenzine, althans (een) brandbare middel(en)
heeft/hebben uitgegoten/gegooid en/of deze heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige brandwonden heeft toegebracht, door
naar het pand waar voornoemde [slachtoffer 2] woonde
( [adres 2] )te rijden en/of voor /nabij de deur van de (kamer)woning (kamer [nummer 1]
) en/of de (aangrenzende) (kamer) woning van die [slachtoffer 2] en/of in een hal
en/of in het trappenhuis van dat pand
een hoeveelheid terpentine en/of wasbenzine, althans (een) brandbare middel(en)
uit te gieten en/of te gooien en/of deze aan te steken, ten gevolge waarvan het
lichaam die [slachtoffer 2] (deels) is verbrand;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en)
op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven
naar het pand waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] woonden
( [adres 2] )is/zijn gereden en/of voor /nabij de deur van de (kamer)woning van
die [slachtoffer 1] (kamer [nummer 1] ) en/of de (aangrenzende) (kamer) woning van die
[slachtoffer 2] en/of in een hal en/of in het trappenhuis van dat pand
een hoeveelheid terpentine en/of wasbenzine, althans (een) brandbare middel(en)
heeft/hebben uitgegoten/gegooid en/of deze heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) met een door hem,
verdachte, bestuurd voertuig naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
- op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1]
en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum tezamen en in vereniging met een of
meer anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een pand voor kamerbewoning
(gelegen aan [adres 2] )
immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk
terpentine en/of wasbenzine, althans een of meer brandversnellend(e) middel(en),
uitgegoten en/of gegooid voor/over een deur (van [nummer 1] ) en/of in de hal
en/of op de trap en/of in het trappenhuis van dat pand
en/of vervolgens deze terpentine en/of wasbenzine, althans die/dat
brandversnellende middel(en), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die kamer(s) en/of dat pand en/of een hond geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor (diverse andere kamers in) dat pand , in elk geval gemeen gevaar voor
goederen,
en/of levensgevaar voor [slachtoffer 2] en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of
een of meer andere (kamer)bewoner(s) van voornoemd pand , in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 14 juni 2020 te Renkum
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een pand voor kamerbewoning (gelegen
aan [adres 2] )
immers heeft /hebben die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] toen en daar opzettelijk
terpentine en/of wasbenzine, althans een of meer brandversnellend(e) middel(en),
uitgegoten en/of gegooid voor/over een deur (van [nummer 1] ) en/of in de hal
en/of op de trap en/of in het trappenhuis van dat pand
en/of vervolgens deze terpentine en/of wasbenzine, althans die/dat
brandversnellende middel(en), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die kamer(s) en/of dat pand en/of een hond geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor (diverse andere kamers in) dat pand , in elk geval gemeen gevaar voor
goederen,
en/of levensgevaar voor [slachtoffer 2] en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of
een of meer andere (kamer)bewoner(s) van voornoemd pand , in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen,
te duchten was.
tot en/of tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) met een door hem,
verdachte, bestuurd voertuig naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
- op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1]
en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2020 te Schiedam , althans in Nederland
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte op enig moment voorafgaand aan de brand wetenschap heeft gehad van het feit dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brand zouden stichten, en dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft gehad. Nu het wettig bewijs voor deze feiten ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de feiten 1 en 2. De rechtbank hecht er wel waarde aan om op te merken dat de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaringen bijzonder ongeloofwaardig waren. Maar dergelijke verklaringen zijn op zichzelf genomen uiteraard onvoldoende om een veroordeling op te kunnen baseren.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 juli 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres 1] in Schiedam. Daarbij werd in de kledingkast van verdachte tussen zijn kleding een zwarte zaklamp aangetroffen met daarop twee ijzeren staafjes. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie 2 onder 5.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat het voorwerp, dat eruit zag als een zaklamp, een stroomstootwapen betrof.
Beoordeling door de rechtbank
De politie heeft de zaklamp nader onderzocht. Het bleek een stroomstootwapen te zijn, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij de zaklamp een dag voor de doorzoeking voor de deur van zijn huis heeft gevonden. Hij wist niet dat het een stroomstootwapen was en heeft hem meegenomen, omdat hij dacht dat hij waardevol was.
De rechtbank overweegt dat uit de omstandigheid dat het stroomstootwapen werd aangetroffen tussen de kleding van verdachte, volgt dat verdachte het wapen daar had neergelegd om het te verbergen. De rechtbank acht het reeds om die reden volstrekt onaannemelijk dat verdachte niet zou hebben geweten dat het een stroomstootwapen betrof. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen van categorie II onder 5 voorhanden heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
3.
hij op
of omstreeks13 juli 2020 te Schiedam,
althans in Nederland
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 11 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt veroordeeld tot een straf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2021 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank acht, mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, een geldboete van € 550,00 passend en geboden.
De rechtbank beslist dat het in beslag genomen stroomstootwapen met behulp waarvan het feit is begaan, voor zover daarop nog beslag rust, moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben in verband met de feiten 1 en/of 2 vorderingen tot schadevergoeding ingediend:
Benadeelde Gevorderd bedrag
  • [slachtoffer 2] € 108.420,07
  • [slachtoffer 1] € 6.260,00
  • [benadeelde 1] € 6.397,50
  • [benadeelde 2] € 2.779,00
  • [benadeelde 3] € 6.520,00
  • [benadeelde 4] € 148.587,04
De rechtbank overweegt dat verdachte is vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Daarom zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 550,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het stroomstootwapen;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, documentcode 20200903.0800, onderzoek [naam] / ON4R020089, gesloten op 6 augustus 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , gesloten op 20 november 2020 (dit proces-verbaal is nagekomen en maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , gesloten op 12 oktober 2020 (dit proces-verbaal is nagekomen en maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).