Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[naam verzoekster 1] ,
[naam verzoekster 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 24,
- de brief van 10 november 2020 van mr. Slump met een extra vraag en producties 25 en 26,
- het verweerschrift, met producties,
- de brief van 14 januari 2021 van mr. Slump met producties 27 tot en met 38,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2021, met de daarbij overgelegde pleitaantekeningen van de advocaten,
- het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling van 8 maart 2021.
2.De feiten
3.3. Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
het verzoek ex artikel 843a Rv
- alle gedane testen tussen 1994 en 2020 (ter zitting beperkt tot een steekproef over de laatste 15 jaar), zoals bedoeld in art. 14 lid 2 van de franchiseovereenkomst (FO), waaruit Pets Place meende de profijtelijke waarde van de verbeteringen, verrijkingen veranderingen van de bestaande knowhow van haar systeem te kunnen afleiden (onderdeel 1),
- de testen, zoals bedoeld in art. 14 lid 2 FO, waarmee de profijtelijke waarde zou zijn aangetoond, voorafgaande aan het besluit van Pets Place tot het introduceren van een webshop met ingang van 15 maart 2012, zie productie 25 (onderdeel 12),
- de testen, zoals bedoeld in art. 14 lid 2 FO, waarmee de profijtelijke waarde aantoonbaar is van (en voorafgaande) aan het besluit van Pets Place om haar producten ook via Bol.com te gaan leveren (onderdeel 14).
- alle ‘open begrotingen’ vanaf 2001, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub c FO (onderdeel 9),
- alle werkelijk gemaakte (marketing)kosten vanaf 2001, waarop de ‘open begrotingen’ zijn gebaseerd (onderdeel 11),
- de notulen (van de franchisecommissie) vanaf 2001, waaruit die ‘vaststelling (in overleg)’ blijkt (onderdeel 10).
- alle (webshop)orders (vanaf juni 2012 - 2019) in haar rayon (onderdeel 15),
- per order: de op het moment van plaatsen van de order geldende verkoopprijs, de francofiliaalprijs (reguliere inkoopprijs voor franchisewinkels, de werkelijke distributiekosten, de marketingkosten en de kosten voor het betalingsverkeer (5 % respectievelijk 2 %) (onderdelen 16 tot en met 19).
feitendie door een deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen maar om
oordelenover het handelen van IJsvogel. Dit geldt onder meer voor de vragen 1, 2 en 20, waarin gevraagd wordt naar de profijtelijke waarde van de door de franchisegever geleverde tegenprestaties en van de verbeteringen/veranderingen van de formule, en voor de daaraan gekoppelde vraag of er een redelijke grond is voor de betaling van een fee. Deze zijn niet door een deskundige te beantwoorden en bovendien te algemeen en onvoldoende concreet. Dit geldt ook voor vragen 21 en 22, waarin de deskundige wordt gevraagd of voldaan is aan de basisgedachte achter franchising (‘een win-win situatie’) en of de franchisegever een bedrijfseconomisch meetbare positieve tegenprestatie levert. Beantwoording van vraag 6 is overbodig aangezien eigen filialen uiteraard geen franchise fee betalen, en voor de beantwoording van de vragen 7 en 8, is geen deskundige nodig. Aangezien [naam verzoekster 2] al geruime tijd niet meer bij IJsvogel inkoopt, beschikt zij over de inkoopprijzen van dezelfde producten bij andere groothandels en kan zij zelf een vergelijking maken. Ook voor de beantwoording van de vragen 9 en 10 is geen speciale deskundigheid vereist aangezien [naam verzoekster 2] zelf kan nagaan of zij haar marge heeft gerealiseerd, en vraag 11, welke inspanningen IJsvogel heeft verricht om een negatief verschil te ‘overbruggen’, kan met een deskundigenonderzoek niet worden bewezen. Zo kan evenmin aan een deskundige worden gevraagd om aan de hand van notulen van de franchisecommissie vast te stellen of de franchisegever zijn contractuele verplichtingen nakomt (vraag 12). De vragen 13, 14 en 15 zijn sturend en subjectief (‘geprofiteerd ten koste van haar franchisenemers’) en lijken de deskundige het oordeel te willen ontlokken dat de door IJsvogel gehanteerde marge op de inkoop door franchisenemers te hoog is en dat IJsvogel niet aan haar zorgplicht voldoet. Dergelijke vragen zijn niet voldoende concreet en lenen zich niet voor beantwoording door een deskundige. Verder kan aan een deskundige niet worden gevraagd of de betalingsachterstand van [naam verzoekster 2] komt door het ‘door de franchisegever ingestuurde (afnemende) verdienmodel’ (vraag 18), of de webshopopbrengsten ‘reëel’ waren (vraag 23), of de rentevergoeding ‘reëel’ is (vraag 17) en kan vraag 19 niet worden beantwoord aangezien de vraag suggestief en onvoldoende concreet is. Ook de vraag of de franchisenemers op gelijke wijze (/even snel) worden beleverd als de webshop en de eigen filialen (vraag 24) leent zich niet voor een deskundigenonderzoek en de beantwoording ervan vereist geen speciale (financiële) deskundigheid. Nog daargelaten de vraag of de (on) tevredenheid van alle franchisenemers van Pets Place ter zake dienend is, zal vraag 25 evenmin aan een deskundige worden voorgelegd. Dit is feitelijk geen vraag maar een verzoek om een tevredenheidsonderzoek onder franchisenemers te houden met gebruikmaking van een bestaand format. Daarvoor is een deskundigenbericht niet bedoeld.