In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 4 maart 2021, wordt het voornemen tot benoeming van een observator in een WHOA-procedure besproken. De zaak betreft een besloten vennootschap, aangeduid als [verzoekster], die onder de namen [bedrijf 1] en [verzoekster] opereert. De rechtbank heeft eerder op 21 januari 2021 een afkoelingsperiode gelast van twee maanden en verzocht om aanvullende informatie over de financiële situatie van [verzoekster]. De verzoekster heeft op 23 februari 2021 nadere informatie verstrekt, waaruit blijkt dat de aandelen van [verzoekster] worden gehouden door [bedrijf 2], en dat er een conceptaanbod aan schuldeisers is gedaan. Dit aanbod omvat een bedrag van € 75.000, beschikbaar gesteld door [bedrijf 3], en de verdeling van dit bedrag onder de schuldeisers. De rechtbank constateert dat de informatie die door [verzoekster] is verstrekt, mogelijk niet voldoende is voor de schuldeisers om een geïnformeerd oordeel te vormen over het akkoord. De rechtbank benadrukt het belang van transparantie en volledige informatie voor de schuldeisers en stelt dat de belangen van de schuldeisers gebaat zijn bij een zorgvuldige beoordeling van de aangeboden informatie. Daarom acht de rechtbank het noodzakelijk om een observator aan te stellen die de situatie verder zal onderzoeken en de schuldeisers zal helpen bij het verkrijgen van de benodigde informatie. De rechtbank geeft [verzoekster] de gelegenheid om zich uit te laten over de wenselijkheid van deze voorziening en de persoon van de te benoemen observator. De rechtbank is voornemens om een van de voorgestelde advocaten als observator aan te stellen, afhankelijk van de reactie van [verzoekster].