ECLI:NL:RBGEL:2021:2408

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
05/740002-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het opzettelijk onttrekken van drie minderjarige kinderen aan het ouderlijk gezag van de moeder

Op 14 mei 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk onttrekken van zijn drie minderjarige kinderen aan het ouderlijk gezag van hun moeder. De verdachte, geboren in Turkije en op dat moment gedetineerd in Nederland, had in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 22 oktober 2019 de kinderen zonder toestemming van de moeder in Turkije gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben, tot september 2018 met instemming van de moeder in Turkije verbleven, maar dat de verdachte hen daarna zonder toestemming heeft vastgehouden.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de onttrekking aan het gezag uitvoerig onderzocht, inclusief de juridische procedures die de moeder had aangespannen om het gezag over de kinderen te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van het gezamenlijk gezag en dat hij opzettelijk handelde door de kinderen niet terug te laten keren naar Nederland. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk handelde en dat hij vertrouwde op zijn advocaat en de Turkse rechter, maar de rechtbank verwierp dit verweer.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de onttrekking van de kinderen aan het gezag van de moeder en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met de moeder en de kinderen, en een locatieverbod voor de woonplaats van de ouders van de moeder. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder en de kinderen, voor de geleden schade als gevolg van de onttrekking.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740002-20
Datum uitspraak : 14 mei 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1979 in [geboorteplaats] (Turkije),
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC, in Vught.
Raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 april 2020, 19 juni 2020, 21 augustus 2020, 13 november 2020, 22 januari 2021, 19 februari 2021 en tenslotte 30 april 2021, waar de zaak inhoudelijk is behandeld.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 22 oktober 2019 te Heelsum, gemeente Renkum, althans in Nederland en/of Turkije opzettelijk (een) minderjarige(n)
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2013 en/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2015 en/of
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2016
heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige(n) gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende (te weten [slachtoffer 4] ) , terwijl die minderjarige(n) beneden de twaalf jaren oud was/waren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer 4] en verdachte hebben een affectieve relatie gehad. Daaruit zijn de volgende, door verdachte erkende, kinderen geboren:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2013 in Ede;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2015 in Ede, en
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2016 in Ede.
[slachtoffer 4] en verdachte hadden vanaf 20 mei 2017 het gezamenlijk gezag over de kinderen. [2]
De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. [3]
[slachtoffer 4] en verdachte woonden met hun kinderen in Heelsum. [slachtoffer 1] zat op school.
Op 7 maart 2018 zijn [slachtoffer 4] , verdachte en hun kinderen naar Turkije vertrokken. Zij kwamen op 9 maart 2018 aan in Istanboel. Verdachte en de kinderen zijn met een vriend verder gereden naar Agri in oost Turkije. [slachtoffer 4] is met het vliegtuig naar Nederland teruggegaan. De kinderen hadden een visum voor drie maanden en ook hun ziektekostenverzekering zou na drie maanden aflopen. In juni 2018 heeft verdachte voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] een Turkse identiteitskaart aangevraagd en voor [slachtoffer 1] de Turkse nationaliteit. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachtes verklaring dat ze zich als gezin in Turkije wilden vestigen, zou kunnen kloppen. In dat plan is verandering gekomen toen de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 4] werd verbroken. Verdachte en [slachtoffer 4] hadden aanvankelijk samen het gezag over de kinderen. Toen [slachtoffer 4] juridische procedures in Nederland begon, heeft ze nagelaten te zorgen dat verdachte over (vertaalde) stukken kon beschikken en heeft ze hem niet geadviseerd een advocaat in de arm te nemen. [slachtoffer 4] had belang bij een verstekvonnis.
In Nederland is er geen sprake van onttrekking aan het gezag geweest. Verdachte is in de ten laste gelegde periode niet met zijn kinderen in Nederland geweest. De woonplaats van de kinderen lag na hun vertrek niet meer in Nederland, maar was Agri in Turkije. Verdachte heeft ook in Turkije de kinderen niet aan het gezag van [slachtoffer 4] onttrokken. Hij heeft vertrouwd op zijn advocaat, die had gezegd dat hij de kinderen niet direct hoefde af te staan, en op de Turkse rechter. De beslissing over de wijziging van het gezag heeft hij nooit ontvangen. Er is geen bewijs voor het onttrekken aan het gezag.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte in september 2018 met de kinderen zou terugkomen naar Nederland en dat zij dan een nieuwe school voor hun dochter [slachtoffer 1] zouden zoeken. Hun dochter [slachtoffer 1] is vanaf 5 september 2018 leerplichtig in Nederland. [5]
[slachtoffer 4] is op 18 augustus 2018 in Turkije aangekomen. Zij wilde op 22 september 2018 met de kinderen terugvliegen naar Nederland. Al snel merkte zij dat verdachte niet met haar hierover in gesprek wilde. Op 4 september 2018 kregen ze ruzie, waarna [slachtoffer 4] in paniek nog dezelfde dag terug naar huis is gegaan. Toen ze thuis kwam, heeft ze het ICKO gebeld. Ze wilde een procedure in gang zetten om de kinderen terug te krijgen. Ze heeft verdachte een bericht gestuurd dat hij de kinderen terug naar Nederland moest laten gaan en dat ze stappen tegen hem zou ondernemen als hij dat niet zou doen. [6]
Op 5 oktober 2018 heeft [slachtoffer 4] een e-mail gestuurd naar het e-mailadres “ [naam 1] @hotmail.com”. Daarin heeft zij onder meer geschreven dat ze verdachte voor de laatste keer wil vertellen dat hij de kinderen terug moet brengen naar Nederland. Vanaf dat e-mailadres heeft ze een berichtje terug ontvangen met de tekst: “
Moie verhal komhier vertele digtbij”. [7]
In een e-mail van 25 oktober 2018 heeft [slachtoffer 4] geschreven dat ze hoopt dat verdachte eraan mee zal werken de kinderen naar Nederland te laten terugkomen. Ze wil het liever met verdachte regelen zonder rechter en politie. Vanaf e-mailadres “ [naam 1] @hotmail.com” krijgt ze het volgende antwoord:
“ [slachtoffer 4] jej hebt niet alleen avukat nodeg
Julli ok een mordonar nodeg om pak de mey kinderen
Juli mut ok my dod maken
Juli krijg niet kinderen niet pasport ik heb wegegoit
Wey zijn Turk nu
Kom hier visite ons
Sistem zo door gaan”. [8]
Uit onderzoek van de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen komt naar voren dat de kalender in de telefoon is gekoppeld aan twee e-mailadressen, te weten [naam 1] @hotmail.com en [naam 2] @gmail.com. [9]
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte, anders dan hij ter terechtzitting van 30 april 2021 heeft verklaard, zelf gebruik maakte van het e-mailadres [naam 1] @hotmail.com.
[slachtoffer 4] heeft zich vervolgens voor rechtshulp gewend tot een Nederlandse en een Turkse advocaat.
Mr. Whiterod, de Nederlandse advocaat van [slachtoffer 4] , heeft op 5 februari 2019 een brief gestuurd naar de advocaat van verdachte in Turkije. Daarin geeft zij een uitleg van wat gezag naar Nederlands recht betekent. Vervolgens heeft mr. Whiterod aangegeven dat [slachtoffer 4] en verdachte op grond van het gezamenlijk ouderlijk gezag hebben besloten tot en [slachtoffer 4] heeft ingestemd met een tijdelijk verblijf van de kinderen in Turkije. Deze instemming eindigde in september 2018. De kinderen verblijven sindsdien in strijd met de toestemming en daarmee in strijd met het gezagsrecht van hun moeder in Turkije. In de brief wordt verder uitgelegd dat [slachtoffer 4] een civielrechtelijke procedure aanhangig heeft gemaakt bij de Nederlandse rechter om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast en dat de rechter de zittingsdatum heeft bepaald op 3 mei 2018. Whiterod adviseert verdachte zich te wenden tot een Nederlandse advocaat. [10]
[slachtoffer 4] heeft op 12 april 2019 telefonisch contact gehad met verdachte. Daarbij heeft zij gezegd dat er op 3 mei 2019 een rechtszaak is in de rechtbank in Arnhem en dat hij daar moet komen. [11]
De rechtbank ziet de in de brief van mr. Whiterod genoemde datum van 3 mei 20
18als een kennelijke verschrijving en begrijpt dat, gelet op de datering van de brief en gelet op voormeld telefonisch contact dat [slachtoffer 4] op 12 april 2019 heeft gehad met verdachte, zal zijn bedoeld 3 mei 20
19.
Bij beslissing van 14 mei 2019 van de rechtbank Gelderland is het gezamenlijk gezag over de kinderen beëindigd en is alleen [slachtoffer 4] belast met het ouderlijk gezag. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [12]
[slachtoffer 4] heeft in de periode van januari 2019 tot oktober 2019 geprocedeerd bij de rechtbank in Turkije. Bij de derde zitting, in juni 2019, is aan verdachte en zijn advocaat kenbaar gemaakt dat verdachte geen gezag meer had over zijn kinderen. Bij de vijfde zitting op 22 oktober 2019 heeft de rechter in Agri beslist dat [slachtoffer 4] volgens Nederlands recht het gezag had en dat zij de kinderen mee naar Nederland mocht nemen. Een dag later heeft de politie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] uit de woning van de zus van verdachte meegenomen en is [slachtoffer 2] naar het politiebureau gebracht. [13]
De rechtbank overweegt dat de kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in Nederland zijn geboren, de Nederlandse nationaliteit hebben en tot hun vertrek naar Turkije in maart 2018 in Nederland woonden. De rechtbank volgt het betoog dat de woonplaats van de kinderen na hun vertrek niet meer in Nederland, maar in Agri in Turkije lag, niet. Zoals uit het navolgende blijkt, heeft [slachtoffer 4] slechts ingestemd met een tijdelijk verblijf van de kinderen in Turkije. Zij heeft niet ingestemd met vestiging van de kinderen in Turkije. Gelet op artikel 10 van de Brussel II-bis verordening blijven de gerechten van de lidstaat waar het kind voor het niet doen terugkeren zijn gewone woonplaats had, bevoegd tot het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen. Niet is gebleken dat de kinderen op enig moment zijn uitgeschreven uit de (Nederlandse) Basisregistratie Personen en dat zij met instemming van [slachtoffer 4] een gewone verblijfplaats hebben verkregen in Turkije. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de kinderen daarom nog steeds hun gewone woonplaats in Nederland en is het Nederlandse recht van toepassing.
Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat de kinderen tot september 2018 met instemming van [slachtoffer 4] in Turkije mochten verblijven. Vanaf september 2018 heeft verdachte de kinderen zonder toestemming van [slachtoffer 4] in Turkije gehouden en daarmee aan het ouderlijk gezag van [slachtoffer 4] onttrokken. Verdachte was ervan op de hoogte dat zij samen het ouderlijk gezag over de kinderen hadden. Niettemin nam hij alleen beslissingen over de kinderen zonder [slachtoffer 4] daarin te betrekken en werkte hij op geen enkele wijze mee aan haar verzoeken de kinderen terug naar Nederland te laten gaan. Aldus handelend hield verdachte de kinderen bij [slachtoffer 4] weg. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat uit de beantwoording van de e-mailberichten die [slachtoffer 4] naar verdachte heeft gestuurd, niets anders kan worden afgeleid dan dat verdachte niet van plan was de kinderen terug naar Nederland te laten gaan. Deze situatie heeft voortgeduurd tot het moment dat de politie naar aanleiding van de beslissing van de Turkse rechter van 22 oktober 2019 twee kinderen uit de woning van verdachtes zus heeft meegenomen en het derde kind, door verdachte zelf, naar de politie is gebracht.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte de kinderen opzettelijk heeft onttrokken aan het gezag van [slachtoffer 4] .
De raadsman heeft betoogd dat [slachtoffer 4] belang had bij een verstekvonnis, dat zij verdachte niet zou hebben geadviseerd een advocaat in de arm te nemen en dat zij heeft nagelaten ervoor te zorgen dat verdachte over (vertaalde) stukken beschikte.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen juist het tegendeel naar voren komt. De advocaat van [slachtoffer 4] heeft een brief gestuurd aan de Turkse advocaat van verdachte. In die brief is een uitleg gegeven over wat het ouderlijk gezag in Nederland inhoudt. Ook is uitgelegd dat [slachtoffer 4] een procedure is begonnen om alleen het ouderlijk gezag over de kinderen te krijgen en de datum waarop deze procedure door de rechtbank zou worden behandeld. Verdachte is in de brief geadviseerd zich voor rechtshulp te wenden tot een advocaat. [slachtoffer 4] heeft daarnaast in april 2019 telefonisch contact gehad met verdachte en hem verteld over de zitting op 3 mei 2019 in de rechtbank in Arnhem. Dat [slachtoffer 4] belang had bij een verstekvonnis is dan ook niet gebleken. Het feit dat verdachte niet naar de zitting op 3 mei 2019 is gegaan, is een eigen keuze geweest en komt dan ook voor zijn rekening.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte heeft vertrouwd op zijn advocaat, die had gezegd dat hij de kinderen niet direct hoefde af te staan, en op de Turkse rechter. De beslissing over de wijziging van het gezag heeft hij nooit ontvangen. De rechtbank begrijpt hieruit dat wordt betwist dat verdachte opzet heeft gehad op zijn handelen. De rechtbank overweegt als volgt.
Bij beslissing van 14 mei 2019 heeft deze rechtbank het ouderlijk gezag van verdachte beëindigd en beslist dat [slachtoffer 4] alleen werd belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. Aan [slachtoffer 4] kan niet worden tegengeworpen dat verdachte niet op de hoogte was van de uitspraak, nu deze in juni 2019 aan verdachte en zijn Turkse advocaat ter kennis is gebracht. Overigens laat dit onverlet dat verdachte ook vóór die beslissing van de rechtbank de kinderen al aan het gezag van [slachtoffer 4] heeft onttrokken terwijl hij, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, wist dat hij toen samen met [slachtoffer 4] het ouderlijk gezag over de kinderen had. Dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het onttrekken van de kinderen aan het gezag van [slachtoffer 4] acht de rechtbank vanwege het voorgaande dan ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn drie kinderen opzettelijk zonder toestemming van [slachtoffer 4] vanaf september 2018 in Turkije heeft gehouden en niet naar Nederland heeft doen terugreizen. Hiermee heeft hij de kinderen die alle drie jonger dan twaalf jaar oud zijn, opzettelijk onttrokken aan het gezag van [slachtoffer 4] .
Dat verdachte de kinderen ook in Nederland heeft onttrokken aan het gezag van [slachtoffer 4] acht de rechtbank niet bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2019 te
Heelsum, gemeente Renkum, althans in Nederland en/ofTurkije opzettelijk
(een)de minderjarige
(n
)
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2013 en
/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 5] 2015 en
/of
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2016
heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige
(n
)gestelde gezag
en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende (te weten [slachtoffer 4] ), terwijl die minderjarige
(n
)beneden de twaalf jaren oud
was/waren.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in Nederland en in Bulgarije in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast vrijheidsbeperkende maatregelen op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudend dat aan verdachte:
  • een contactverbod wordt opgelegd met betrekking tot [slachtoffer 4] en de kinderen;
  • een locatieverbod wordt opgelegd met betrekking tot de woonplaats van de ouders van [slachtoffer 4] .
De vrijheidsbeperkende maatregelen dienen volgens de officier van justitie voor de duur van vijf jaar te worden opgelegd met bepaling dat bij elke overtreding een vervangende hechtenis van veertien dagen geldt met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat indien en voor zover een omgangsregeling wordt overeengekomen het contactverbod daaraan niet in de weg zal staan. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een contactverbod niet handig is in het geval van een omgangsregeling. Het locatieverbod is naar zijn mening te ruim en zou kunnen worden beperkt tot een straal van 500 meter om de woning van de ouders. De raadsman heeft verder betoogd dat er geen reden is de duur van de vrijheidsbeperkende maatregelen te bepalen op vijf jaar.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn drie minderjarige kinderen aan het gezag van hun moeder. Hij heeft de kinderen die met instemming van de moeder tot september 2018 in Turkije zouden verblijven, zonder haar instemming ook daarna in Turkije gehouden en niet meegewerkt aan hun terugkeer. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vond dat de kinderen beter in Turkije konden opgroeien, omdat ze in Nederland iedere keer ziek waren, hun gezondheid in Turkije verbeterde en het leven daar goedkoper is. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet heeft gehandeld met de intentie om de moeder te kwetsen of om de kinderen iets aan te doen. Niettemin heeft verdachte bij zijn handelen het belang van de moeder volledig genegeerd en is hij vooral uitgegaan van zijn eigen ideeën en opvattingen over wat goed was voor de kinderen. Verdachtes handelen heeft grote impact gehad op de moeder die voor de door verdachte gecreëerde situatie langere tijd onder behandeling is geweest van een psycholoog. Ook op de kinderen heeft verdachtes handelen impact gehad. Voor [slachtoffer 1] bleek behandeling door een psycholoog eveneens nodig.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van 16 maart 2021. Daaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum van 21 december 2020. Daaruit komt naar voren dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek. Gedurende de gehele observatieperiode is hij in zijn cel gebleven en was hij niet bereid tot het voeren van inhoudelijke gesprekken met onderzoekers. Boosheid, vermoedelijk gericht op alles wat met zijn lopende strafzaak te maken heeft en het verlies van zijn kinderen stond daarbij op de voorgrond. Hoewel het hierdoor niet mogelijk is gebleken om een volledig forensisch gedragskundig onderzoek te verrichten, zijn er volgens de onderzoekers, in ieder geval vanaf 2015, duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van psychische problematiek. De precieze aard daarvan blijft onduidelijk.
“Concluderend kan gesteld worden dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat betrokkene sinds 2015 disfunctioneert. Het disfunctioneren is van dien aard dat dit pathologisch genoemd kan worden, er blijven echter door de hiervoor geschetste beperkingen in het onderzoek alsmede de mogelijke invloed van culturele, situatieve en religieuze aspecten, dermate veel vragen bestaan dat het niet mogelijk is om een volledig diagnostisch beeld te schetsen.”(p. 19/20 rapport)
.Ook ten tijde van het ten laste gelegde feit moet die psychopathologie aanwezig zijn geweest, maar uitspraken over toerekenbaarheid durven de onderzoekers niet te doen omdat er te weinig bekend is over de mate van psychopathologie in de tenlastegelegde periode en al helemaal niet over de vraag in hoeverre dit heeft doorgewerkt in zijn handelen.
Vanwege de weigering van verdachte om met de onderzoekers van het Pieter Baan Centrum en met de reclassering in gesprek te gaan, kan het recidiverisico niet worden ingeschat. Om dezelfde reden onthouden de onderzoekers en de reclassering zich van een advies over eventuele interventies en het juridisch kader waarbinnen die zouden moeten plaatsvinden. Ook over de motieven voor verdachtes handelen is geen duidelijkheid gekomen. Bij de politie en ter zitting heeft verdachte gezegd dat de kinderen steeds ziek werden van de omgeving hier in Nederland en dat de lucht in Turkije schoner en gezonder is en beter voor hen. Uit het dossier komt echter ook een beeld naar voren van een toenemende vlucht in islamitisch extremisme. Hij beschouwde zich als boodschapper van Allah, hij moest alle achterstallige gebeden inhalen. De rechtbank acht aannemelijk dat met name deze gemoedstoestand en monomane gedachtengangen zijn handelen hebben beïnvloed, omdat hij op geen enkele wijze nog open stond voor andere zienswijzen en opvattingen over de opvoeding van de kinderen. Daarom gaat de rechtbank uit van enige verminderde toerekening van dit handelen.
Tijdens het verblijf in het PPC en PBC wordt melding gemaakt van volstrekt oninvoelbaar en non-communicatief gedrag, woede-uitbarstingen lagen voortdurend op de loer, betrokkene leek volledig in beslag te worden genomen door een strijd tegen alle onrecht dat hem werd aangedaan. Er viel, kortom, geen zinnig woord met hem te wisselen. Dit was geheel anders tijdens de laatste zitting van de rechtbank waar alleszins een gesprek was te voeren met hem. Vanaf 28 januari 2021 is men in het PPC kennelijk begonnen hem anti-psychotische medicatie toe te dienen. Dit lijkt een behoorlijk positief effect te hebben tot dusverre.
Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend.
De rechtbank ziet verder aanleiding om aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen zoals door de officier van justitie gevorderd. Dat betekent dat aan verdachte:
  • een contactverbod wordt opgelegd ten aanzien van [slachtoffer 4] en de kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ;
  • een locatieverbod wordt opgelegd voor Bodegraven, de woonplaats van de ouders van [slachtoffer 4] .
Voor een beperkter locatieverbod, zoals door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen reden. Ten aanzien van het contactverbod merkt de rechtbank op dat dit niet van toepassing is indien en voor zover tussen [slachtoffer 4] en verdachte, zo nodig in overleg met hulpverlenende instanties, een omgangsregeling met de kinderen wordt overeengekomen.
De rechtbank zal bepalen dat bij overtreding van de maatregelen telkens een week hechtenis zal worden toegepast met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal, anders dan de vordering van de officier van justitie, de duur van de maatregelen bepalen op drie jaar.
De maatregelen zullen op het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld dadelijk uitvoerbaar zijn.
Hoewel, zoals overwogen, zeer aannemelijk is dat een zekere psychiatrische problematiek ten grondslag ligt aan verdachtes gedrag, toen én nu, bevat het rapport van het PBC, evenmin als de overige rapportages, aanknopingspunten voor het opleggen van terbeschikkingstelling. Niet duidelijk is welke (soort) stoornis zijn handelen bepaalt en of uit die stoornis enig al dan niet concretiseerbaar gevaar voor ernstige delicten in de toekomst oplevert. Behandeling is evenwel zeer wenselijk, zo niet noodzakelijk voor verdachte. Er lijkt een begin te zijn gemaakt met anti-psychotica, maar tot enig ziektebesef (laat staat tot een innerlijk gevoelde noodzaak tot voortzetting daarvan) heeft dat in ieder geval bij de laatste zitting nog niet geleid.
Het Openbaar Ministerie heeft een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden voor een zorgmachtiging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De geraadpleegde deskundigen komen echter tot de conclusie dat, gezien de bevindingen van het PBC, de onduidelijkheid over de psychiatrische problematiek en de evidente weigerachtigheid van verdachte om ergens aan mee te werken, dit geen traject met perspectief is.
De rechtbank geeft de Minister van Justitie en Veiligheid daarom in overweging om verdachte gedurende de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf te plaatsen in een kliniek voor forensische zorg (art. 15 lid 5 of art. 43 Penitentiaire Beginselenwet) of zelfs een tbs-kliniek/FPC (art 6.2.8 lid 1 Sv).

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van paspoorten en identiteitsbewijzen op naam van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (op de beslaglijst de nummers 1 t/m 7) aan de rechthebbenden gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank zal de teruggave van de micro sd-card, de Turkse telefoonkaart en de personenauto [merk]
voor zover dit betreft het klassiek beslag(op de beslaglijst de nummers 10 t/m 12) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Ten aanzien van de telefoon (op de beslaglijst nummer 9) heeft de officier van justitie ter terechtzitting meegedeeld dat deze al aan verdachte is teruggegeven.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 29.197,90 aan materiële schade en € 7.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële schade is als volgt gespecificeerd:
  • Advocaatkosten Nederlandse advocaat € 7.369,58
  • Advocaatkosten Turkse advocaat € 19.384,00
  • Reis- en verblijfkosten voor rechtszaken in Turkije € 1.996,06
  • Kosten vertaalbureau € 429,55
  • Visum aanvraag Turkije € 18,71
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 7.000,- vermeerderd met de wettelijke rente aan smartengeld.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben beiden een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen allebei € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente aan smartengeld.
Alle benadeelde partijen hebben om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] kan worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 28.828,12, met toekenning van de wettelijke rente. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de Nederlandse advocaat dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Volgens de officier van justitie kunnen de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volledig worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle benadeelde partijen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden afgewezen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] betoogd dat de kosten voor de Nederlandse advocaat moeten worden afgewezen nu in de beslissingen van de rechtbank een kostenverdeling is opgenomen. De raadsman meent dat hetzelfde moet gelden voor de kosten van de Turkse advocaat. Ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 4] heeft de raadsman betoogd dat het gaat om een geschil tussen twee ex-partners en dat beiden in dat geschil een aandeel zullen hebben gehad. De vordering dient daarom te worden afgewezen of de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Wat betreft de kinderen acht de raadsman het niet gepast dat vorderingen zijn ingediend tegen hun vader. Hij meent dat de vorderingen moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet is aangetoond dat de kinderen schade hebben ondervonden dan wel dat de ondervonden schade aan verdachte is toe te rekenen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Met de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank de kosten die zijn gemaakt voor de Nederlandse advocaat niet toewijsbaar. In het vonnis in kort geding van 31oktober 2018 is bepaald dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. In de beschikking van de rechtbank van 14 mei 2019 is het verzoek om verdachte te veroordelen in de kosten van de procedure afgewezen. Gelet op deze beslissingen zal de rechtbank de kosten voor de Nederlandse advocaat (€ 7.369,58) afwijzen.
Niet gebleken is dat de rechtbank in de Turkse procedure zich heeft uitgelaten over een (verdeling) van de kosten van de procedure. De rechtbank zal de daarvoor gevorderde schadevergoeding daarom volledig toewijzen evenals de overige schadeposten die overigens niet inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Het voorgaande betekent dat een bedrag van € 21.828,32 wordt toegewezen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank ziet geen aanleiding rekening te houden met de gelden die [slachtoffer 4] via een Crowdfunding ontvangt nu het hierbij gaat om giften waarvan het voordeel niet aan verdachte behoeft toe te komen. Het is aan de benadeelde partij hoe zij hiermee omgaat.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon zijn aangetast. Ten aanzien van [slachtoffer 4] en haar dochter [slachtoffer 1] is sprake van geestelijk letsel en ten aanzien van alle benadeelde partijen is sprake van een diepe inbreuk in de persoonlijke levenssfeer. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld vaststellen op:
  • een bedrag van € 3.500,- voor [slachtoffer 4] ;
  • een bedrag van € 3.500,- voor [slachtoffer 1] ;
  • een bedrag van € 500,- voor [slachtoffer 2] ;
  • een bedrag van € 500,- voor [slachtoffer 3] .
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vorderingen nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd. Ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 4] zal de rechtbank bepalen dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf 21 juni 2019. De rechtbank overweegt dat op die datum een rekening van € 14.194,- aan de Turkse advocaat is voldaan. Bovendien valt deze datum ongeveer in het midden van de periode dat alle kosten zijn gemaakt en was in de maand juni de derde van de vijf rechtszittingen in Turkije.
Ten aanzien van de immateriële schade van alle benadeelde partijen zal de rechtbank bepalen dat de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 is verschuldigd. Deze datum valt ongeveer op de helft van de periode van september 2018 tot en met 22 oktober 2019 die de rechtbank bewezen heeft geacht voor de onttrekking aan het gezag.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis (in Nederland en Bulgarije) doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 4] en de kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod. Het contactverbod zal niet in de weg staan aan een eventueel overeen te komen omgangsregeling;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Bodegraven, de woonplaats van de ouders van [slachtoffer 4] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
 beveelt dat vervangende hechtenis van één week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan (een van) de maatregelen wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn;
  • gelast de teruggave van de identiteitsbewijzen (de nummers 1 t/m 7 op de beslaglijst) aan de rechthebbenden;
  • gelast de teruggave van de micro sd-kaart en de Turkse telefoonkaart (de nummers 10 en 11 op de beslaglijst) aan verdachte;
  • gelast ten aanzien van het klassieke beslag de teruggave van de personenauto (nummer 12 op de beslaglijst) aan verdachte;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 21.828,32 aan
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst de vordering tot materiële schade van [slachtoffer 4] af voor zover dit betreft de kosten van de Nederlandse advocaat van € 7.369,58;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van de volgende bedragen aan
smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 4] € 3.500,-
2. [slachtoffer 1] € 3.500,-
3. [slachtoffer 2] € 500,-
4. [slachtoffer 3] € 500,-
  • verklaart de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot smartengeld;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade en/of smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf bovengenoemde data tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 4] € 25.328,32 161 dagen
2. [slachtoffer 1] € 3.500,- 45 dagen
3. [slachtoffer 2] € 500,- 10 dagen
4. [slachtoffer 3] € 500,- 10 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. W. Bruins en
mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2021.
mr. Van Leeuwen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R018141- VACUUM, gesloten op 7 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Beschikking Familie- en jeugdrecht rechtbank Gelderland, p. 51.
3.Identiteitsbewijzen, p. 173, 178, 182.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 21-22.
5.Proces-verbaal aanvullend verhoor [slachtoffer 4] , p. 28.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 21, 23.
7.E-mails, p. 38.
8.E-mails, p. 40.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 185.
10.Brief van mr. Whiterod aan N. Genc in Istanbul van 5 februari 2019, voorzien van een vertaling in het Turks, p. 88, 91, 93-96.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2020, nageleverde stukken, p. 3.
12.Beschikking rechtbank Gelderland, Familie- en jeugdrecht, p. 52, 54.
13.Proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer 4] , p. 34-35.