1.2.Bij besluiten van 10 juli 2019 gericht aan eiser als fractievoorzitter van de [betrokkene] heeft verweerder de hoogte van de subsidie over de jaren 2017 en 2018 vastgesteld op € 8.635,09 respectievelijk € 1.753,85. Deze besluiten zijn – na intrekking van het daartegen gerichte bezwaarschrift – onherroepelijk.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat na de vaststelling van de financiële bijdrage over de jaren 2017 en 2018 bij de onherroepelijke besluiten van 10 juli 2019 vaststaat dat in totaal € 15.521,54 te veel aan subsidie is verstrekt en dat deze van eiser als de huidige fractievoorzitter kan worden teruggevorderd. De subsidie is aan de fractie verleend en kan ook van de fractie in de persoon van eiser worden teruggevorderd. Verweerder verwijst hiervoor naar artikel 4, vijfde lid van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2018 (Verordening) en artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder dit bedrag van eiser teruggevorderd en besloten dit in drie jaarlijkse termijnen van € 5.173,85 te verrekenen met de subsidie over de jaren 2019, 2020 en 2021.
Is verweerder bevoegd tot terugvordering en verrekening over te gaan?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte van de huidige fractie, dan wel van hem als persoon, de subsidie terugvordert en verrekent met toekomstige subsidiejaren. Volgens eiser moet verweerder de erven van [naam] aanspreken over te veel of ten onrechte betaalde subsidie over de jaren 2017 en 2018. Verweerder gaat eraan voorbij dat sprake is van een eenmansfractie. Bij een eenmansfractie wordt aan één raadslid betaald, die legt rekening en verantwoording af en van dat raadslid moet worden teruggevorderd.
4. Op grond van artikel 4:21, eerste lid, van titel 4.2 van de Awb wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Op grond van artikel 4:37, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.