ECLI:NL:RBGEL:2021:248

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4091
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering en verrekening van niet verantwoorde middelen fractieondersteuning door de gemeente

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 19 januari 2021 uitspraak gedaan over de terugvordering en verrekening van niet verantwoorde middelen voor fractieondersteuning. De zaak betreft een besluit van de raad van de gemeente, waarbij is besloten tot terugvordering van subsidie die is verstrekt aan de fractie van een politieke partij. De subsidie was verleend aan de overleden fractievoorzitter, die als natuurlijke persoon subsidieontvanger kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de huidige fractievoorzitter niet kan worden aangesproken voor de terugvordering, omdat de fractie zelf geen juridische entiteit is en dus geen subsidie kan ontvangen of terugbetalen. De rechtbank concludeert dat de verweerder niet bevoegd was om de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen van de huidige fractievoorzitter terug te vorderen. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en de rechtbank herroept het eerdere besluit van 30 oktober 2019. Eiser krijgt het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de raad van de gemeente [woonplaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder besloten over te gaan tot terugvordering en verrekening van de door de fractie van de [betrokkene] niet verantwoorde middelen fractieondersteuning over de jaren 2017 en 2018 met de subsidie waarop de fractie recht heeft in de tijdvakken 2019, 2020 en 2021.
Bij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. R.G.J.T. Kroes.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?
1. Op 22 april 2014 is [betrokkene] opgericht met A.G.M. [naam] ( [naam] ) en zijn echtgenote als bestuurders. [naam] was vanaf maart 2014 raadslid van de gemeente [woonplaats] voor de fractie [betrokkene] ( [betrokkene] ). Vanaf 26 september 2018 heeft eiser [naam] als raadslid voor de [betrokkene] vervangen wegens ziekte van [naam] . Op 5 februari 2019 is [naam] overleden. Eiser is sinds 15 mei 2019 lid van de gemeenteraad namens de [betrokkene] .
1.1.
Op grond van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning ontvangt iedere fractie van de gemeenteraad in [woonplaats] een jaarlijkse bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie. De fractie legt over de besteding van deze subsidie na afloop van het kalenderjaar rekening en verantwoording af aan de raad. Bij beslissing van 5 december 2016 is aan [naam] als fractievoorzitter van de [betrokkene] een voorschot toegekend van € 14.128 voor 2017. Bij beslissingen van 11 december 2017 en 20 juni 2018 is aan hem in totaal een voorschot toegekend van € 11.782 voor 2018.
1.2.
Bij besluiten van 10 juli 2019 gericht aan eiser als fractievoorzitter van de [betrokkene] heeft verweerder de hoogte van de subsidie over de jaren 2017 en 2018 vastgesteld op € 8.635,09 respectievelijk € 1.753,85. Deze besluiten zijn – na intrekking van het daartegen gerichte bezwaarschrift – onherroepelijk.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat na de vaststelling van de financiële bijdrage over de jaren 2017 en 2018 bij de onherroepelijke besluiten van 10 juli 2019 vaststaat dat in totaal € 15.521,54 te veel aan subsidie is verstrekt en dat deze van eiser als de huidige fractievoorzitter kan worden teruggevorderd. De subsidie is aan de fractie verleend en kan ook van de fractie in de persoon van eiser worden teruggevorderd. Verweerder verwijst hiervoor naar artikel 4, vijfde lid van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2018 (Verordening) en artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder dit bedrag van eiser teruggevorderd en besloten dit in drie jaarlijkse termijnen van € 5.173,85 te verrekenen met de subsidie over de jaren 2019, 2020 en 2021.
Is verweerder bevoegd tot terugvordering en verrekening over te gaan?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte van de huidige fractie, dan wel van hem als persoon, de subsidie terugvordert en verrekent met toekomstige subsidiejaren. Volgens eiser moet verweerder de erven van [naam] aanspreken over te veel of ten onrechte betaalde subsidie over de jaren 2017 en 2018. Verweerder gaat eraan voorbij dat sprake is van een eenmansfractie. Bij een eenmansfractie wordt aan één raadslid betaald, die legt rekening en verantwoording af en van dat raadslid moet worden teruggevorderd.
4. Op grond van artikel 4:21, eerste lid, van titel 4.2 van de Awb wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Op grond van artikel 4:37, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
4.1
Op grond van artikel 33, tweede lid, van de Gemeentewet hebben de in de raad vertegenwoordigde groeperingen recht op ondersteuning.
Op grond van artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet stelt de raad met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast. De verordening bevat ten aanzien van de ondersteuning regels over de besteding en de verantwoording.
4.2
In de Verordening is in artikel 4, eerste lid, bepaald dat de fracties, zoals bedoeld in het reglement van orde voor de Politieke Maandag van de gemeente Arnhem 2014 jaarlijks een financiële bijdrage ontvangen als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie. In het vijfde lid van dat artikel is bepaald dat de raad, indien een fractie niet voldoet aan de in artikel 9, lid 1, verplichte verantwoording en verslaglegging over het vorige jaar, kan besluiten een voorschot geheel of gedeeltelijk niet te verstrekken, dan wel geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Ingevolge het negende lid is titel 4.2 van de Awb van toepassing op de financiële middelen die een fractie ontvangt.
Artikel 9, lid 1, van de Verordening bepaalt dat binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar elke fractie aan de raad rekening en verantwoording aflegt over de besteding van de in artikel 4 bedoelde vergoeding, onder overlegging van een verslag.
5. De rechtbank is van oordeel dat de subsidies over de jaren 2017 en 2018 als voorschot zijn toegekend aan [naam] . De besluiten waarbij de voorschotten zijn toegekend zijn gericht aan [naam] als fractievoorzitter en zijn naar zijn privéadres gestuurd. Dat betekent dat de natuurlijke persoon [naam] de subsidieontvanger was.
5.1.
Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat op grond van het bepaalde in artikel 4:57, eerste lid, van de Awb alleen van een subsidieontvanger onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen worden teruggevorderd. [1] Dat betekent in dit geval dat verweerder de ten onrechte over de jaren 2017 en 2018 aan [naam] als natuurlijke persoon verstrekte subsidiebedragen niet van eiser kan terugvorderen, omdat eiser niet de subsidieontvanger is.
5.2
Voorzover verweerder bedoeld heeft om subsidiebedragen terug te vorderen bij de fractie van de [betrokkene] overweegt de rechtbank als volgt. Een fractie van een politieke partij is geen natuurlijke persoon en bezit evenmin rechtspersoonlijkheid. Een fractie is evenmin te duiden als een ambt in publiekrechtelijke zin. Een fractie is te duiden als een feitelijk samenwerkingsverband van een aantal leden in de gemeenteraad, welk samenwerkingsverband niet als zelfstandige juridische entiteit is te zien, naar privaat- noch naar publiekrecht. Dit betekent dat de fractie geen subsidie kan ontvangen en dus ook niet terugbetalen.
5.3
De conclusie is dat verweerder niet bevoegd was de over de jaren 2017 en 2018 onverschuldigd betaalde subsidiebedragen van eiser terug te vorderen.
Conclusie
6. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om, ter definitieve beslechting van het geschil, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het besluit van 30 oktober 2019 herroepen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
6.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 30 oktober 2019 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 178 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1511.