ECLI:NL:RBGEL:2021:2673

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
AWB-21_2239 en 20_5169
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegen de verlening van een terrasvergunning aan de Rijnkade in Arnhem

Op 1 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een terrasvergunning aan de Rijnkade in Arnhem. Eiseres, gevestigd aan de [locatie] in [woonplaats], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, dat op 20 maart 2020 een terrasvergunning heeft verleend aan vergunninghouder, een restaurant aan de overkant van de weg. Eiseres betoogde dat de vergunning niet voldeed aan de voorwaarden van het Arnhemse Terrassenbeleid 2020 en dat de verkeersveiligheid in het geding was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning in overeenstemming is met het beleid en dat er geen redenen waren om van dit beleid af te wijken. De rechter oordeelde dat de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd was door de voorwaarden in de terrasvergunning en dat de belangen van eiseres niet onevenredig werden geschaad. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep tegen het besluit op bezwaar werd ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 21/2239 (verzoek) en 20/5169 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juni 2021

op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Janssens),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder

(gemachtigden: mr. L.M. Rödel en mr. J. van den Heuvel).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij], te [woonplaats], vergunninghouder

Procesverloop

In het besluit van 20 maart 2020 (primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een terrasvergunning verleend.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
In het besluit van 29 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op een online zitting op 27 mei 2021. Eiseres is vertegenwoordigd door de heer [eiseres] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. De voorzieningenrechter doet ook uitspraak op het beroep. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
Wat beslist de voorzieningenrechter op het beroep tegen het niet tijdig beslissen?
2. Verweerder heeft met het besluit van 29 september 2020 alsnog een beslissing genomen op het bezwaar van eiseres. Er bestaat om die reden geen aanleiding meer om te bepalen dat verweerder alsnog een beslissing op bezwaar moet nemen. Daarnaast heeft verweerder bij besluit van 6 oktober 2021 een dwangsom toegekend wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Eiseres heeft de vaststelling van die dwangsom niet betwist, dus het beroep bij de rechtbank heeft geen betrekking op de vaststelling van die dwangsom. Eiseres heeft dan ook geen belang meer bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Voor zover het beroep zich richt tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar wordt het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Op de proceskostenvergoeding zal de voorzieningenrechter verderop in deze uitspraak nog terugkomen.
3. Omdat eiseres het beroep verder handhaaft, bepaalt artikel 6:20, derde lid van de Awb dat het beroep van rechtswege mede is gericht tegen het besluit op bezwaar, omdat dit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiseres. De voorzieningenrechter zal hierna dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiseres is gevestigd aan de [locatie] in [woonplaats]. Naast het pand van eiseres exploiteert vergunninghouder restaurant [naam] aan de [locatie].
5. Verweerder heeft aan vergunninghouder een terrasvergunning verleend voor een terras aan de overkant van de weg, tegenover het pand van eiseres. Op onderstaande terrastekening is het terras waar het hier over gaat gemarkeerd met oranje en geel. Eerder is aan vergunninghouder al het paarse en rode terras (onherroepelijk) vergund. Daar gaat deze zaak niet over.
Voldoet de verleende vergunning aan het beleid van verweerder?
6. Eiseres voert aan dat de terrasvergunning niet voldoet aan de standaardvoorwaarden en -eisen uit artikel 6 van Het Arnhemse Terrassenbeleid 2020 (het beleid). Op grond van het tweede lid van dat artikel moet verweerder de aanvraag volgens eiseres afzonderlijk beoordelen en motiveren. De horecavisie is daarbij volgens eiseres niet leidend. Bij de beoordeling van de aanvraag om een terrasvergunning zijn de belangen van eiseres geen moment in beeld geweest. Eiseres houdt ter plaatse kantoor en er bestaat in hinderlijke mate zicht vanuit het kantoor op het terras en vice versa. Bovendien moet het pand van eiseres bereikbaar zijn voor (vracht)verkeer. De aanwezigheid van een terras direct tegenover de ingang van het pand, met daarbij het komen en gaan van bezoekers en bedienend personeel is ronduit gevaarlijk. Om dit te onderbouwen heeft eiseres een deskundigenrapport laten opstellen door Loendersloot. Naast dat het een verkeersonveilige situatie is, is het bovendien ook hinderlijk en belemmert het de dagelijkse bedrijfsvoering van eiseres, aldus eiseres.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beleid maatwerk mogelijk maakt voor onder meer het gebied waar het terras van vergunninghouder is gelegen, namelijk De Rijnkade. Volgens verweerder is er geen sprake van een onevenredige inbreuk op de privacy van de werknemers van eiseres en is de verkeerssituatie niet gevaarlijk, omdat langs de weg palen staan die het terras en de bezoekers moeten beschermen.
Ook heeft verweerder onderzocht of sprake is van een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat zoals bedoeld in artikel 2.3.1.5, eerste lid, onder b, van de APV.
Op basis van de Horecavisie 2017, waarin onder meer is bepaald dat ten aanzien van de terrasuitstraling aan De Rijnkade over-the-top mogelijk wordt gemaakt en de kade als geheel als een strip van terrassen wordt benaderd, concludeert verweerder dat het terras van vergunninghouder geen onevenredige inbreuk maakt op het woon-en leefklimaat ter plaatse.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het beleid staat dat de horecavisie het uitgangspunt is. Daarin staat met betrekking tot het gebied aan De Rijnkade: “Terrasuitstraling over-the-top mogelijk maken. Vanaf de bruggen en aanrijroutes zichtbaar. Poort-functie.” Dit uitganspunt is duidelijk en staat niet tussen partijen ter discussie. De vraag is of verweerder in dit geval aanleiding had moeten zien om van dit uitgangspunt af te wijken, omdat eiseres terecht stelt dat iedere situatie afzonderlijk moet worden beoordeeld en gemotiveerd. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de verleende terrasvergunning in overeenstemming is met het beleid en dat verweerder in de door eiseres aangevoerde gronden geen reden heeft hoeven zien om van dit beleid af te wijken. De voorzieningenrechter zal dit hierna bespreken.
6.2.1.
Voor wat betreft het zicht op het kantoor van eiseres is ter zitting toegelicht dat het kantoor zich overwegend op de 1e verdieping van het pand van eiseres bevindt en dus niet op de begane grond pal tegenover het terras. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat dit geen onoverkomelijke overlast oplevert voor eiseres.
6.2.2.
Voor wat betreft de gestelde verkeersonveiligheid staat in de terrasvergunning zelf onder het kopje “Afmetingen” punt 9. van de verleende terrasvergunning het volgende:”
“9. De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat passerende voetgangers geen hinder ondervinden van het terras. Hij dient er daarbij op toe te zien dat geen terrasmeubilair e.d. op de voor de voetgangers bestemde trottoirgedeelten c.q. weggedeelten staan en dat een vrije wandelstrook van minimaal 1,50 meter breed beschikbaar blijft tussen het terras én de rand van het trottoir of eventuele obstakels zoals parkeermeters, bomen, lantarenpalen e.d.”
De terrasvergunning heeft betrekking op het oranje en gele gedeelte tegenover vergunninghouder. Beide stroken zijn trottoir. De terrasvergunning is verleend voor dit trottoir zodat de voorzieningenrechter begrijpt dat er tussen de (rij)weg, dan wel tussen de paaltjes die langs de rijweg staan of andere obstakels, en het terras een strook van anderhalve meter ruimte moet zijn voor voetgangers die langs het terras lopen. Vergunninghouder heeft ter zitting gesteld dat die strook van anderhalve meter alleen geldt voor het terras aan de voorzijde van zijn pand. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. De tekst van de terrasvergunning biedt hier namelijk geen enkel aanknopingspunt voor. Ter zitting bleek dat geen van de betrokken partijen zich gerealiseerd heeft dat er nog een ruimte van anderhalve meter vrij moet worden gehouden voor voetgangers. Ook in het door eiseres overgelegde rapport van Loendersloot lijkt daar geen rekening mee te zijn gehouden, aangezien daarin onder meer staat dat infrastructuur ontbreekt voor voetgangers buiten de voetgangerszone. Nu er echter vanuit moet worden gegaan dat er anderhalve meter ruimte moet zijn tussen het terras en (de palen bij) de weg, valt niet in te zien dat verweerder de vergunning uit het oogpunt van verkeersveiligheid niet had kunnen verlenen. Eiseres heeft ter zitting naar aanleiding van het voorgaande ook niet het standpunt ingenomen dat desondanks door de verlening van deze terrasvergunning de verkeersveiligheid zodanig in gedrang komt dat die geweigerd had moeten worden.
De voorzieningenrechter stelt verder nog vast dat in het rapport van Loendersloot ook andere aspecten aan de orde komen. Daarbij is bijvoorbeeld ook de suggestie gedaan om met bebording duidelijk te maken dat vrachtwagens die uit oostelijke richting komen rechtsaf de Rodenburgstraat in kunnen om de Rijnkade weer te verlaten, en in de Rodenburgstraat een laad- en losplek aan te leggen. Die suggesties houden echter geen verband met de verlening van deze terrasvergunning of de invloed daarvan op de verkeersveiligheid.
6.2.3.
Verder heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat niet nadelig wordt beïnvloed door de verlening van deze terrasvergunning. Het standpunt van eiseres dat het woon- en leefklimaat wel nadelig wordt beïnvloed omdat er een verkeersonveilige situatie ontstaat, is hiervoor al besproken en treft dus geen doel. Eiseres heeft niet gesteld dat het woon- en leefklimaat om andere redenen nadelig wordt beïnvloed.
Conclusie
7. Op grond van het voorgaande heeft verweerder de terrasvergunning aan vergunninghouder kunnen verlenen. Het beroep tegen het besluit op bezwaar is ongegrond.
8. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
9. Omdat verweerder met het besluit van 6 oktober 2020 erkent dat niet tijdig op het bezwaar van eiseres is beslist, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken tot aan deze uitspraak in verband met de behandeling van het beroep wegens niet tijdig beslissen. De voorzieningenrechter bepaalt de proceskosten op € 267 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534 en wegingsfactor 0,5).
Beslissing
De voorzieningenrechter
  • verklaart het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.M. Kosman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2021
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage Wettelijk Kader

Algemene Plaatselijke Verordening voor [woonplaats]

Artikel 2.3.1.13 Terrassen
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester de weg of een weggedeelte te gebruiken voor het plaatsen van een bij een horeca-inrichting behorend terras.
2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
het terras wordt geplaatst op het voor de voetgangers bestemde gedeelte van de weg;
indien het terras op een weg wordt geplaatst die mede bestemd is voor voertuigen, dient een minimale doorgang van 1,5 meter voor voetgangers te worden vrijgehouden;
op wegen of weggedeelten enkel bestemd voor voetgangers dient te allen tijde een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 3,5 meter aanwezig te zijn ten behoeve van hulpdiensten;
het terras mag slechts voor en aansluitend aan het pand van de betreffende horeca-inrichting worden geplaatst en enkel gedurende de openingstijden daarvan;
het terras mag maximaal twee meter breed zijn;
het terras is niet gelegen in het horecaconcentratiegebied als bedoeld in artikel 2.3.1.15, zesde lid, in de Steenstraat noordzijde of in de winkelcentra Kronenburg en Presikhaaf;
de horeca-inrichting waar het terras bij wordt geplaatst is geen afhaalcentrum.
3. De burgemeester weigert de in het eerste lid bedoelde vergunning indien de desbetreffende horeca-inrichting een afhaalcentrum is.
4. De burgemeester kan de in het eerste lid bedoelde vergunning weigeren:
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatige beheer en onderhoud van de weg;
indien het beoogde gebruik – hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving – niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
indien zich ten aanzien van het beoogde gebruik een van de in artikel 2.3.1.6, aanhef en onder a, b, c of d genoemde weigeringsgronden voordoet.
5. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet, voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing is.
Artikel 2.3.1.6 Weigeringsgronden
De burgemeester weigert de vergunning, indien:
a. de vestiging of exploitatie van de beoogde horeca-inrichting strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan, een leefmilieuverordening of de Huisvestingswet;
b. naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de horeca-inrichting het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
c. er sprake is van een dusdanige hoge concentratie van horeca-inrichtingen in een bepaald gebied dat er naar zijn oordeel sprake is van een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat dan wel van een onaanvaardbaar risico van mogelijke verstoringen van de openbare orde;
d. de horeca-inrichting gevestigd is in de onmiddellijke nabijheid van andersoortige horeca-inrichtingen of winkels met een dusdanig andere bezoekersgroep, dat de ontmoeting tussen de verschillende bezoekersgroepen tot verstoringen van de openbare orde aanleiding kan geven;
e. de horeca-inrichting niet voldoet aan de inrichtingseisen, gesteld in artikel 2.3.1.12;
f. de exploitant of beheerder onder curatele staat, uit het ouderlijke gezag of voogdij ontzet is dan wel de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft bereikt;
g. de exploitant of beheerder niet voldoet aan de in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 gestelde eisen ten aanzien van het zedelijke gedrag van leidinggevenden;
h.
i. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning vermelde in overeenstemming zal zijn; of
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is en daardoor een aantoonbaar veiligheids- of gezondheidsrisico of een risico voor de openbare orde ontstaat.

Het Arnhemse Terrassenbeleid 2020

Een terras bevindt zich in principe aan de gevel van de horeca-inrichting. Er kan echter sprake van maatwerk zijn, dit speelt in ieder geval in de volgende focusgebieden: De Rijnkade, Jansplaats, Jansplein, Gele Rijdersplein, Korenkwartier, Velperplein, Rozet, de Jansbeek en de Markt.
Hieronder vindt u een aantal standaardvoorwaarden en -eisen qua maatvoering die normaliter van toepassing zijn.
De lengte van het terras (gemeten evenwijdig aan de gevel) mag niet meer zijn dan de totale lengte van het gedeelte van het pand waarin de horeca-inrichting zelf gesitueerd is;
Vanwege bijzondere plaatselijke omstandigheden kan toegestaan worden een terras aan de overzijde van de straat te plaatsen, ook voorbij de totale lengte van het terras of op een geheel andere plek in de nabijheid van de horeca-inrichting. Een aanvraag afwijkend van algemene uitgangspunten wordt in ieder geval in de volgende focusgebieden op zijn merites beoordeeld: De Rijnkade, Jansplaats, Jansplein, Gele Rijdersplein, Korenkwartier, Velperplein, Rozet, de Jansbeek en de Markt (Zie de kaart op pagina 12 van het terrassenbeleid). Het betreft hier gebieden met een eigen signatuur waarbij het stedenbouwkundig, economisch en/of veiligheidsaspect de boventoon kan voeren. Per situatie wordt de aanvraag afzonderlijk beoordeeld / gemotiveerd. Hierbij dient de horecavisie als uitgangspunt;
Voor het Jansplein geldt bovendien dat voor de aan dit plein gevestigde horecaondernemers, naast het terras direct voor de gevel, een extra strook van 5x4 meter per onderneming beschikbaar is. Deze extra strook bevindt zich op de verhoging rond de Koepelkerk. Hiermee wordt gewaarborgd dat voor en rondom de Koepelkerk ruimte vrij blijft;
De breedte van het terras (gemeten haaks op de gevel) in het voetgangersgebied in de binnenstad mag niet meer zijn dan de afstand van de gevel tot aan de grens van de erfstrook (dit is de in het straatprofiel zichtbare strook die voor de panden is gelegen);
Daar waar deze erfstrook niet zichtbaar is, zal de breedte van het terras niet meer dan ¼ van de breedte van de straat innemen binnen een voetgangersbestendig gebied;
Het terras mag de loopruimte voor voetgangers en mindervaliden (blindengeleidenstrook) niet doorkruisen; deze loopruimte bevindt zich meestal aan het uiteinde van het terras (aan de straatzijde) waarbij de APV uitgaat van een minimale doorgang van 1,5 meter. Per situatie kan de vereiste loopruimte verschillen. Zo is er bijvoorbeeld in het stationsgebied een bredere loopruimte vereist dan in een woonwijk. Wanneer een horeca-inrichting direct aan de gevel aansluitend een terras heeft, zullen alle andere terrassen in de rij zich daaraan moeten conformeren om een hindernisbaan te voorkomen voor een goede ruimtelijke ordening (om een mooie zichtlijn te behouden);
Op marktdagen mag op die plaatsen waar de marktkramen terrasruimte innemen, het terras niet worden uitgezet. Hetzelfde geldt als evenementen of grootschalige infrastructurele werkzaamheden daar plaatsvinden;
De gemeente hanteert het uitgangspunt dat wanneer de horeca-inrichting geopend is (een deel van) het terras in principe uitstaat;
Artikel 2.3.1.13 van de APV (Terrassen) is vanzelfsprekend altijd van toepassing.
Horecavisie Mise-en-place.
Pagina 23:
Visie
• Inzetten op versterking strip met kade-karakter.
• Terrasuitstraling over-the-top mogelijk maken. Vanaf de bruggen en aanrijroutes zichtbaar. Poort-functie.
• Meer herkenbaarheid & marketing.
• Kansen die witte vloot biedt verzilveren voor horecabezoek.
• Paviljoen positioneren alstrekker van het gebied.
Kwantitatief
• Restaurant aanbod verder ontwikkelen.
• Rest van categorieën consolideren. Uitzondering hierop vormen Bar & Kitchen concepten (feitelijk restaurants) met mediterrane uitstraling. Indien elders teruggedrongen, hier weer toestaan.