ECLI:NL:RBGEL:2021:2674

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
C/05/386393 / KG RK 21-256
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 31 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door vier verzoekers die de rechter, mr. M.J. van Lee, wilden wraken in een civiele procedure. De verzoekers voerden aan dat de rechter vragen van de wederpartij had toegestaan tijdens een voorlopig getuigenverhoor, ondanks hun bezwaren. Ze stelden dat deze vragen niet relevant waren en dat de rechter niet onpartijdig was geweest.

De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 31 maart 2021, gevolgd door aanvullende stukken van de verzoekers en een schriftelijke reactie van de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2021 waren de verzoekers en hun raadsman aanwezig, terwijl de rechter niet verscheen. De verzoekers legden uit dat de rechter in eerdere getuigenverhoren niet adequaat had gehandeld en dat hij hen had gedwongen om vragen te beantwoorden die niet relevant waren voor de zaak.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De verzoekers konden niet aantonen dat de rechter vooringenomen was, en de kamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om bepaalde vragen toe te laten een procesbeslissing was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de opmerking dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de oudste rechter in afwezigheid van de voorzitter.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/386393 / KG RK 21-256
Beslissing van 31 mei 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[Verzoeker 1], gevestigd te [woonplaats 1],

2.
[Verzoeker 2], wonende te [woonplaats 2],
3.
[Verzoeker 3]wonende te [woonplaats 3],
4.
[verzoeker 4], wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J. van Lee,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 31 maart 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de aanvulling van verzoekers van 13 april 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 20 april 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 17 mei 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker en raadsman mr. [verzoeker 4], bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J.H. Krumpelman, advocaat te [woonplaats 1];
  • de heer [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], belanghebbenden;
  • de rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer
C/05/362459/ HA RK 19-318 tussen verzoekers en [Bedrijf]. en [belanghebbende 1] (de wederpartij) met betrekking tot het voorlopig getuigenverhoor van 31 maart 2021.
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter – ondanks herhaaldelijk bezwaar van verzoekers tegen het stellen van een bepaalde vraag aan de getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor – vragen van de wederpartij heeft toegestaan, terwijl deze vragen niet gingen over feiten die de getuige kende uit eigen wetenschap en de getuige gedwongen werd om algemene vragen te beantwoorden over het gehele procesdossier en over hoe de vordering in elkaar zit.
2.3.
Verzoekers hebben in de brief van 13 april 2021 het wrakingsverzoek toegelicht en als volgt aangevuld:
- bij het getuigenverhoor op 25 september 2020 heeft de rechter meegedeeld geen kennis te hebben genomen van de bijlagen bij het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor en de door partijen ingezonden stukken;
- bij het getuigenverhoor op 25 september 2020 heeft de rechter direct het woord gegeven aan de raadsman van de wederpartij en heeft hij toegestaan dat de wederpartij een groot pakket stukken heeft uitgereikt;
- bij het getuigenverhoor op 25 september 2020 heeft de rechter de bezwaren van verzoekers met betrekking tot de vragen afgewezen;
- in het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 31 maart 2021 staat niet vermeld dat vooraf door verzoekers is gevraagd om bij het neerleggen van stellingen en het stellen van vragen de bronnen te vermelden, om de vragen te kunnen plaatsen en te verifiëren. Aan de getuige werd een deelcitaat voorgehouden welke zou staan in de processtukken. Vervolgens werd mr. [verzoeker 4] door de rechter tot stilte gemaand bij de vraag waar het betreffende deelcitaat in de processtukken staat.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. De wet schrijft voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoekers bekend zijn geworden. De door verzoekers aangevoerde nadere gronden in de brief van 13 april 2021, voor zover die zien op het getuigenverhoor van 25 september 2020, waren hen echter al vóór indiening van het verzoek bekend. Deze later aangevoerde gronden worden daarom niet in de beoordeling betrokken.
3.3.
Verzoekers vinden de rechter vooringenomen omdat hij vragen door de wederpartij heeft toegestaan die suggestief zijn en waarover de getuige niet uit eigen wetenschap kon verklaren. Voorts stellen verzoekers dat voorafgaand aan het getuigenverhoor van 31 maart 2021 is afgesproken dat bij de vragen, indien nodig, zou worden verwezen naar de bron. Uit het enkele feit dat de rechter door de wederpartij vragen heeft laten stellen aan de getuige, waarmee verzoekers het niet eens waren, kan niet worden afgeleid dat sprake was van enige vooringenomenheid van de rechter, in objectieve noch in subjectieve zin. Het betreft hier een voorlopig getuigenverhoor en het is aan de rechter om in dat kader beslissingen te nemen met betrekking tot de reikwijdte van het verhoor en de te stellen vragen. Het betreft hier een inhoudelijke beslissing van de rechter over het toelaten van vragen aan de getuige. Alleen als die beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De door verzoekers aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Daarbij komt dat de getuige ingeval van onduidelijkheid zelf had kunnen vragen om nadere uitleg en/of vermelding van de bron waaruit werd geput door de wederpartij. Die mogelijkheid had de raadsman van de getuige op zijn beurt ook nog op een later moment in het getuigenverhoor.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.J. Peerdeman, K. van Vlimmeren-van Ommen en M.J.M. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.J.H. Klomp en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2021. Bij afwezigheid van de voorzitter is de beslissing ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.