ECLI:NL:RBGEL:2021:2852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/05/384897 / KG ZA 21-72
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over geschiktheidseisen in aanbestedingsprocedure voor riolering en inspectie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen SUEZ RIOOL SERVICES B.V. en REGIO RIVIERENLAND, met als tussenkomende partij WEIJERS TECHNIEK B.V. De zaak betreft een aanbesteding voor riolering, waarbij Suez bezwaar maakte tegen de voorlopige gunningsbeslissing aan Weijers. Suez stelde dat Weijers niet voldeed aan de geschiktheidseisen, specifiek de eis van certificering volgens BRL K10014 en BRL K10015, op het moment van inschrijving. De rechtbank oordeelde dat de eis een geschiktheidseis was die op het moment van inschrijving moest worden voldaan. Weijers beschikte echter niet over de vereiste certificaten op dat moment, wat leidde tot de conclusie dat de inschrijving van Weijers ongeldig was. De rechtbank heeft Regio Rivierenland bevolen de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de opdracht aan Suez te gunnen, voor zover Regio Rivierenland dat nog wenste. De vorderingen van Weijers werden afgewezen, en de proceskosten werden aan Regio Rivierenland en Weijers opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/384897 / KG ZA 21-72
Vonnis in kort geding van 29 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUEZ RIOOL SERVICES B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres,
advocaat mr. B.J.H. Blaisse-Verkooijen te Haarlem,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
REGIO RIVIERENLAND,
zetelend te Tiel,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NEDER-BETUWE,
zetelend te Opheusden,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TIEL,
zetelend te Tiel,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BUREN,
zetelend te Maurik,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZALTBOMMEL,
zetelend te Zaltbommel,
6. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE CULEMBORG,
zetelend te Culemborg,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEST-BETUWE,
zetelend te Geldermalsen,
gedaagden,
advocaat mr. A. Hijmans van den Bergh te ’s-Gravenhage,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende partij, althans voegende partij aan de zijde van Regio Riviereland te worden toegelaten:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEIJERS TECHNIEK B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres in het incident tot tussenkomst, althans voeging,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Suez, Regio Rivierenland en Weijers worden genoemd.

1.De procedure

in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst, althans voeging

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
  • de nagezonden producties 14 tot en met 18 van Suez
  • de incidentele conclusie houdende een verzoek tot primair tussenkomst en subsidiair voeging van Weijers
  • de akte overlegging producties A1 tot en met A5 van Weijers
  • de mondelinge behandeling van 15 april 2021
  • de pleitnota van Suez
  • de pleitnota van Regio Rivierenland
  • de pleitnota van Weijers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst, althans voeging

2.1.
Regio Rivierenland heeft op 17 september 2020 een aankondiging gedaan van een Europese openbare aanbesteding voor ‘Riolering Reiniging en Inspectie vrijverval’. Op
13 oktober 2020, 17 november 2020 en 4 december 2020 is aanvullende informatie ter beschikking gesteld en op 15 december 2020 de ‘Inschrijvingsleidraad Reinigen en inspecteren van de vrijvervalriolering’ voor de periode van 2021-2025. Deze Inschrijvingsleidraad vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
1 Algemeen en opdrachtomschrijving
1.1
Leeswijzer
(…)
Hoofdstuk 3 bevat de formele eisen van de aanbesteding, te weten:
 minimumeisen
 uitsluitingsgronden
 geschiktheidseisen
(…)
1.7
Opdrachtomschrijving
De opdracht omvat uitsluitend het reinigen, inspecteren en beoordelen van vrijvervalrioleringen in de deelnemende gemeenten. (…)
Er komen twee percelen;
o Perceel 1: Neder-Betuwe en Tiel. (…)
o Perceel 2: Buren, Zaltbommel, Culemborg en West Betuwe.
- Er wordt gegund aan de inschrijver met de laagste fictieve inschrijvingsprijs. De systematiek “gunnen op waarde” wordt toegepast.
(…)
3. Uitsluitingsgronden, Geschiktheidseisen en Technische specificaties en uitvoeringsvoorwaarden
(…)
3.2
Uniform Europees Aanbestedingsdocument
(…)
In deel IV wordt met selectiecriteria bedoeld de in deze aanbesteding van toepassing zijnde geschiktheidseisen. (…)
3.9
BRL K10014 en BRL K10015
De inschrijver dient met behulp van de kopieën van certificaten aan te tonen dat zij BRL K10014 en BRL K10015 gecertificeerd is. U verklaart dit middels het ondertekenen van het Uniform Europees Aanbestedingsdocument.
Inschrijvers die niet voldoen aan de selectiecriteria zullen niet worden meegenomen in de beoordeling van het gunningscriterium.
De aanbestedende dienst houdt zich het recht voor om in een latere fase de inschrijver alsnog te verzoeken officiële bewijsstukken te overleggen. Indien de inhoud van deze bewijsstukken niet overeenkomt met wat in deze verklaring wordt gesteld, dan wordt de inschrijver uitgesloten van verdere deelneming in de aanbestedingsprocedure.
(…)’
2.2.
Regio Rivierenland heeft geïnteresseerde partijen de mogelijkheid geboden vragen te stellen over de aanbestedingsdocumenten. Naar aanleiding daarvan zijn vier Nota’s van Inlichtingen (NvI’s) verschenen. Deze NvI’s vermelden voor zover thans van belang het volgende:
(…)
78. Uitvoering
Inschrijfleidraad BRLK10014 en BRLK10015
Vraag: U vraagt om het certificaat BRLK10014 en BRLK10015 hierdoor worden bepaalde gerenomeerde bedrijven uitgesloten terwijl u als opdrachtgever controles op het werk uitvoerd. Is werken conform de BRLK10014 en BRLK10015 niet voldoende, kunt u de eis van het certificaat laten vervalen? Het werken conform BRLK10014 en BRLK10015 is ook al opgenomen in de ISO90001.
Antwoord: Eis blijft gehandhaafd.
(…)’
2.3.
Geïnteresseerde partijen konden tot uiterlijk 26 januari 2021 9.00 uur op de opdracht inschrijven. Onder andere Suez, Weijers en Van der Velden Rioleringsbeheer Nijmegen B.V. (hierna: Van der Velden) hebben tijdig op zowel perceel 1 als perceel 2 ingeschreven. Regio Rivierenland heeft in de periode daarna alle inschrijvingen beoordeeld. Bij afzonderlijke brieven van 12 februari 2021 heeft zij haar voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van beide percelen aan alle inschrijvers kenbaar gemaakt. De brief ten aanzien van perceel 1 aan Suez vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
U heeft op 26 januari 2021 een inschrijving ingediend voor bovengenoemde aanbesteding. (…)
Uitkomst aanbesteding
Wij hebben het voornemen om de opdracht aan Weijers Techniek B.V. te gunnen. Deze inschrijving heeft volgens ons de beste prijs-kwaliteit verhouding. U bent op de 2e plaats geëindigd in deze aanbesteding. (…)’
De brief ten aanzien van perceel 2 heeft een gelijkluidende inhoud, zij het dat Suez daar als derde is geëindigd. Weijers is ook ten aanzien van perceel 2 op de voorlopig eerste plaats geëindigd en Van der Velden is de inschrijver die ten aanzien van dat perceel op de voorlopig tweede plaats is geëindigd.
2.4.
Suez kan zich niet met dit gunningsvoornemen verenigen en heeft bij brief van 22 februari 2021 aan Regio Rivierenland bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van perceel 1. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
Bij brief van 12 februari 2021 vernamen wij dat de inschrijving van SUEZ niet als de beste in prijs-kwaliteit verhouding is beoordeeld en dat Regio Rivierenland voornemens is de opdracht te gunnen aan Weijers Techniek B.V. hierna te noemen: “Weijers Techniek”. (…)
Op basis van de score bij de motivering en de gegevens waarover wij beschikken is bij ons de indruk ontstaan dat het niet anders kan dan dat de prijsaanbieding van Weijers Techniek in strijd is met het bepaalde in de aanbestedingsstukken c.q. de Aanbestedingswet. (…)
Geschiktheidseisen
In de tweede plaats gaat het om strijd met de eis op pagina 21 onder 3.9 van de inschrijvingsleidraad. Daar is opgenomen dat inschrijver BRL K10014 en BRL K10015 gecertificeerd moet zijn. voorts staat er dat
“Inschrijvers die niet voldoen aan de selectiecriteria zullen niet worden meegenomen in de beoordeling van het gunningscriterium.”Ter verificatie of Weijers Techniek in het bezit is van deze certificering is door ons Kiwa geraadpleegd en wij constateren dat Weijers Techniek niet opgenomen is in de lijst met houders van deze certificering. Daarom concluderen wij dat Weijers Techniek als (zelfstandig) inschrijver niet voldoet aan het selectiecriterium van paragraaf 3.9.
Graag vernemen wij of u geverifieerd heeft dat Weijers Techniek aan de eisen op dit punt voldoet. Voor zover Weijers Techniek voor deze eis een beroep heeft gedaan op (een) derde(n) vernemen wij graag of (
i.) deze derde(n) daadwerkelijk aan de eisen voldoet (of voldoen) en (
ii.) op welke wijze Weijers Techniek heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk bij de uitvoering van de diensten een beroep kan doen op de aangedragen derde(n).
(…)’
2.5.
Op 25 februari 2021 heeft Regio Rivierenland Suez bericht dat de bezwaartermijn wordt verlengd tot en met 9 maart 2021. Bij brief van 2 maart 2021 heeft Regio Rivierenland vervolgens als volgt op het bezwaar van Suez gereageerd:
‘(…)
Geschiktheidseisen
Krachtens paragraaf 3.9 van de inschrijvingsleidraad diende elke inschrijver bij het invullen van het Uniform Europees Aanbestedingsreglement aan te geven of hij voldoet aan de gestelde uitvoeringsvoorwaarde inzake de BRL K10014 en BRL K10015 certificering.
Gedurende de thans parallel aan de opschortende termijn lopende verificatieperiode (dus tot en met 9 maart 2021) voor Weijers dient hij bewijs aan te leveren dat hij daadwerkelijk beschikt over de bovengenoemde certificaten. Eerst als na de verificatieperiode blijkt dat Weijers niet beschikt over bovengenoemde certificaten zal aanbestedende dienst genoodzaakt zijn de gunningsbeslissing in te trekken en een herziene gunningsbeslissing te nemen. Op dit moment is er nog geen reden voor aanbestedende dienst hierin actie te ondernemen.
(…)’
2.6.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft de advocaat van Suez op bovenstaande brief gereageerd. Dit bericht vermeldt onder meer dat volgens Suez geen sprake is van een uitvoeringseis waaraan bij de uitvoering van de opdracht moet zijn voldaan, maar van een geschiktheidseis waaraan op het moment van inschrijving moet zijn voldaan. In reactie daarop heeft Regio Rivierenland bij e-mailbericht van later die dag onder meer het volgende aan Suez bericht:
‘(…)
Van Weijers Techniek B.V. hebben wij vandaag de BRL 10014 en BRL 100015 certificaten ontvangen. Bijgaand treft u deze certificaten aan.
Daarmee voldoet Weijers Techniek B.V. naar het oordeel van aanbestedende dienst aan de gestelde uitvoeringsvoorwaarde. In tegenstelling tot hetgeen uw advocaat stelt, ben ik van mening dat het in casu gaat om een kwaliteitswaarborg certificering, die gericht is op de vraag of een organisatie voldoet aan eisen inzake processen of producten, die zijn vastgesteld in specifieke beoordelingsrichtlijnen. Kortom een eis die gesteld wordt aan de uitvoering van het werk en dus niet een geschiktheidseis waaraan al bij inschrijving dient te worden voldaan.
(…)’
2.7.
De certificaten die Weijers van het Kiwa op 3 maart 2021 heeft ontvangen en aan Regio Rivierenland heeft toegestuurd, vermelden een uitgiftedatum van 4 maart 2021. Regio Rivierenland heeft aan Weijers op 4 maart 2021 een nadere toelichting op de certificaten gevraagd. Namens Weijers is in reactie daarop een ongedateerde brief naar Regio Rivierenland gestuurd. Deze brief vermeldt voor zover thans van belang het volgende:
‘(…)
In reactie op uw verzoek, berichten wij u als volgt.
Weijers Riooltechniek voldeed en voldoet geheel aan de gestelde eis betreffen de BRL 10014 en 10015. Sinds 2018 werkt Weijers Riooltechniek al conform deze normen. Wij hebben in 2018 een handboek opgesteld waarin conform de BRL 10014 en 10015 is uitgewerkt hoe er binnen organisatie wordt gewerkt. (…)
Sinds de implementatie van dat handboek, heeft Weijers Riooltechniek de normen van de BRL 10014 en 10015 in haar organisatie geïmplementeerd en conform dat handboek gewerkt. Dit is ook bevestigd in een schrijven van A3d, Bureau voor KAM-zorg, d.d.
4 april 2019, die daarvoor een interne audit heeft gehouden. Ook op de datum dat de inschrijving voor uw aanbestedingsprocedure werd ingediend, werkte Weijers Riooltechniek conform dit handboek. Gelet hierop voldeed Weijers Riooltechniek op de datum dat de inschrijving werd ingediend (12 februari 2021) dus (feitelijk) aan de normen voortvloeiende uit de BRL 10014 en 10015.
Omdat wij al sinds 2018 werkten op basis van dit handboek, is op 15-02-2021 aan KIWA BV verzocht om het certificaat voor de BRL 10014 en 10015 te verstrekken. (…)
Op 4 maart 2021 is het uiteindelijke certificaat verstrekt. (…)’
2.8.
Bij deze brief was als bijlage een brief van de heer A.J.G.M. Donkers, werkzaam bij A3d, Bureau voor KAM-zorg, gevoegd. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
Op 25 maart 2019 heb ik een (interne beoordeling gedaan van uw kwaliteitssysteem. Doel van deze beoordeling was of het systeem voldoet aan de eisen van:
- BRL K10014: KIWA procescertificaat voor reinigen van Riolen, putten en koken versie 2017-12-01.
- BRL K10015: KIWA procescertificaat voor inspecteren van rioleringsobjecten versie 2017-12-01.
(…)
Tijdens deze interne beoordeling is gebleken dat het kwaliteitssysteem binnen Weijers Riooltechniek voldoet aan de eisen van BRL K10014 en BRL K10015.
(…)’
2.9.
Verdere communicatie tussen Suez en Regio Rivierenland heeft er niet toe geleid dat Regio Rivierenland haar voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van perceel 1 heeft gewijzigd.
2.10.
Van der Velden heeft op haar beurt op dezelfde gronden bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van perceel 2 van de opdracht. Deze zaak is gelijktijdig met de onderhavige zaak ter zitting behandeld.

3.Het geschil

3.1.
Suez vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Regio Rivierenland te gebieden om de voorlopige gunning van de opdracht aan Weijers op perceel 1 in te trekken, een en ander binnen 72 uur na dit vonnis;
II Regio Rivierenland te gebieden om, voor zover zij de opdracht voor perceel 1 nog steeds wenst op te dragen, deze aan geen ander te gunnen dan aan Suez;
III te bepalen dat Regio Rivierenland (steeds hoofdelijk) een dwangsom verbeurt van € 50.000,00, per dag of een gedeelte daarvan indien de hiervoor onder I en II genoemde geboden niet worden nageleefd;
IV Regio Rivierenland te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Regio Rivierenland voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
in het incident tot tussenkomst, althans voeging
3.4.
Weijers vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
I primair Weijers toe te staan tussen te komen in het kort geding dat Suez tegen Regio Rivierenland aanhangig heeft gemaakt;
II subsidiair indien en voor zover de voorzieningenrechter mocht oordelen dat tussenkomst niet kan worden toegestaan, Weijers toe te staan zich te voegen aan de zijde van Regio Rivierenland;
in de hoofdzaak (voor zover nodig voor toewijzing van de primaire vordering tot tussenkomst)
III Suez niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen af te wijzen, althans haar deze te ontzeggen;
IV Regio Rivierenland te gebieden de gunningsbeslissing in stand te houden en te gebieden vervolgens de opdracht voor perceel 1 definitief aan Weijers te gunnen, indien Regio Rivierenland de opdracht nog immer wenst te verstrekken;
V Suez te gebieden te gehengen en te gedogen dat Regio Rivierenland definitief met Weijers een overeenkomst sluit voor de opdracht voor perceel 1 conform het gunningsvoornemen voor zover Regio Rivierenland de opdracht voor perceel 1 nog definitief wenst te gunnen;
een en ander, zowel in het incident als in de hoofdzaak, met veroordeling van Suez en/of Regio Rivierenland in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
Suez en Regio Rivierenland voeren geen verweer tegen tussenkomst van Weijers. Suez voert wel verweer tegen de vorderingen van Weijers in de hoofdzaak en concludeert tot afwijzing daarvan.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in het incident tot tussenkomst, althans voeging

4.1.
Suez en Regio Rivierenland hebben geen verweer gevoerd tegen de tussenkomst van Weijers en bovendien heeft Weijers een rechtstreeks en in rechte te erkennen belang om als tussenkomende partij in het geding te komen, omdat Weijers de inschrijver is aan wie de aanbestedende dienst voornemens is perceel 1 van de opdracht te gunnen. Daarom zal Weijers worden toegelaten als tussenkomende partij.
4.2.
Suez en Regio Rivierenland zullen in de kosten van het incident worden veroordeeld, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
in de hoofdzaak
4.3.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.4.
Suez vordert veroordeling van Regio Rivierenland de voorlopige gunningsbeslissing op basis waarvan perceel 1 van de opdracht aan Weijers zal worden gegund in te trekken en, indien Regio Rivierenland dit perceel nog wenst te gunnen, dat aan Suez te doen. Suez legt aan deze vordering ten grondslag dat de in de Inschrijvingsleidraad onder 3.9 opgenomen eis dat de inschrijver in het bezit moet zijn van de certificaten BRL K10014 en BRL K10015 een geschiktheidseis is waaraan op het moment van inschrijving moest zijn voldaan en geen uitvoeringseis waaraan pas moet zijn voldaan op het moment dat de opdracht wordt uitgevoerd. Volgens Suez beschikte de voorlopig winnende inschrijver Weijers ten tijde van diens inschrijving op of vlak voor 26 januari 2021 niet over deze certificaten en voldoet Weijers daarmee niet aan de eisen die Regio Rivierenland in de aanbestedingsstukken aan alle inschrijvers heeft gesteld. Suez is van mening dat de inschrijving van Weijers daarom als ongeldig terzijde dient te worden gelegd en perceel 1 van de opdracht niet aan haar kan worden gegund en dat, voor zover Regio Rivierenland perceel 1 nog altijd wenst te gunnen, zij dat aan Suez als voorlopig tweede geëindigde inschrijver dient te doen. Regio Rivierenland en Weijers voeren ieder afzonderlijk verweer, maar voeren beiden aan dat de in 3.9 opgenomen eis een uitvoeringseis is en geen geschiktheidseis. Regio Rivierenland voert aan dat Weijers na inschrijving gedurende de verificatieperiode mocht aantonen dat zij op dat moment en daarmee ook ten tijde van de geplande uitvoering van de opdracht over de betreffende certificaten beschikte. Volgens Regio Rivierenland is Weijers daarin geslaagd door op 3 maart 2021 de twee BRL-certificaten over te leggen met een uitgiftedatum van 4 maart 2021, zodat sprake is van een geldige inschrijving en perceel 1 aan Weijers als voorlopig winnende inschrijver dient te worden gegund.
4.5.
Deze standpunten van partijen doen de vraag rijzen op welke wijze de onder 3.9 van de Inschrijvingsleidraad opgenomen eis met betrekking tot de BRL-certificaten dient te worden begrepen. Dat is een vraag van uitleg, die dient plaats te vinden aan de hand van de CAO-norm. Deze norm houdt in dat een bepaling naar objectieve maatstaven moet worden uitgelegd, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn, met dien verstande dat het in het kader van deze aanbestedingsprocedure daarbij aankomt op wat de normaal oplettende en goed geïnformeerde inschrijver daaruit moest begrijpen. Indien deze toets uitwijst dat ieder van deze inschrijvers de eis hetzelfde heeft moeten begrijpen, is de conclusie dat de eis niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en van die uitleg moet worden uitgegaan.
4.6.
Hoofdstuk 3 van de Inschrijvingsleidraad vermeldt volgens haar titel uitvoeringsgronden, geschiktheidseisen en technische specificaties en uitvoeringsvoorwaarden. Paragraaf 3.9 luidt dat de inschrijver met behulp van kopieën van certificaten dient aan te tonen dat zij BRL K10014 en BRL K10015 gecertificeerd is. Dit dient te worden verklaard middels het ondertekenen van het UEA. Verder bepaalt paragraaf 3.9 dat inschrijvers die niet voldoen aan de selectiecriteria niet zullen worden meegenomen in de beoordeling van het gunningscriterium. Gezien de bewoordingen van deze bepaling kan er geen misverstand over bestaan dat deze eis een geschiktheidseis is waaraan door alle inschrijvers op het moment van inschrijving moest zijn voldaan en geen uitvoeringseis waaraan eerst na inschrijving hoeft te worden voldaan. In de eerste plaats wordt gesproken van ‘de inschrijver’ die moet aantonen dat zij ‘BRL-gecertificeerd is’, en niet, zoals bij een uitvoeringseis het geval zou zijn geweest, van een opdrachtnemer die dat op enig moment na inschrijving maar voor de uitvoering van de opdracht moet aantonen. In de tweede plaats dient ook in het UEA te worden verklaard dat de inschrijver ‘BRL-gecertificeerd is’ en niet dat zij die certificering op een later moment nog zal verkrijgen. Vaststaat bovendien dat de UEA geschiktheidseisen bevat en geen uitvoeringseisen. Daarbij geldt dat op grond van 3.2 van de Inschrijvingsleidraad voor wat betreft de UEA selectiecriteria en geschiktheidseisen synoniem zijn. Uit 3.9 van de Inschrijvingsleidraad moet worden afgeleid dat de BRL-certificering behoort tot de selectiecriteria en daarmee tot de geschiktheidseisen. In de derde en laatste plaats bepaalt paragraaf 3.9 dat de inschrijving van de inschrijver die niet aan de selectiecriteria voldoet niet verder in de beoordeling van het gunningscriterium wordt meegenomen. Van een dergelijke uitsluiting kan enkel sprake zijn indien het gaat om een geschiktheidseis, omdat in geval van een uitvoeringseis eerst na gunning op het moment van uitvoering van de opdracht aan de eis hoeft te zijn voldaan. Verder vermeldt paragraaf 1.1 van de Inschrijvingsleidraad, anders dan de titel van hoofdstuk 3 doet vermoeden, dat hoofdstuk 3 minimumeisen, uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen bevat. Van uitvoeringseisen wordt daar niet gesproken. Op basis van de bewoordingen van paragraaf 3.9 gelezen in de gehele context van de Inschrijvingsleidraad en de overige aanbestedingsstukken, moet dan ook voor iedere goed geïnformeerde normaal oplettende inschrijver duidelijk zijn geweest dat Regio Rivierenland heeft bedoeld de BRL-certificering als geschiktheidseis in de Inschrijvingsleidraad op te nemen. Dat de kwaliteit die de BRL-certificaten waarborgen kennelijk ziet op de uitvoering van de opdracht doet daar niet aan af. Paragraaf 3.9 en de daarin opgenomen eis moet dus zo worden begrepen dat sprake is van een geschiktheidseis waaraan door alle inschrijvers bij inschrijving moest zijn voldaan. Die is niet voor een andere uitleg vatbaar.
4.7.
Daarmee ligt de vraag voor of Weijers aan die geschiktheidseis voldoet. Regio Rivierenland heeft in dat verband ter zitting een beroep gedaan op artikel 2.96 Aanbestedingswet (Aw). Artikel 2.96 lid 1 Aw bepaalt dat indien een aanbestedende dienst de overlegging verlangt van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet, die aanbestedende dienst verwijst naar kwaliteitsbewakingsregelingen die op de Europese normenreeks op dit terrein zijn gebaseerd en die zijn gecertificeerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties die voldoen aan de Europese normenreeks voor certificering. Partijen hebben geen debat gevoerd over de vraag of in een Europese openbare aanbestedingsprocedure zoals de onderhavige ook een certificaat mag worden verlangd van een onafhankelijke certificerende instantie indien moet worden voldaan aan niet-Europese normen. Partijen zijn er kennelijk vanuit gegaan dat ook in de onderhavige aanbesteding artikel 2.96 Aw er niet aan in de weg staat dat de aanbestedende dienst mag verlangen dat volgens bepaalde Nederlandse kwaliteitsnormen wordt gewerkt en dat dat moet blijken uit een certificaat van een onafhankelijke instantie. Het antwoord op deze vraag is in een geval als dit, waarbij enkel Nederlandse partijen op de opdracht hebben ingeschreven, op zichzelf ook van minder gewicht. In het kader van dit kort geding zal er dan ook van worden uitgegaan dat Regio Rivierenland in beginsel mag verlangen dat uit een door een onafhankelijke certificerende instantie verstrekt certificaat blijkt dat aan de gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan. Daargelaten of het KIWA geaccrediteerd is om te certificeren, is tussen partijen niet in geschil dat het KIWA de enige instantie is die feitelijk voor BRL K10014 en BRL K10015 certificeert. Aangenomen moet daarom worden dat het KIWA een onafhankelijke instantie is als bedoeld in artikel 2.96 lid 1 Aw. In ieder geval staat vast dat A3d niet een zodanige instantie is, zoals door de heer Donkers desgevraagd ter zitting is verklaard.
4.8.
Vaststaat dat Weijers op het moment van inschrijving niet beschikte over de twee vereiste BRL-certificaten. Deze certificaten heeft zij eerst op 3 maart 2021 van het KIWA ontvangen, terwijl de certificaten een uitgiftedatum van 4 maart 2021 vermelden. In zoverre heeft Weijers dan ook niet voldaan aan de eis dat de inschrijver bij inschrijving beschikt over certificaten die aantonen dat volgens de BRL-normen wordt gewerkt. Regio Rivierenland heeft in dat verband ter zitting aangevoerd dat Weijers gedurende de verificatieperiode ook op andere wijze dan met certificaten mocht aantonen dat zij op het moment van inschrijving conform BRL K10014 en BRL K10015 werkte, dat Weijers dat heeft gedaan en dat Regio Rivierenland vervolgens verplicht was daarmee genoegen te nemen omdat het niet accepteren daarvan disproportioneel zou zijn. Artikel 2.96 lid 2 Aw bepaalt onder meer dat een aanbestedende dienst andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aanvaardt, indien de ondernemer die certificaten niet binnen de gestelde termijn kon verwerven om redenen die hem niet kunnen worden aangerekend, mits de ondernemer bewijst dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen voldoen. Van een zodanige aanvaarding is in dit geval geen sprake. Geconstateerd moet worden dat Weijers al geruime tijd en daarmee tijdig over de vereiste certificaten had kunnen beschikken. Uit de overgelegde stukken volgt dat in de aankondiging van de opdracht op 17 september 2020 reeds kenbaar is gemaakt dat alle inschrijvers BRL-gecertificeerd moesten zijn. Ter zitting is gebleken dat Weijers de certificaten desondanks eerst na ontvangst op 12 februari 2021 van de voorlopig gunningsbeslissing waaruit blijkt dat zij op de eerste plaats is geëindigd, op 15 februari 2021 de certificaten bij het KIWA heeft aangevraagd. Dit, zo bleek ter zitting, omdat zij de met die aanvraag gepaard gaande (jaarlijks terugkerende) certificeringskosten te hoog vond om in een eerder stadium van de aanbestedingsprocedure al te maken. Vaststaat dat Weijers de certificaten na aanvraag vervolgens binnen circa twee weken van het KIWA heeft ontvangen. Dat is op zichzelf nog binnen de (verlengde) verificatieperiode, maar niet de juiste gang van zaken. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, wordt op grond van de aanbestedingsstukken van alle inschrijvers verwacht dat zij bij inschrijving over de vereiste certificaten beschikten. Het zou de gelijke mededinging tussen de inschrijvers, waaronder Suez en Weijers, verstoren indien het Weijers zou zijn toegestaan eerst na het gunningsvoornemen van 12 februari 2021 de (vrij forse) certificeringskosten te maken op het moment dat dat volgens haar werkelijk nodig was, terwijl alle overige inschrijvers zich reeds voorafgaand aan de inschrijving hebben laten certificeren met alle daarmee gepaard gaande (jaarlijks terugkerende) kosten van dien. Dat zou vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt een onjuiste uitkomst zijn en dat sterkt de aanname dat inschrijvers in deze aanbestedingsprocedure niet anders dan met certificaten waarover zij reeds op het moment van inschrijving beschikten hun geschiktheid konden aantonen. Dat heeft Regio Rivierenland in de NvI’s in feite ook bevestigd door op de vraag of de certificeringseis kon komen te vervallen indien inschrijvers konden aantonen dat zij volgens de BRL-normen werkten te antwoorden dat de eis blijft gehandhaafd.
4.9.
Ook indien in een geval als dit toch zou moeten worden aangenomen dat Weijers op de voet van artikel 2.96 lid 2 Aw wel op andere wijze mocht aantonen dat zij op het moment van inschrijving volgens de BRL-normen werkte, moet worden geconcludeerd dat Weijers daarin met de daartoe door haar overgelegde stukken niet is geslaagd. Weijers heeft een handboek overgelegd waarin haar interne werkwijze staat beschreven, maar dit handboek dateert uit 2018. Voor zover uit dat handboek al kan worden afgeleid dat de werkwijze van Weijers voldoet aan de BRL-normen, zegt dat enkel iets over die werkwijze in 2018 en volgt daaruit nog niet dat de werkwijze van Weijers ook op het moment van inschrijving aan de BRL-normen voldeed. Ditzelfde geldt voor de verklaring van de heer Donkers van A3d. Deze verklaring dateert uit maart 2019 en zegt aldus enkel iets over de werkwijze van Weijers tot en op dat moment en niet over die werkwijze op het moment van inschrijving eind januari 2021. Daarbij komt dat uit de verklaring van de heer Donkers volgt dat een interne beoordeling van het kwaliteitssysteem heeft plaatsgevonden, terwijl tussen partijen niet in geschil is dat voor het verkrijgen en behouden van BRL-certificaten een externe audit is vereist die jaarlijks dient te worden herhaald. Kennelijk kan enkel op die manier de kwaliteit voldoende worden gewaarborgd. Vaststaat dat een zodanige externe audit nimmer heeft plaatsgevonden, zodat ook op basis van de verklaring van de heer Donkers van A3d niet kan worden aangenomen dat Weijers bij inschrijving volgens de BRL-normen werkte. Dat dat, zoals Regio Rivierenland ter zitting heeft aangevoerd, linksom of rechtsom feitelijk wel zo was, is onvoldoende aannemelijk geworden.
4.10.
Bij deze stand van zaken moet worden geconcludeerd dat Weijers niet aan de gestelde geschiktheidseis voldoet. Dit leidt er op grond van paragraaf 3.9 van de Inschrijvingsleidraad toe dat de inschrijving van Weijers niet in de verdere beoordeling door Regio Rivierenland had mogen worden meegenomen en aldus als ongeldig terzijde had moeten worden gelegd. De vordering van Suez strekkende tot veroordeling van Regio Rivierenland de voorlopige gunningsbeslissing van 12 februari 2021 waarin Weijers ten aanzien van perceel 1 op de eerste plaats is geëindigd in te trekken, zal daarom worden toegewezen. De termijn die Regio Rivierenland daarvoor zal worden gegund, zal net als in de zaak met betrekking tot perceel 2 van de opdracht, op 48 uur na de datum van dit vonnis worden gesteld. De terzijdelegging van de inschrijving van Weijers leidt ertoe dat de inschrijving van Suez voorlopig op de eerste plaats is geëindigd. Ook de vordering van Suez strekkende tot veroordeling van Regio Rivierenland de opdracht voor perceel 1 aan haar te gunnen, voor zover Regio Rivierenland dat perceel nog steeds wenst op te dragen, zal daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu aangenomen moet worden dat Regio Rivierenland een rechterlijke veroordeling zal nakomen.
4.11.
Toewijzing van de vorderingen van Suez in de hoofdzaak heeft tot gevolg dat de vorderingen van Weijers, strekkende tot het in standhouden van de voorlopige gunningsbeslissing en het gehengen en gedogen dat perceel 2 definitief aan Weijers wordt gegund, zullen worden afgewezen.
4.12.
Regio Rivierenland en Weijers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Suez tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 632,94
  • griffierecht € 667,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.315,94
4.13.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident tot tussenkomst, althans voeging
5.1.
staat Weijers toe tussen te komen in het kort geding tussen Suez en Regio Rivierenland,
5.2.
veroordeelt Suez en Regio Rivierenland tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Weijers tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil,
in de hoofdzaak
5.3.
veroordeelt Regio Rivierenland binnen 48 uur na de datum van dit vonnis de voorlopige gunningsbeslissing op perceel 2 van 12 februari 2021 in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure in te trekken,
5.4.
veroordeelt Regio Rivierenland de opdracht voor perceel 2 te gunnen aan Van der Velden voor zover zij dit perceel nog wenst te gunnen,
5.5.
verstaat de veroordelingen onder 5.3. en 5.4. als afwijzing van de vorderingen van Weijers in de hoofdzaak,
5.6.
veroordeelt Regio Rivierenland en Weijers hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Suez tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.315,94, waarin begrepen € 1.016,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.7.
veroordeelt Regio Rivierenland en Weijers hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 29 april 2021.