ECLI:NL:RBGEL:2021:2897

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
371261
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de aanbiedingsplicht bij de verkoop van een verhuurd winkelpand en de bewijslastverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Telecom Bennekom B.V. en Adviesburo Snelder-Duiven B.V. over de uitleg van een aanbiedingsplicht in een huurovereenkomst. Telecom Bennekom vordert schadevergoeding van Snelder-Duiven omdat deze laatste de onroerende zaak, waar Telecom Bennekom een deel van huurt, heeft verkocht zonder deze eerst aan Telecom Bennekom aan te bieden. De rechtbank moet beoordelen of de aanbiedingsplicht ook geldt voor de gehele onroerende zaak of alleen voor het gehuurde deel. De rechtbank oordeelt dat de aanbiedingsplicht geldt voor de winkelruimte met tuin, ook als de gehele onroerende zaak wordt verkocht. Telecom Bennekom heeft de stelplicht en bewijslast om aan te tonen dat Snelder-Duiven niet aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft Telecom Bennekom opgedragen bewijs te leveren dat Snelder-Duiven geen aanbod heeft gedaan om de winkelruimte met tuin te verkopen. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoren en verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/371261 / HA ZA 20-326
Vonnis van 14 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELECOM BENNEKOM B.V.,
gevestigd te Bennekom,
eiseres,
advocaat mr. D.A. Boor te Ede Gld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADVIESBURO SNELDER-DUIVEN B.V.,
gevestigd te Ede (Gld),
gedaagde,
advocaat mr. R.A. van Huussen te Veenendaal.
Partijen zullen hierna Telecom Bennekom en Snelder-Duiven genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 26 augustus 2020,
  • het bericht van mr. Boor van 29 december 2020, met daarbij gevoegd productie 13,
  • het bericht van mr. Boor van 11 januari 2021, met daarbij gevoegd productie 14 tot en met 16,
  • het bericht van mr. Van Huussen van 12 januari 2021, met daarbij gevoegd een volmacht en een tweetal uittreksels uit het Handelsregister,
  • de akte vermeerdering eis van 14 januari 2021, met daarbij gevoegd productie 17 en 18,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2021,
  • de akte houdende uitlating naar aanleiding van vermeerdering van eis en overlegging producties van 27 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bestuurder van Telecom Bennekom is de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]).
Indirect bestuurder / aandeelhouder van Snelder-Duiven is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2]).
2.2.
Snelder-Duiven was eigenaar van de onroerende zaak aan de Dorpstraat 26-28 te Bennekom, kadastraal bekend gemeente Bennekom, sectie E, nummer 11679, met een perceeloppervlakte van 402 m² (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestond uit een perceel met daarop een pand met (naast een kelder) twee bouwlagen. Op de begane grond was een winkel/kantoorruimte (verder: de winkelruimte) gevestigd en op de verdieping een appartement/bovenwoning (verder: de bovenwoning). Op het perceel bevond zich naast het pand een tuin van 177 m2 en een berging met carport met een oppervlak van 50m2. De bovenwoning en de berging met carport waren in 2011 verhuurd aan een derde.
2.3.
Op 12 januari 2011 hebben Telecom Bennekom en Snelder-Duiven een huurovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend. Zij zijn een aanvangshuurprijs van € 7.500,00 per betaalperiode van drie kalendermaanden (€ 30.000,00 exclusief btw op jaarbasis) overeengekomen. In de overeenkomst is onder meer vermeld:
HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE
en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW
(…)
Het gehuurde, bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de
winkelruimte, hierna ‘het gehuurde’ genoemd, gelegen (…)
Bennekom, Dorpsstraat 26, te weten de begane grond met kelder en de aansluitende tuin, waarbij wordt aangetekend dat de huurder van de bovenwoning de tuin zal gebruiken als overpad om te komen en te gaan naar de openbare parkeerplaats;
kadastraal bekend
Gemeente Bennekom, sektie E 11679
(…)
1.3
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als
detailhandel in producten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en multimedia.
(…)
Verkoop
12. Verhuurder verplicht zich om indien hij tot verkoop van het gehuurde wenst over te gaan het gehuurde als eerste aan te bieden aan huurder.
2.4.
Per 1 januari 2016 is de huurprijs verlaagd naar € 7.000,00 per betaalperiode van drie kalendermaanden.
2.5.
Bij brief van 11 mei 2017 heeft CMC Bedrijfsmakelaars aan Telecom Bennekom onder meer het volgende bericht:
Betreft :
Woon-/winkelpand Dorpsstraat 26-28 te Bennekom
(…)
U heeft ons gevraagd een zienswijze te geven ten aanzien van de waarde van het onderhavige object aangezien u voornemens bent om het gehele object aan te kopen. (…)
Het betreft het woon-/winkelpand aan de Dorpsstraat 26-28 te Bennekom. Het object is kadastraal bekend gemeente Bennekom, sectie E, nummer 11679. Het kavel heeft een oppervlakte van 4 are en 2 centiare (402 m²).
(…)
In de huidige markt achten wij een waarde tussen de € 375.000,00 en € 400.000,00 kosten koper voor het gehele object marktconform doch maximaal. Hierbij zal circa 55% van de bovenstaande waarde behoren bij de woning en ca. 45% bij de winkelruimte.
Achtergelegen grond
U gaf aan dat de Albert Heijn mogelijk interesse zou kunnen hebben in een gedeelte van het achtergelegen perceel. Dit betreft ca. 120 m². (…) Normaliter is een waarde voor een dergelijk stuk “tuingrond” maximaal € 5.000,00 - € 7.500,00 kosten koper. Nadeel is echter dat er dan geen achterom meer is.
In geval van verkoop aan de Albert Heijn zal naar verwachting een hogere opbrengst gerealiseerd kunnen worden. Dit met de gedachten dat de grond van de buurman immers maar één keer te koop is/komt. In dat geval is het echter van belang dat de Albert Heijn het perceel kan aanwenden voor het door hen gewenste gebruik/bebouwing. In dat specifieke geval achten wij een veelvoud van deze waarde haalbaar.
2.6.
Snelder-Duiven heeft de onroerende zaak verkocht en op 2 april 2019 geleverd aan de heer [naam 3] (hierna: [naam 3]). De koopsom bedroeg € 478.400,00.
2.7.
Bij brief van 17 juni 2019 heeft mr. Boor Snelder-Duiven aansprakelijk gesteld voor alle schade die het gevolg is van de door Telecom Bennekom gestelde (blijvende) tekortkoming in de nakoming van artikel 12 van de overeenkomst.
2.8.
[naam 3] heeft de onroerende zaak verkocht en op 30 september 2019 geleverd aan Konst Exploitatie Maatschappij B.V. (hierna: Konst). De koopsom bedroeg € 500.000,00.
2.9.
Op enig moment is de onroerende zaak kadastraal gesplitst in enerzijds een perceel met daarop het pand en anderzijds een “achterterrein”. Sindsdien is de kadastrale aanduiding van Dorpsstraat 26 en 28 (zonder het achterterrein): gemeente Bennekom, sectie E, nummer 12391. Deze onroerende zaak (hierna: woon/-winkelpand) heeft een perceeloppervlakte van 175 m².
2.10.
Konst heeft het woon-/winkelpand aan [naam 1] verkocht en op 24 maart 2020 aan hem geleverd. De koopsom bedroeg € 500.000,00. Het woon-/winkelpand is belast met een recht van hypotheek ten gunste van Coöperatieve Rabobank U.A., met een ingeschreven bedrag van € 500.000,00.

3.Het geschil

3.1.
Telecom Bennekom vordert - na vermeerdering van eis - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, kort weergegeven, Snelder-Duiven veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Telecom Bennekom te betalen een schadevergoeding van € 486.219,50, althans een in goede justitie nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 448.472,17, vanaf 13 januari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling vanSnelder-Duiven in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Telecom Bennekom legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Snelder-Duiven is (blijvend) toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van artikel 12 van de huurovereenkomst, omdat zij tot verkoop van de onroerende zaak aan een derde is overgegaan zonder die eerst te koop aan te bieden aan Telecom Bennekom. De aanbiedingsplicht is op verzoek van Telecom Bennekom in de huurovereenkomst opgenomen en ziet niet slechts op de winkelruimte, maar ook op de bovenwoning en het achterterrein. Telecom Bennekom heeft vanaf medio 2017 haar wens de onroerende zaak aan te kopen herhaaldelijk kenbaar gemaakt aan Snelder-Duiven dan wel haar makelaar. Volgens Telecom Bennekom is Snelder-Duiven aansprakelijk voor de als gevolg van de tekortkoming door Telecom Bennekom geleden schade, bestaande uit met name: de misgelopen verkoopwaarde van het achterterrein, de extra huurkosten voor de winkelruimte, de hogere aanschafwaarde van het woon-/winkelpand en misgelopen huuropbrengsten van de bovenwoning. De schade omvat ook rente en incassokosten.
3.3.
Snelder-Duiven voert verweer. Volgens haar omvat de aanbiedingsplicht niet de onroerende zaak, maar slechts het aan Telecom Bennekom verhuurde deel (niet zijnde de bovenwoning en de berging / carport). De aanbiedingsplicht geldt volgens haar bovendien slechts ingeval van de voorgenomen verkoop van het door Telecom Bennekom gehuurde gedeelte en niet bij de verkoop van de onroerende zaak in zijn geheel. Voor zover de gestelde aanbiedingsplicht al op Snelder-Duiven rustte, heeft zij daaraan voldaan: Snelder-Duiven heeft, zo voert zij aan, in het najaar van 2018, mondeling de onroerende zaak aan Telecom Bennekom te koop aangeboden voor € 500.000,00. Het aanbod is niet aanvaard en de aanbiedingsplicht daarmee vervallen. Als al sprake is van schade die het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van Snelder-Duiven, dan is deze én veel lager dan door Telecom Bennekom gesteld én moeten daarbij eigen schuld (artikel 6:101 BW) van Telecom Bennekom en de door haar bespaarde kosten (artikel 6:100 BW) in aanmerking worden genomen. Hierbij is ook van belang dat Telecom Bennekom haar vorderingen heeft gebaseerd op de niet-bestaande situatie dat zijzelf eigenaar van het woon-/winkelpand is geworden, terwijl dat [naam 1] is. Indien Snelder-Duiven al rente en incassokosten verschuldigd zou zijn, is dat minder dan Telecom Bennekom heeft gevorderd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Uitleg van de overeenkomst

4.1.
De eerste vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is hoe de in artikel 12 van de overeenkomst opgenomen aanbiedingsplicht moet worden uitgelegd. Daarbij spelen twee vragen: 1) geldt de aanbiedingsplicht alleen, zoals Snelder-Duiven aanvoert, als enkel het door Telecom Bennekom gehuurde deel van de onroerende zaak wordt verkocht of ook, zoals Telecom Bennekom stelt, indien de onroerende zaak waarvan het door Telecom Bennekom gehuurde deel uitmaakt, in zijn geheel wordt verkocht. 2) moet in dat geval ook de gehele onroerende zaak aan Telecom Bennekom worden aangeboden, of enkel dat deel dat Telecom Bennekom al huurde.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat, op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv, op een partij die stelt met een andere partij een bepaalde overeenkomst te hebben gesloten, waaraan zij, zoals Telecom Bennekom hier, rechtsgevolgen verbindt, de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast rust van feiten en omstandigheden waaruit dat volgt. Verder zijn van belang de maatstaven die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten (artikelen 3:33 en 3:35 BW jo. 6:217 BW), waarbij het aankomt op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en de betekenis die partijen daaraan redelijkerwijze hebben gegeven. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, zoals de hoedanigheid van partijen (bijvoorbeeld de mate van professionaliteit of ervaring), welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht en de gevolgen van de overeenkomst met inachtneming van de goede trouw (de zgn. ‘Haviltex-maatstaf’, Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Deze maatstaf brengt mee dat ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214). Ook feiten en omstandigheden die zich na het sluiten van de overeenkomst voordoen kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.3.
In artikel 1.1. van de overeenkomst is de term “het gehuurde” gedefinieerd als “de winkelruimte (…) te weten de begane grond met kelder en de aansluitende tuin, waarbij wordt aangetekend dat de huurder van de bovenwoning de tuin zal gebruiken als overpad om te komen en te gaan naar de openbare parkeerplaats”. Tussen partijen is ook niet in geschil dat dit het deel van de onroerende zaak is dat Telecom Bennekom huurde (verder: de winkelruimte met tuin). Dat in artikel 1.1 van de overeenkomst de kadastrale aanduiding van de gehele onroerende zaak is vermeld, maakt dit niet anders.
Nu in artikel 12 van de overeenkomst diezelfde, in artikel 1.1. gedefinieerde term “het gehuurde” is gebruikt, dit ook overeenkomt met wat daadwerkelijk gehuurd is en daarvan verder geen andere omschrijving is gegeven, duidt dit er, in ieder geval taalkundig, op dat daaraan in dat artikel dezelfde betekenis moet worden gegeven. De stelling dat het gebruik van die term in artikel 12 van de overeenkomst een vergissing was heeft Telecom Bennekom niet onderbouwd.
4.4.
Telecom Bennekom heeft aangevoerd dat zijn bedoeling van de, op zijn verzoek in de overeenkomst opgenomen, aanbiedingsplicht was dat hij, de onroerende zaak op enig moment zou kunnen kopen en dan een oudedagsvoorziening zou hebben. Hij had daarom, zo stelt hij, belang de hele onroerende zaak te kunnen kopen. Wat daar ook van zij, uit de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling volgt dat over dat artikel 12 niet is onderhandeld, dat daarover ook niet uitgebreid is gesproken en dat Telecom Bennekom aan Snelder-Duiven nooit concreet kenbaar heeft gemaakt dat hij een aanbiedingsplicht wenste over de hele onroerende zaak, inclusief het deel dat toen aan een ander werd verhuurd. Waarom Snelder-Duiven dit dan toch zo had moeten begrijpen, althans dat Telecom Bennekom daarvan mocht uitgaan, is niet onderbouwd. Dit kan zonder die onderbouwing niet worden aangenomen. Het spreekt immers niet voor zich dat Telecom Bennekom mocht begrijpen dat Snelder-Duiven belangeloos, zonder enige verdere bespreking, een aanbiedingsplicht zou aanvaarden voor het deel van de onroerende zaak dat Telecom Bennekom niet huurde en waarbij ook mogelijk andere belangen speelden, zoals die van de huurder van de bovenwoning. Dat [naam 1], de bestuurder van Telecom Bennekom, geen ervaring had met onroerend goed maakt dat niet anders. De stelling dat de winkelruimte met tuin in een voorkomend geval niet van (een deel van) de rest van de onroerende zaak had kunnen worden gesplitst heeft Telecom Bennekom niet onderbouwd. Dat Telecom Bennekom in ieder geval later, zoals zij onderbouwt met de in rov. 2.5. aangehaalde brief van 11 mei 2017 van CMC Bedrijfsmakelaars, interesse had in de koop van de hele onroerende zaak doet aan het vorenstaande niet af. Dat Snelder-Duiven, volgens haar eigen stellingen, in 2019 aan Telecom Bennekom niet alleen de winkelruimte met tuin zou hebben aangeboden, maar de hele onroerende zaak evenmin. Indien de aanbiedingsplicht van Snelder-Duiven enkel zag op de winkelruimte met tuin, betekent dit niet dat Snelder-Duiven de winkelruimte met tuin slechts afzonderlijk mocht aanbieden en dat het haar niet vrij stond dat aanbod samen met de rest van de onroerende zaak te doen. Voor zover Telecom Bennekom stelt dat dit dan wel zou gelden, heeft zij die stelling niet onderbouwd.
De conclusie is dat de stelling dat de contractuele aanbiedingsplicht van Snelder-Duiven zag op de gehele onroerende zaak als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen.
4.5.
Deze conclusie betekent echter nog niet dat Snelder-Duiven, zoals zij stelt, slechts dan de verplichting had de winkelruimte met tuin aan Telecom Bennekom aan te bieden als zij van plan was dit deel afzonderlijk, afgesplitst van de onroerende zaak, te verkopen en niet als zij de winkelruimte met tuin wilde verkopen samen met de rest van de onroerende zaak (of een deel daarvan). Een dergelijke beperking kan taalkundig niet in artikel 12 worden gelezen. Daarin staat immers zonder meer dat de aanbiedingsplicht geldt indien Snelder-Duiven tot verkoop van “het gehuurde” wenst over te gaan. Snelder-Duiven wist dat Telecom Bennekom belang hechte aan die aanbiedingsplicht, die immers op verzoek van Telecom Bennekom was overeengekomen. Ook als daarover niet expliciet is gesproken moet voor Snelder-Duiven duidelijk zijn geweest dat dit belang (tenminste) erin gelegen was dat Telecom Bennekom wilde dat zij de winkelruimte met tuin die zij huurde kon kopen zodra Snelder-Duiven daarvan af wilde. Met dit belang zou een uitleg strijdig zijn waarin het Snelder-Duiven wel vrij zou staan de winkelruimte met tuin zonder aanbod aan Telecom Bennekom aan een ander te verkopen als die winkelruimte met tuin maar verkocht zou worden tezamen met een ander deel van de onroerende zaak. Nu geen omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen legt de rechtbank artikel 12 van de overeenkomst met in achtneming van de criteria als aangehaald in rov. 4.2 zo uit dat de aanbiedingsplicht steeds geldt bij de voorgenomen verkoop van de winkelruimte met tuin, ook als Snelder-Duiven meer dan alleen dat deel wenste te verkopen.
4.6.
Samenvattend moest Snelder-Duiven Telecom Bennekom op grond van artikel 12 van de overeenkomst Telecom Bennekom alleen de winkelruimte met tuin aanbieden, maar gold deze contractuele aanbiedingsplicht ook als de onroerende zaak in zijn geheel zou worden verkocht.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat Snelder-Duiven op 2 april 2019 (onder meer) de winkelruimte met tuin aan een derde heeft verkocht en geleverd. Dit betekent dat Snelder-Duiven dit niet meer kan aanbieden aan Telecom Bennekom en dat zij daardoor in haar verplichtingen uit de overeenkomst is tekortgeschoten indien zij de winkelruimte met tuin niet vóór 2 april 2019 heeft aangeboden aan Telecom Bennekom.
(Niet-)nakoming van de overeengekomen aanbiedingsplicht?
4.8.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv geldt dat op Telecom Bennekom de stelplicht en zo nodig de bewijslast rust ten aanzien van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door het niet voldoen aan de aanbiedingsplicht, nu zij daaraan het rechtsgevolg verbindt dat Snelder-Duiven gehouden is tot het betalen van een schadevergoeding.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeengekomen aanbiedingsplicht vormvrij is zodat Snelder-Duiven haar verplichting ook met het doen van een mondeling aanbod aan Telecom Bennekom kon nakomen. Volgens Telecom Bennekom is Snelder-Duiven tekortgeschoten in die verplichting en heeft zij nooit een (mondeling of schriftelijk) aanbod gedaan. Deze stelling is door Snelder-Duiven gemotiveerd betwist. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat [naam 2], in de tweede helft van 2018, namens Snelder-Duiven in een gesprek met [naam 1] over de huurprijs het aanbod heeft gedaan om de hele onroerende zaak te kopen voor een bedrag van € 500.000,00, dat [naam 1] daarop gedurende een ruime tijd, naar schatting 6 tot 8 weken, niet meer is teruggekomen en dat [naam 2] [naam 1] vervolgens heeft benaderd, waarna [naam 1] [naam 2] zou hebben medegedeeld dat hij de vraagprijs te hoog vond en de huuropbrengst van de bovenwoning te laag. Snelder-Duiven heeft deze betwisting onderbouwd met een schriftelijke verklaring van [naam 2] en een schriftelijke verklaring van diens echtgenote. Laatst genoemde verklaring bevestigt die van [naam 2], in die zin, dat daarin staat dat [naam 2] haar destijds al had verteld over het aanbod aan [naam 1] en dat [naam 1] daarop afwijzend had gereageerd. Bij de mondelinge behandeling heeft de heer Ten Hoor, die daar toen als gemachtigde van Snelder-Duiven aanwezig was, nog verklaard hij destijds de verkoopovereenkomst met [naam 3] heeft opgesteld en dat de heer [naam 2] hem toen ook heeft verteld dat hij de onroerende zaak aan Telecom Bennekom had aangeboden, maar dat zij het niet kon betalen. Anders dan Telecom Bennekom heeft gesteld, kwalificeert de betwisting door Snelder-Duiven niet als een bevrijdend verweer. De omstandigheid dat Telecom Bennekom feiten en omstandigheden zal moeten bewijzen waaruit een “negatief feit” volgt, te weten dat Snelder-Duiven géén aanbod heeft gedaan, leidt niet tot een andere bewijslastverdeling. Wel mag hier van Snelder-Duiven worden verlangd dat zij haar betwisting van de gestelde tekortkoming, het niet voldoen aan de aanbiedingsplicht, voldoende onderbouwt en dat zij in dat verband concreet maakt hoe zij daaraan wel zou hebben voldaan. Aan die eis heeft Snelder-Duiven, gelet op het vorenstaande voldaan. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet aan Snelder-Duiven kan worden tegengeworpen dat aan de aanbiedingsplicht in de overeenkomst geen verdere eisen zijn verbonden die de bewijslevering ten aanzien van de vraag of al dan niet een aanbod zou zijn gedaan zou kunnen vergemakkelijken.
4.10.
Het voorgaande betekent dat het er nu op aankomt om vast te stellen of Snelder-Duiven al dan niet aan haar aanbiedingsplicht van artikel 12 van de overeenkomst heeft voldaan. De rechtbank zal Telecom Bennekom conform haar aanbod in de gelegenheid stellen om op dat punt bewijs te leveren.
4.11.
Indien Telecom Bennekom slaagt in het bewijs dat Snelder-Duiven geen aanbod heeft gedaan en daarom is tekortgeschoten in de contractuele aanbiedingsplicht, is Snelder-Duiven in beginsel gehouden de daardoor door Telecom Bennekom geleden schade te vergoeden, waarna de vraag aan de orde zal komen of en zo ja welke schade daardoor is geleden, alsmede nog de verweren die zien op eigen schuld en voordeelsverrekening. Indien Telecom Bennekom niet slaagt in het opgedragen bewijs komt niet vast te staan dat er aan de zijde van Snelder-Duiven sprake is van een tekortkoming. In dat geval ontbreekt de grondslag voor een vordering tot vergoeding van schade als bedoeld in artikel 6:74 BW, zodat de vorderingen van Telecom Bennekom dan niet toewijsbaar zijn.
4.12.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Telecom Bennekom op te bewijzen dat Snelder-Duiven geen aanbod heeft gedaan als bedoeld in artikel 12 van de overeenkomst om de woning met tuin te kopen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 april 2021voor uitlating door Telecom Bennekom of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Telecom Bennekom, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Telecom Bennekom, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.P.E.E. van Groeningen in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.
FORMULIER DATUMBEPALING
Lokale instructie aan concipiënt, bijv:
Instructies aan de concipiënt: print dit formulier uit en lever het samen met het griffiedossier en de uitspraak in bij de griffiemedewerker die met de datumbepaling is belast.
Na het uitprinten mag je dit formulier verwijderen uit dit bestand. Het moet in ieder geval zijn verwijderd in de definitieve versie van de uitspraak, die wordt opgeslagen in de map met uitgesproken vonnissen.
Standaardtekst waarbij via de wizard gegevens uit de beslissing worden ingevuld (zaaknummer hoeft niet omdat dat al in de koptekst staat):
LET OP: het bestand "formulier datumbepaling 2" is nodig omdat daarin andere velden worden gebruikt.
Uitspraak: 14 april 2021
Rechter zitting: mr. T.P.E.E. van Groeningen
Plaats zitting: gerechtsgebouw
Als de hierna vermelde documentvariabelen uit dit formulier worden verwijderd, moeten ze ook uit het variabelenoverzicht worden verwijderd om te voorkomen dat ze later als niet ingevulde variabelen problemen opleveren (knop Invoegen documentvariabelen op de werkbalk Justword Beheer, klik op huidige document, klik op te overbodige variabelen en dan op Verwijderen)
Standaardtekst te gebruiken door rechtbanken die het verhinderdagensysteem hanteren:
Roldatum opgave verhinderdata: 28 april 2021
Verhinderdata van mei tot juli 2021
Zitting op: [zitting1_dag]
Duur zitting: [zitting1_duur]
Standaardtekst te gebruiken door rechtbanken die systeem direct datumbepaling hanteren (te verwijderen als dit formulier dan juist is bedoeld voor instructies van de concipiënt aan een andere medewerker die de datum moet vaststellen):
Datum zitting: [zitting1_datum] van [zitting1_begintijd] tot [zitting1_eindtijd]
Hier lokale instructies opnemen t.b.v. de ontvanger van dit formulier. Let op dat dit formulier voor alle soorten zittingen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:
Zittingzaal: groot / klein
Bijstand parketpolitie: ja / nee
Dienstwagen reserveren: ja / nee
Wensen ivm griffier:
Wensen ivm termijn waarop zitting gepland wordt:
Wensen ivm duur zitting:
Overige wensen / instructies: