ECLI:NL:RBGEL:2021:291

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
05.240238.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld en verboden wapenbezit

Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 september 2020 in Zaltbommel een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1997 en op dat moment gedetineerd in een forensisch centrum, heeft geprobeerd een geldbedrag te stelen uit een supermarkt, waarbij hij dreigde met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, en aan het voorhanden hebben van een verboden wapen, te weten een vlindermes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en de noodzaak voor een gestructureerde leefomgeving. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op de benadeelde partij in overweging genomen, maar de vordering tot schadevergoeding is afgewezen omdat niet voldaan was aan de stelplicht voor immateriële schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.240238.20
Datum uitspraak : 20 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres 1] , op dit moment gedetineerd in de Forensisch Centrum Teylingereind in Sassenheim.
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2020 te Zaltbommel, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] (gelegen aan de [adres 2] ) en/of [naam 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-met een mes en/of gezichtsmasker/bivakmuts bij voornoemde [supermarkt] naar binnen is gegaan en/of
-dreigend een mes in de richting van die [benadeelde] heeft gehouden en/of vervolgens hiermee in die richting van die [benadeelde] heeft gezwaaid en/of heeft gezegd “geef mij geld” of woorden van gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 23 september 2020 te Zaltbommel, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 1°, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 9 en 10;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [supermarkt] , p. 14;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76 en 77;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks23 september 2020 te Zaltbommel,
althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] (gelegen aan de [adres 2] )
en/of [naam 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde] ,
te plegenmet het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,-met een mes en
/of gezichtsmasker/bivakmuts bij voornoemde [supermarkt] naar binnen is gegaan en
/of-dreigend een mes in de richting van die [benadeelde] heeft gehouden en
/ofvervolgens hiermee in die richting van die [benadeelde] heeft gezwaaid en
/ofheeft gezegd ‘geef mij geld’ of woorden van gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 23 september 2020 te Zaltbommel,
althans in Nederland,een wapen van categorie I onder 1°, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
feit 2:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenrecht wordt toegepast en dat verdachte zal worden veroordeeld conform het jeugdstrafrecht. Gelet op de leeftijd van verdachte, zijn strafblad en het feit dat hij per 20 januari 2021 geplaatst kan worden in de kliniek [naam kliniek] , eist de officier van justitie dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Op die manier komt hij op 21 januari 2021 vrij en kan hij zich dan direct melden bij [naam kliniek] . Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd in het rapport van Iriszorg van 22 december 2020. De bijzondere voorwaarden moeten tot slot dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie passend en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 8 december 2020;
  • een Pro Justitia rapportage van 9 november 2020, opgesteld door [naam psycholoog] , GZ-psycholoog;
  • het reclasseringsadvies van GGZ IrisZorg van 22 december 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot overval op een supermarkt, waarbij hij heeft gedreigd met geweld tegen een van de caissières. Hierbij gebruikte hij een vlindermes. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit heeft gedaan, omdat hij geld nodig had. Hij heeft hiermee enkel aan zijn eigen financiële gewin gedacht en niet aan de gevolgen voor de medewerkers van de supermarkt. Bovendien is een supermarkt een openbare plek waar naast de medewerkers ook veel andere mensen aanwezig kunnen zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat een gewelddadige overval mensen angst aanjaagt en dat zij hier psychische gevolgen aan over kunnen houden. Tot slot heeft verdachte zich al eerder schuldig gemaakt aan vermogensfeiten, waaronder een poging tot afpersing.
Toerekeningsvatbaarheid
Ten tijde van de feiten was bij verdachte onder andere sprake van een depressieve stoornis. Verdachte is verder vanuit zijn kwetsbare persoonlijkheidsstructuur geneigd om middelen te gebruiken om negatieve gevoelens te dempen. Verdachte moest van zijn moeder net voor het plegen van de overval wegens een terugval in cocaïnegebruik uit huis weg. Hij dacht na over hoe hij aan geld voor eten en onderdak kon komen en zag daarvoor geen andere uitweg dan het plegen van een overval. Vanuit zijn verstandelijke beperking is verdachte niet goed in staat om problemen het hoofd te bieden en adequate oplossingen te bedenken voor zijn problemen. Ook schiet de gewetensfunctie van verdachte bij oplopende spanningen tekort. Zowel vanuit de ADHD als de verstandelijke beperking is verdachte geneigd om impulsief te handelen. De beperkte copingvaardigheden, het beperkte empathisch vermogen en de gebrekkige impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperking en de ADHD hebben in enige mate doorgewerkt in de gedragskeuzes van verdachte ten aanzien van de feiten. De psycholoog adviseert dan ook om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank kan zich vinden in dat advies en maakt de conclusie uit het rapport tot de hare.
Adolescentenrecht
Verdachte functioneert, zoals vermeld, op een licht verstandelijk beperkt niveau en is nog woonachtig bij zijn ouders. Er is ook nog sprake van een afhankelijkheidsrelatie met zijn ouders. Verdachte vertoont bovendien kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten. Verdachte lijkt onvoldoende in staat om zijn handelen zelfstandig te organiseren en is gebaat bij een gestructureerde leefomgeving. De mogelijkheden van een pedagogische aanpak zijn beperkt gezien de tekortschietende intellectuele vaardigheden van verdachte. Hij heeft veel externe structuur nodig om stabiel te functioneren. Zowel de reclassering als de psycholoog adviseren dan ook tot toepassen van het jeugdstrafrecht. De rechtbank volgt deze adviezen en zal verdachte veroordelen conform het jeugdstrafrecht.
Strafmaat
Verdachte ziet in dat zijn middelengebruik problematisch is. Hij is gemotiveerd om te stoppen met het gebruik van cocaïne. Ook wil hij meewerken aan een klinische behandeling en begeleid of beschermd wonen. Het is volgens de psycholoog ook van belang dat verdachte een intensieve klinische behandeling volgt gericht op zijn verslavingsproblematiek. Hierbij dient ook aandacht te zijn voor het behandelen van de depressieve stoornis, het beter leren herkennen en reguleren van emoties en het vergroten van de impulscontrole en de probleemoplossende vaardigheden. De rechtbank acht het dan ook van belang dat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met een dergelijke behandeling binnen een passende omgeving. Verdachte kan vanaf 20 januari 2021 terecht in de meest passende kliniek voor hem op dit moment, [naam kliniek] in [plaats] .
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een jeugddetentie van 10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door reclassering Iriszorg in haar rapport van 22 december 2020. Zo kan verdachte direct na zijn vrijlating geplaatst worden bij [naam kliniek] en beginnen met zijn behandeling.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Wanneer de verslavingsproblematiek van verdachte niet wordt behandeld moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht het om die reden wenselijk dat de behandeling van de problematiek van verdachte in een verplicht kader zo snel mogelijk kan beginnen en dat hij (vrijwel) direct na het wijzen van het vonnis kan worden geplaatst in [naam kliniek] . Om die redenen zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals voornoemd dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [benadeelde] , te weten [naam 2] , heeft namens de benadeelde partij in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij aan de hoge kant is, maar dat deze wel gedeeltelijk kan worden toegewezen. Hierbij dient de wettelijke rente te worden toegekend en moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, maar dient te worden gematigd. De verdediging noemt in dat kader een bedrag van maximaal 500 euro. Daartoe is aangevoerd dat de onderbouwing van de immateriële schade onvoldoende is voor toewijzing van het totaal gevorderde bedrag.
Overweging van de rechtbank
Gelet op de impact van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het aannemelijk dat benadeelde hiervan is geschrokken en dat zij zich verdrietig voelde na het feit.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek echter enkel recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. Daarvoor moet de benadeelde partij wel voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Aan die stelplicht is niet voldaan.
Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 45, 57, 77 c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
10 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat
- verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meewerkt aan het toezicht door de William Schrikker stichting en zich meldt op afspraken met de William Schrikker Stichting zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. Hij zal zich houden aan de afspraken die worden opgesteld in het kader van ITB-Harde kern;
- verdachte zich laat behandelen door Inforza/Jeugdfact van IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, indien de jeugdreclassering van de William Schrikker stichting dit noodzakelijk vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de jeugdreclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor een crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter en indien de jeugdreclassering dit nodig vindt. De mogelijkheid van genoemde kortdurende klinische opname geldt echter enkel gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd;
- verdachte zal zich gedurende de proeftijd bevinden bij [naam kliniek] of een soortgelijke instelling te bepalen door de William Schrikker stichting en indien en voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uur ter invulling van zijn activiteiten, zoals met de William Schrikker stichting wordt afgesproken. Als de William Schrikker stichting het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatie gebod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de jeugdreclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat hij in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [naam kliniek] in [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering daarvoor toestemming geeft.
- verdachte volgt onderwijs, volgens zijn rooster en/of dagbesteding in overleg met de jeugdreclassering en indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte werkt mee aan een traject richting schuldhulpverlening of bewindvoering indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Verdachte geeft de jeugdreclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne en eventuele andere drugs om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd en de controles vinden plaats indien de jeugdreclassering dit nodig acht.
 Overige voorwaarden:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
  • geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering, te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [naam 2] (feit 1)
 wijst de vordering tot immateriële schade af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020454054, gesloten op 10 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.