ECLI:NL:RBGEL:2021:3105

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
05/304829-19 en 05/176658-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van taxichauffeur voor ontuchtige handelingen met passagiers

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee van zijn passagiers. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1962, veroordeeld voor de feiten die zich hebben voorgedaan op 9 juli 2019 en 2 maart 2020. De eerste zaak betreft een 17-jarig meisje, [slachtoffer 1], die tijdens een taxirit door de verdachte werd geknuffeld en betast. De tweede zaak betreft [slachtoffer 2], een 25-jarige vrouw met een verstandelijke beperking, die op 2 maart 2020 in de taxi van de verdachte werd aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als taxichauffeur en dat de slachtoffers zich in een kwetsbare situatie bevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een verbod opgelegd om als taxichauffeur te werken met kwetsbare personen voor de duur van 3 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/304829-19 en 05/176658-20
Datum uitspraak : 21 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. S. Goedvriend, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Pparketnummer 05/304829-9
hij op of omstreeks 9 juli 2019 binnen te gemeente Rheden, althans in Nederland,
een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers is verdachte met zijn taxibus, waarin hij die [slachtoffer 1] als passagier vervoerde, naar een parkeerplaats langs de A348 gereden en heeft hij aldaar zijn taxibus geparkeerd en/of is hij, verdachte (vervolgens) dicht bij en/of tegen de stoel gaan staan, waarop die [slachtoffer 1] , ingesnoerd in een autogordel, zat en/of is verdachte voorbij gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet van die [slachtoffer 1] en/of heeft verdachte op onverhoedse wijze
- zijn armen om die [slachtoffer 1] heen geslagen en/of haar geknuffeld en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of haar (vervolgens) op de wang, althans in het gezicht gekust en/of
- zijn hand(en) onder het shirt van die [slachtoffer 1] gebracht en daarbij gezegd dat zij mooie/lekkere borsten had en/of gevraagd of hij aan haar borsten mocht zitten en/of de borst(en) van die [slachtoffer 1] betast en/of
- zijn hand(en), over de kleding, tussen de benen en/of in het kruis van die [slachtoffer 1] gebracht en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
parketnummer 05/176658-20
hij op of omstreeks 2 maart 2020, op het traject tussen Sleeuwijk en Aalst te Aalst, gemeente Zaltbommel, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers
is hij, verdachte, eenmaal of meerdere malen voorbij gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
heeft hij, verdachte, gebruik/misbruik gemaakt van zijn overwicht als taxichauffeur over die [slachtoffer 2] en/of van het leeftijdsverschil en/of het verschil in ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of
heeft hij, verdachte, als bestuurder van een rijdende, al dan niet afgesloten taxi, waarbij voornoemde [slachtoffer 2] als passagier naast hem zat, op onverhoedse wijze,
- zijn hand, over de kleding, tussen de benen van die [slachtoffer 2] gebracht en/of (daarbij) de schaamstreek van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn hand, aan de voorzijde in/achter de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer 2] gebracht en (daarbij) over de onderbuik en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] gewreven, althans de onderbuik en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn hand onder de bovenkleding en/of de BH van die [slachtoffer 2] gebracht en (daarbij) de borst(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, haar knap en/of leuk en/of een schatje vond;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2020, op het traject tussen Sleeuwijk en Aalst te Aalst, gemeente Zaltbommel, althans in Nederland,
als bestuurder van een rijdende, al dan niet afgesloten taxi, waarbij [slachtoffer 2] als passagier naast hem, verdachte, zat,
met [slachtoffer 2] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
het op/over en/of onder de kleding wrijven over en/of betasten van de benen en/of
de onderbuik en/of de schaamstreek en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] .
(art 247 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder parketnummer 05/304829-19 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 05/176658-20.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft -kort gezegd- naar voren gebracht dat de dossiers onvoldoende steunbewijs bevatten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ook kunnen de verklaringen van beide aangeefster over en weer niet als steunbewijs dienen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/176658-20
De vader van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft namens zijn dochter, die ten tijde van het ten laste gelegde feit 25 jaar oud was, aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat zijn dochter een verstandelijke beperking heeft en daarom in een woongroep woont in Aalst, gemeente Zaltbommel. Op 2 maart 2020 hoorde hij via de zorginstelling waar [slachtoffer 2] woont dat ze die dag was aangerand door een taxichauffeur. [2]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze vanaf haar werk in Sleeuwijk door een taxichauffeur naar huis werd gebracht. Ze zat voorin in de taxi en er waren geen andere passagiers. De taxichauffeur reed langzaam toen hij met zijn hand in haar shirt en in haar BH ging waarover ze een hemdje droeg. Hij wreef over haar borst. [slachtoffer 2] zei dat ze dat niet leuk vond. Vervolgens deed hij zijn hand in haar broek en trok haar onderbroek een beetje omlaag. Hij raakte [slachtoffer 2] bij de bovenkant van haar vagina aan. Hierna wreef hij over haar onderbroek. [slachtoffer 2] duwde zijn hand meerdere keren weg. Ook zei de taxichauffeur dat hij [slachtoffer 2] knap en leuk vond. Ze waren net over de Andelse Sluis, tussen Brakel en Aalst in. Ze denkt dat het op de van Heemstraweg was. [3]
Uit de GPS gegevens van de taxirit blijkt dat de taxi over de Wilhelminasluis in Andel is gereden en even daarna over de van Heemstraweg. [4]
Getuige [getuige 1] , gastvrouw in de wooninstelling, heeft verklaard dat [slachtoffer 2] die middag al scheldend binnenkwam. Ze riep: “ik ga nooit meer met de taxi” en “hij is een viezerik.” Getuige zag dat [slachtoffer 2] overstuur was. [5]
Getuige [getuige 2] , een woonbegeleidster, sprak vlak na het incident met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] vertelde haar onder andere dat de taxichauffeur haar tussen haar benen had gepakt. [slachtoffer 2] was overstuur en wilde graag douchen. [6]
De broek en het hemd van [slachtoffer 2] zijn bemonsterd op sporen. Op de tailleband aan de binnen voorzijde van de broek van [slachtoffer 2] is een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker 1 man. [slachtoffer 2] en verdachte kunnen beiden donor zijn van het sporen. Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte in de bemonstering zijn de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte en [slachtoffer 2] en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer 2] en twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker (meer dan 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Aan de binnen voorzijde van het hemd van [slachtoffer 2] is eveneens een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker 1 man. [slachtoffer 2] en verdachte kunnen beiden donor zijn. Ook hier zijn de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypotheses.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte en [slachtoffer 2] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer 2] en één onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [7]
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Op grond van de matchkans acht de rechtbank bewezen dat het aangetroffen celmateriaal DNA bevat dat van verdachte afkomstig is.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] op 20 maart 2020 in zijn taxi heeft vervoerd en dat hij haar inderdaad naar haar woonvoorziening in Aalst heeft gebracht. [8] Hij merkte dat [slachtoffer 2] beperkt was. [9] Verdachte ontkent aan [slachtoffer 2] te hebben gezeten. Verdachte heeft geen verklaring voor het aangetroffen DNA anders dan dat het niet zijn DNA kan zijn omdat hij het niet heeft gedaan.
De rechtbank stelt allereest vast dat de verklaring van [slachtoffer 2] in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt immers ondersteund door de bevindingen van het onderzoek naar de aangetroffen DNA-sporen. De vindplaatsen van het celmateriaal waarin DNA afkomstig van verdachte is aangetroffen, zijn geheel in lijn met de verklaring van [slachtoffer 2] . Zij heeft immers verklaard dat verdachte met zijn hand in haar BH ging -waarover ze een hemdje droeg- en dat hij aan de voorzijde met zijn hand in haar broek ging. Daarnaast komt de beschrijving van verdachte over de door verdachte gereden rit en de plek waarop de aanranding heeft plaatsgevonden overeen met de GPS gegevens van deze rit.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] ook overigens betrouwbaar nu zij direct nadat zij door verdachte bij haar woonvoorziening was afgezet tegen twee begeleiders heeft gezegd dat zij door de taxichauffeur was aangerand en zichtbaar overstuur was. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan haar verklaring te twijfelen en acht bewezen dat verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat het aanraken van de borsten en het kruis van een vrouw wie hij als taxichauffeur vervoerde die voor dergelijk gedrag geen toestemming had gegeven, zonder meer in strijd is met de sociaal-ethische norm en moet worden aangemerkt als ontuchtig.
[slachtoffer 2] was op het moment dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden toevertrouwd aan verdachte die was ingeschakeld voor het vervoer van mensen met een verstandelijke handicap. Zij bevond zich alleen met verdachte naast zich gezeten in een taxi. Nu zij in een rijdende taxi zat kon zij zich niet aan de handelingen onttrekken. Onder die omstandigheden heeft verdachte, door onverhoeds haar borsten te betasten en haar kruis, [slachtoffer 2] gedwongen deze ontuchtige handelingen te dulden.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder parketnummer 05/176658-20 heeft begaan.
Parketnummer 05/304829-9
De moeder van [slachtoffer 1] heeft namens haar dochter, die ten tijde van het tenlastegelegde feit 17 jaar oud was, aangifte gedaan. Ze verklaarde dat [slachtoffer 1] op 9 juli 2019 onderweg naar de BSO alleen met een taxichauffeur in een taxibus zat. [slachtoffer 1] zat in de bus met haar gordel om toen hij haar knuffelde en haar borsten en vagina betastte. [10] [slachtoffer 1] heeft een verstandelijke beperking en zit op een speciale school voor voortgezet onderwijs. Ze wordt met speciaal vervoer naar de BSO gebracht. [11]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze vanuit haar huis in Dieren door een taxichauffeur werd opgehaald. Ze reden op de A348 toen de taxichauffeur vertelde dat ze een lekke band hadden. Hij stopte op een parkeerplaats aan de A348, kwam heel dicht bij haar stoel staan, sloeg twee armen om [slachtoffer 1] heen en knuffelde en kuste haar. Hij ging vervolgens met zijn hand onder haar shirt, zei dat ze lekkere borsten had en vroeg of hij eraan mocht zitten waarop hij ze betastte. Ook ging hij met zijn hand tussen de benen van [slachtoffer 1] en betastte haar in haar kruis. [12]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 9 juli 2019 op de BSO aankwam en haar later in de ochtend vertelde dat de taxichauffeur tegen haar had gezegd dat ze mooie borsten en billen had. De taxichauffeur had onderweg naar de BSO gezegd dat hij een platte band had en dat hij daarom de taxi aan de kant van de weg moest zetten. Hij had aan de borsten van [slachtoffer 1] en tussen haar benen gezeten. Ook pakte hij haar hoofd vast en zij moest hem een kus geven. [slachtoffer 1] probeerde hem af te weren, maar dat lukte niet. [slachtoffer 1] was heel emotioneel toen ze haar verhaal deed. [13]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat middels GPS coördinaten te zien is dat verdachte op 9 juli 2019 tussen 8.40 uur en 8.43 uur heeft stilgestaan op de parkeerplaats aan de A348. [14] Deze parkeerplaats ligt in de gemeente Rheden. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de enige parkeerplaats aan de A348 is gestopt. Hij dacht dat er iets met zijn banden was. Onder het rijden heeft hij tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij de banden moest controleren. [16] Hij heeft toen een rondje om de bus gelopen en heeft [slachtoffer 1] niet aangeraakt.
De rechtbank overweegt dat een groot deel van de zedenzaken zich kenmerkt door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Dat maakt dat extra zorgvuldig naar de afgelegde verklaringen moet worden gekeken bij hun waardering voor het bewijs, zeker als het een ontkennende verdachte betreft, zoals in dit geval.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de op die bepaling betrekking hebbende jurisprudentie van de Hoge Raad kan en mag het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij eraan in de weg staat dat de rechter tot een bewezenverklaring komt ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden onvoldoende steun vinden in ander wettig bewijsmateriaal. Uit deze jurisprudentie volgt dat niet is vereist dat het door verdachte betwiste onderdeel van de betreffende verklaring steun vindt in een ander bewijsmiddel. Voldoende is dat de gebezigde verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt op specifieke punten steun in ander bewijsmateriaal. Zo blijkt uit GPS coördinaten en uit de verklaring van verdachte zelf dat hij inderdaad op een parkeerplaats aan de A348 is gestopt. Ook bevestigt verdachte de verklaring van [slachtoffer 1] inhoudende dat hij tegen haar heeft gezegd dat er iets met zijn banden aan de hand was en dat hij daarom op genoemde parkeerplaats moest stoppen.
Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar dat deze is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
Vervolgens is de vraag of de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar kan worden aanmerkt. [slachtoffer 1] heeft direct na het voorval getuige [getuige 3] in vertrouwen genomen waarbij [slachtoffer 1] heel emotioneel was. Later heeft ze ook tegen haar ouders gezegd wat er is gebeurd, waarbij opvalt dat [slachtoffer 1] telkens gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de beschuldiging en onder welke omstandigheden dit heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] komt in haar verklaringen bovendien oprecht en authentiek over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet (alleen) is gestopt omdat er een steentje in zijn band zat, zoals hij zelf heeft verklaard, maar dat hij vervolgens ook op die parkeerplaats [slachtoffer 1] heeft betast.
De rechtbank is van oordeel dat het aanraken van de borsten en het kruis van een vrouw wie hij als taxichauffeur vervoerde die voor dergelijk gedrag geen toestemming had gegeven, zonder meer in strijd is met de sociaal-ethische norm en moet worden aangemerkt als ontuchtig.
Ook in deze zaak was sprake van feitelijke omstandigheden waardoor [slachtoffer 1] de ontuchtige handelingen moest dulden. Zij was als verstandelijk beperkte passagier toevertrouwd aan de zorg van het taxivervoer verzorgd door verdachte. Zij zat bovendien alleen met verdachte in de taxibus. Daarnaast was [slachtoffer 1] door haar verstandelijke beperking onvoldoende in staat om aan te geven dat hij niet gediend was van het gedrag van verdachte dan wel om zich daaraan te kunnen onttrekken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder parketnummer 05/304829-19 heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05/304829-19 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 05/176658-20 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/304829-9
hij op
of omstreeks9 juli 2019 binnen te gemeente Rheden,
althans in Nederland,
een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen,
immers is verdachte met zijn taxibus, waarin hij die [slachtoffer 1] als passagier vervoerde, naar een parkeerplaats langs de A348 gereden en heeft hij aldaar zijn taxibus geparkeerd en
/ofis hij, verdachte vervolgens dichtbij
en/of tegende stoel gaan staan, waarop die [slachtoffer 1] , ingesnoerd in een autogordel, zat en
/ofis verdachte voorbij gegaan aan het
verbale en/ofnon-verbale verzet van die [slachtoffer 1] en/of heeft verdachte op onverhoedse wijze
- zijn armen om die [slachtoffer 1] heen geslagen en
/ofhaar geknuffeld en
/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] vastgepakt en
/ofhaar
(vervolgens) op de wang, althans in het gezichtgekust en
/of
- zijn hand(en) onder het shirt van die [slachtoffer 1] gebracht en daarbij gezegd dat zij mooie/lekkere borsten had en
/ofgevraagd of hij aan haar borsten mocht zitten en
/ofde borst
(en
)van die [slachtoffer 1] betast en
/of
- zijn hand
(en), over de kleding, tussen de benen
en/ofin het kruis van die [slachtoffer 1] gebracht en
/ofde schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast.
Parketnummer 05/176658-20
hij op
of omstreeks2 maart 2020, op het traject tussen Sleeuwijk en Aalst te Aalst, gemeente Zaltbommel,
althans in Nederland,
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, immers
is hij, verdachte,
eenmaal of meerdere malenvoorbij gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en
/of
heeft hij, verdachte,
gebruik/misbruik gemaakt
van zijn overwicht als taxichauffeur over die [slachtoffer 2] en/ofvan het leeftijdsverschil en
/ofhet verschil in ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en
/of
heeft hij, verdachte, als bestuurder van een rijdende, al dan niet afgesloten taxi, waarbij voornoemde [slachtoffer 2] als passagier naast hem zat, op onverhoedse wijze,
- zijn hand, over de kleding, tussen de benen van die [slachtoffer 2] gebracht en
/ofdaarbij de schaamstreek van die [slachtoffer 2] betast en
/of
- zijn hand, aan de voorzijde in
/achterde broek en
/ofde onderbroek van die [slachtoffer 2] gebracht en daarbij over de onderbuik en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] gewreven,
althans de onderbuik en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2] betasten
/of
- zijn hand onder de bovenkleding en
/ofde BH van die [slachtoffer 2] gebracht en daarbij de borst
(en)van die [slachtoffer 2] betast
en/of

daarbij tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, haar knap en/of leuk en/of een schatje vond.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van beide parketnummers, telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Ook heeft ze een verbod op het vervoer van jeugdigen en personen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking voor de duur van 3 jaar gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het gevorderde beroepsverbod naar voren gebracht dat verdachte veel plezier heeft in zijn werk als taxichauffeur en heeft de rechtbank gevraagd om daar bij de bepaling van de straf rekening mee te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij twee kwetsbare jonge vrouwen. Verdachte heeft onder andere de borsten en de schaamstreek van de vrouwen betast.
Verdachte pleegde de feiten in zijn functie als taxichauffeur waarin hij personen met een verstandelijke of lichamelijke beperking vervoerde. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht en kwetsbare slachtoffers aangerand die zich bovendien niet aan de situatie konden onttrekken. Treffend in dit verband is de opmerking van [slachtoffer 2] tijdens haar verhoor inhoudende dat ze een beetje misselijk werd van de handelingen maar dat niet durfde te zeggen omdat ze bang was dat ze uit de taxi zou worden gezet. De rechtbank is van oordeel dat verdachte alleen oog heeft gehad voor zijn eigen behoeftes en zich in het geheel niet heeft bekommerd om de slachtoffers. Hij heeft door zo te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dit soort feiten hier vaak nog lang last van hebben.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 25 februari 2021. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte ontkent , heeft ook overigens geen hulpvraag en de reclassering ziet stabiliteit op alle leefgebieden.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel een gevangenisstraf passend is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van 7 maanden opleggen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, conform de eis van de officier van justitie.
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een verbod opleggen om als (taxi-)chauffeur minderjarigen, mensen met een beperking en mensen die afhankelijk zijn van zorg te vervoeren, nu beide bewezenverklaarde feiten tijdens de uitoefening van zijn beroep als taxichauffeur zijn begaan en het belang van bescherming van deze kwetsbare mensen zwaar weegt. Deze bijkomende straf wordt, uit een oogpunt van preventie en om mogelijke recidive te voorkomen, opgelegd voor 3 jaren.
Ook zal de rechtbank het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door haar moeder als wettelijk vertegenwoordiger heeft in verband met het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/304829-19 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 2.500,- aan smartengeld.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , vertegenwoordigd door haar vader als curator, heeft in verband met het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/176658-20 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 997,58 aan materiële schade en € 1.600,- aan smartengeld.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft ze zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade kan worden toegewezen alsmede de betaalde eigen bijdrage voor medicatie en psychologische hulp. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag voor immateriële dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Immateriële schade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld voor beide benadeelde partijen op een bedrag van € 1.600,- begroten, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Materiële schade [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde schade voor wat betreft de in beslag genomen kleding en de eigen bijdrage voor psychologische ondersteuning en medicatie toewijzen. Dit betreft een bedrag van € 230, 99, vermeerderd met de wettelijke rente. De gevorderde reiskosten kunnen worden aangemerkt als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering ten bedrage van € 167,31 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De gevorderde schade vanwege opname van verlofuren van de ouders van de benadeelde partij en de persoonlijk begeleidster komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de gederfde inkomsten die hiermee gemoeid zijn geldt dat dit geen kosten of schade betreft die de benadeelde partij zelf had kunnen vorderen nu dit geen rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde betreft. Er is dus geen sprake van verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek.
Wat betreft het meer gevorderde bedrag zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. Zij kan dit gedeelte aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen
.
9. De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van specialistisch taxichauffeur (vervoer van minderjarigen, van mensen met een lichamelijk of geestelijke beperking en/of mensen die anderszins hulpbehoevend of zorgafhankelijk zijn) voor de duur van 3 (drie) jaren.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/304829-19 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 1600,-,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van
€ 1600,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
26 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/176658-20 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 1.600,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en van een bedrag van € 398,30 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen
€ 1.600,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en van een bedrag van € 398,30 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
29 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. A.S. Gaastra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma, griffier, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is ten aanzien van parketnummer 05/304829-19 terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2019305307, gesloten op 10 december 2019 en in de
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 30 en 32.
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag verbatim verhoor, p. 46 t/m 50.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88 en 90.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 70.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 75.
7.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 114 t/m 116.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2021.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 139.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 15.
11.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, p. 11 en 12.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23 en 25.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 27, 28 en 30
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 37.
15.Proces-verbaal, p. 4.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78.