ECLI:NL:RBGEL:2021:3167

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
C/05/389080 / KG RK 21-422
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in verband met aanhoudingsverzoek COVID-19

Op 22 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.F.E. van Essen. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek dat was afgewezen in het kader van een procedure waarin de verzoeker betrokken was. De verzoeker had aangevoerd dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij een beroep op artikel 67 van de Faillissementswet en eerdere omstandigheden rondom het aanhoudingsverzoek bij hun beoordeling hadden betrokken. De verzoeker was in quarantaine gegaan vanwege een mogelijke besmetting met COVID-19, en zijn advocaat had om aanhouding verzocht, maar de rechters hadden besloten de zitting door te laten gaan.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet in contact waren getreden met de partijen om alternatieven te bespreken, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van de rechters niet op de juistheid beoordeeld kan worden, maar alleen op de vraag of er sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de gronden die door de verzoeker zijn aangevoerd niet voldoende waren om de hoge drempel voor toewijzing van het wrakingsverzoek te halen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/389080 / KG RK 21-422
Beslissing van 22 juni 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
woonplaats kiezende aan de [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
vertegenwoordigd door mr. E.F.E. van Essen, advocaat in Apeldoorn,
strekkende tot de wraking van
mrs. F.M.C. Boesberg, K.H.A. Heenk en D.T. Boks,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 juni 2021 (bij de wrakingskamer ontvangen op 8 juni 2021), de schriftelijke reactie van de rechters van 8 juni 2021 en de aantekeningen van de griffier van de zitting van de wrakingskamer van 14 juni 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en zijn advocaat verschenen.
1.3
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer 381194 / HZ ZA21/11 tussen verzoeker en […] De mondelinge behandeling van deze zaak was bepaald op 8 juni 2021.
2.2
De advocaat van verzoeker, mr. Van Essen, heeft per e-mail van 7 juni 2021 bericht niet bij deze zitting aanwezig te kunnen zijn omdat hij op grond van het overheidsbeleid bij een vermoedelijke besmetting van een huisgenoot met Covid-19 in quarantaine moet.
2.3
Bij e-mail van 7 juni 2021 is (namens de rechters) bericht dat de zitting doorgang vindt. Daarbij is vermeld dat een eerdere zitting niet door kon gaan vanwege persoonlijke omstandigheden van mr. Van Essen en dat het belang van een voortvarende procedure nu voorgaat, waarbij mede een rol speelt dat mr. Van Essen melding heeft gemaakt van een mogelijke besmetting van een huisgenoot met Covid-19 en dat hij in die situatie in beginsel niet in quarantaine hoeft.
2.4
Naar aanleiding van deze e-mail is het wrakingsverzoek ingediend. In dat verzoek heeft verzoeker aangevoerd dat de rechters ten onrechte een door hem gedaan beroep ex artikel 67 van de Faillissementswet en (de omstandigheden rondom) een eerder aanhoudingsverzoek bij de beoordeling hebben betrokken. De afweging van de rechters, dat het belang van een voortvarende procedure nu voorgaat, is onjuist. De rechters zijn er verder aan voorbij gegaan dat mr. Van Essen in quarantaine moest.
2.5
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer stelt voorop dat zij niet de juistheid van de beslissing van de rechters en de in dat kader gemaakte belangenafweging beoordeelt. Dat betekent dat het niet aan de wrakingskamer is om te oordelen over de vraag of mr. Van Essen op 7 en/of 8 juni 2021 in quarantaine moest.
De wrakingskamer dient zich alleen uit te spreken over de vraag of uit de afwijzing van het verzoek om aanhouding de (schijn van) vooringenomenheid van de rechters volgt. Daarbij geldt als toetsingskader dat er alleen grond is voor wraking als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard.
De wrakingskamer overweegt dat de rechters in de e-mail van 7 juni 2021 hebben vermeld welke omstandigheden van belang zijn geweest bij de beslissing om het verzoek om aanhouding af te wijzen. De wrakingskamer stelt daarnaast vast dat door of namens de rechters niet (kenbaar) in contact is getreden met partijen over het vinden van mogelijke alternatieven om de zitting alsnog (op korte termijn) doorgang te kunnen laten vinden (al dan niet met de inzet van een digitale of telefonische verbinding). Zulk overleg had mede tegen de achtergrond van de inhoud van het verzoek en gezien het huidige tijdsgewricht wellicht niet misstaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer volgt uit de gang van zaken en de door de rechters gegeven motivering echter niet dat sprake is geweest van (de schijn van) vooringenomenheid. De in het wrakingsverzoek vermelde gronden leiden niet tot het oordeel dat de hiervoor benoemde hoge drempel voor toewijzing van het wrakingsverzoek wordt gehaald. Hierbij overweegt de wrakingskamer dat zij heeft te oordelen over de beslissing van de rechters van 7 juni 2021. Daarin is weliswaar geconstateerd dat een eerdere zitting in november 2020 geen doorgang kon vinden, maar hetgeen namens verzoeker is gesteld omtrent de aanvankelijke afwijzing van het aanhoudingsverzoek dat destijds is gedaan, is in het wrakingsverzoek onvoldoende concreet gemaakt om nu te kunnen leiden tot een toewijzing van het wrakingsverzoek.
3.3
De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.C. Cremers, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. J.M. Graat, en in tegenwoordigheid van griffier mr. M.C. Korevaar in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.