ECLI:NL:RBGEL:2021:3384

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/05/385704 / HZ RK 21-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een deskundige in een civiele procedure

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en ASR Schadeverzekering N.V. Het verzoek van [eiseres] om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen, waarbij een rekenkundige zou worden benoemd om het verlies aan verdienvermogen te berekenen, is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet ter zake dienend was, omdat de uitgangspunten voor het deskundigenonderzoek niet vaststonden. ASR verzet zich tegen het verzoek en stelt dat het onvoldoende concreet is en mist de noodzakelijke uitgangspunten voor de deskundige. De rechtbank benadrukte dat op basis van artikel 202 Rv een verzoek tot deskundigenonderzoek alleen gehonoreerd kan worden als het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is. In deze zaak was dat niet het geval, aangezien er een ander deelgeschil aanhangig was waarin een arbeidsdeskundige expertise als volgende stap werd overwogen. De rechtbank heeft [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op € 563,00 aan salaris advocaat voor ASR. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Klaasen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/385704 / HZ RK 21-13
Beschikking van 1 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.H. Lefers te Eibergen,
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. P.J. Klein Gunnewiek te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de mondelinge behandeling, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen, in die zin dat een rekenkundige wordt benoemd die het verlies aan verdienvermogen van [eiseres] kan berekenen.
2.2.
ASR verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Het verzoek van [eiseres] is niet ter zake dienend, onvoldoende concreet en mist de uitgangspunten waarmee de deskundige aan de slag kan gaan.
2.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 202 Rv moet de rechtbank een verzoek van een belanghebbende tot het gelasten van een deskundigenonderzoek honoreren, mits het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is, én feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek tot benoeming van een rekenkundige in dit geval niet ter zake dienend. Voordat een rekenkundige onderzoek naar het verlies aan verdienvermogen kan verrichten, moeten de uitgangspunten op grond waarvan de rekenkundige zijn werkzaamheden moet verrichten, vast staan. Dat is in de zaak tussen [eiseres] en ASR niet het geval. In een tussen partijen aanhangig deelgeschil (zaaknummer 385703 / HZ RK 21-12) is bij beschikking van heden overwogen dat een arbeidsdeskundige expertise de volgende stap in het schaderegelingsproces zou moeten zijn en dat [eiseres] heeft toegezegd haar medewerking te zullen verlenen aan een dergelijke expertise. De uitgangspunten staan daarmee voor een rekenkundige nog niet vast. Om die reden is benoeming van een rekenkundige thans dan ook niet ter zake dienend.
2.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van ASR. Gelet op het feit dat namens ASR tijdens de mondelinge behandeling enkel is verwezen naar het verweerschrift, worden deze kosten vastgesteld op een bedrag van
€ 563,00 (1 punt tarief II) aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van ASR vastgesteld op een bedrag van € 563,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2021.
mt/mk