ECLI:NL:RBGEL:2021:3423

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
C/05/381608 / HZ ZA 20-480
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in documenten en niet-ontvankelijkheid van vorderingen in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, de kinderen van de overleden erflater, vorderingen ingesteld tegen de executeur en de gevolmachtigde van de executeur. De eisers vorderen inzage in en afschrift van diverse documenten die relevant zijn voor de berekening van hun legitieme portie uit de nalatenschap van hun vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater, die in 2019 is overleden, zijn kinderen in zijn testament heeft uitgesloten als erfgenamen. De executeur, [gedaagde 1], heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en heeft [gedaagde 2] gevolmachtigd om alle daden van beheer en beschikking te verrichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk zijn, omdat er geen zelfstandige rechtsverhouding bestaat tussen hen en de gevolmachtigde. De vorderingen jegens [gedaagde 1] zijn ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de executeur privatief bevoegd is en er geen plaats is voor afzonderlijke vorderingen tegen de erfgenamen zolang de executeur in functie is. De rechtbank heeft echter de vordering tot inzage in documenten die door de executeur zijn verstrekt, toegewezen, met uitzondering van enkele documenten die reeds zijn overgelegd. De rechtbank heeft de kosten tussen partijen gecompenseerd, gezien de familieverhouding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/381608 / HZ ZA 20-480
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. M. Meijer te [plaats] ,
tegen
1.
[gedaagde 1], pro sé, alsmede in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] , alsmede als erfgenaam,
wonende te [plaats] , hierna aangeduid als [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] , hierna aangeduid als [gedaagde 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.C.J. Coumou te [plaats] .
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eisers] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 maart 2021,
  • de akte uitlating tevens overlegging producties, tevens aanvulling c.q. wijziging van eis zijdens [eisers] op de rol van 18 mei 2021,
  • de brief van 27 mei 2021 zijdens [gedaagden] met productie 8 tot en met 15,
  • productie 22 zijdens [eisers] ,
  • de antwoordakte zijdens [gedaagden] van 2 juni 2021,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 juni 2021 waaraan gehecht de spreekaantekeningen van mr. Meijer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum in 2019] is overleden de heer [erflater] (hierna erflater). Erflater was in tweede echt gehuwd met [gedaagde 1] ten tijde van zijn overlijden.
2.2.
[eisers] zijn de kinderen van erflater uit zijn eerste huwelijk dat werd ontbonden door het overlijden van mevrouw [naam] op [datum in 2011] .
2.3.
Erflater en [gedaagde 1] zijn in 2014 gehuwd onder opmaking van huwelijkse voorwaarden die zijn opgeheven bij notariële akte van 23 februari 2017.
2.4.
Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 1 juli 2015 (uittreksel testament productie 5, [eisers] ). In het testament is onder meer bepaald dat [eisers] zijn uitgesloten als erfgenamen.
2.5.
Blijkens een verklaring van erfrecht van 6 augustus 2019 (productie 4, [eisers] ) is [gedaagde 1] enig erfgename van erflater en is zij benoemd tot executeur. [gedaagde 1] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Uit de verklaring van erfrecht volgt dat [gedaagde 1] als erfgename en executeur volmacht heeft gegeven aan [gedaagde 2] tot het verrichten van alle daden van beheer en beschikking met betrekking tot de in de verklaring genoemde gemeenschap en nalatenschap. [gedaagde 2] is als gevolmachtigde onder meer volledig bevoegd tot de inning van vorderingen en het opvorderen van goederen die behoren tot gemelde gemeenschap en nalatenschap en daarvoor te kwiteren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisers] vorderen – na wijziging en vermindering van eis ter zitting – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] zal veroordelen om aan [eisers] inzage en afschrift te verstrekken van de volgende gegevens:
a. overzicht van de bankafschriften per datum overlijden erflater;
b. alle bankafschriften van alle bankrekeningen van erflater en/of moeder vanaf 30 april 2012 tot datum overlijden erflater, voor zover thans aan gedaagden bekend in elk geval de bankrekeningen:
i. ING Bankrekening eindigend op 5126 ten name van [erflater] en/of [gedaagde 1] in de periode van 30 april 2012 tot 1 januari 2014, 14 maart 2014 tot 20 januari 2016 en 22 maart 2018 tot 30 april 2019,
ii. Oranjespaarrekening, voor zover bekend eindigend op 7304;
iii. SNS bankrekeningnummer onbekend voor gedaagden;
c. overzicht van alle schulden op het moment van overlijden erflater met onderliggende bewijsstukken;
d. overzicht van levensverzekeringen, overlijdensverzekeringen die tot uitkering zijn gekomen met onderliggende bewijsstukken;
e. opgave van alle schenkingen die in het verleden door erflater en/of moeder zijn gedaan;
f. overzicht eventuele beleggingsrekeningen met onderliggende bewijsstukken;
g. aangifte IB over de periode 2018 – 2019;
h. specificatie inboedel en waardering;
i. aangifte erfbelasting;
j. en alle overige informatie die van belang kan zijn voor de berekening van de legitieme portie van eisers;
Dit alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven uitvoering te geven aan dit deel van het vonnis.
II. [gedaagden] zal veroordelen tot medewerking aan de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader [erflater] op basis van de door gedaagden over te leggen gegevens, zoals hiervoor door [eisers] onder I is gevorderd, zodanig dat de legitieme portie van eisers uit hoofde van de nalatenschap van [erflater] , wordt berekend, dit alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven uitvoering te geven aan dit deel van het vonnis.
III. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de nakosten, waaronder mede begrepen de nakosten van een bedrag van € 157,00 zonder betekening van het in deze te wijzen vonnis, in geval van betekening van het vonnis een bedrag van € 239,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over de proces- en nakosten, als gedaagden niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis hebben betaald, nu het uitsluitend door de vertraging en onwillige houding, opgeworpen door gedaagden, tot deze procedure heeft moeten komen.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij als legitimarissen op basis van artikel 4:78 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) recht hebben op genoemde informatie. Zij dienen de hoogte van de legitimaire massa en hun legitieme portie te kunnen berekenen en daarvoor is informatie nodig van de executeur of de gevolmachtigde van de executeur.
3.3.
[gedaagden] voeren ten verwere aan dat de vorderingen jegens [gedaagde 2] niet ontvankelijk zijn. [gedaagden] hebben al veel documenten verstrekt bovendien geldt dat de documenten die betrekking hebben op [gedaagde 1] privé zijn en niet verstrekt hoeven te worden. Daarbij komt dat documenten die er niet zijn, niet kunnen worden verstrekt. [gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkheid althans ontzegging van de vorderingen met veroordeling van [eisers] is de kosten van dit geding, inclusief nasalaris.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

[gedaagde 2]
4.1.
[eisers] heeft [gedaagde 2] gedagvaard omdat dit de gevolmachtigde van de executeur is. Zij is belast met beheer en beschikking en van [gedaagde 2] kan derhalve ook in rechte worden afgedwongen dat zij de verplichtingen jegens de legitimarissen nakomt, aldus [eisers]
4.2.
De rechtbank overweegt dat aan [gedaagde 2] een volmacht is verleend. [gedaagde 2] verricht haar werkzaamheden niet onder lastgeving of andere titel. Een volmacht is een bevoegdheid die wordt verkregen van een volmachtgever. De wet bevat geen bijzondere bepalingen voor volmachtverlening door de executeur. Indien een executeur daarom ondervolmacht verstrekt dient deze te voldoen aan de daarvoor geldende eisen van titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). In dit geval is de volmacht verstrekt bij notariële akte. Zij omvat daden van beheer en beschikking. [gedaagde 2] heeft verklaard steeds samen met de executeur te handelen en haar bij te staan. Dit is niet betwist. De volmacht regardeert in beginsel alleen de relatie executeur – [gedaagde 2] en schept geen zelfstandige rechtsverhouding tussen de gevolmachtigde ( [gedaagde 2] ) en de legitimarissen. Alles wat [gedaagde 2] als gevolmachtigde doet, wordt geacht te zijn verricht door de executeur. [gedaagde 2] valt hier “tussenuit”. Het ontbreken van een zelfstandige rechtsverhouding tussen [gedaagde 2] en de legitimarissen staat een zelfstandig vorderingsrecht in de weg. Enig andere titel voor de ingestelde vorderingen is niet gesteld noch gebleken, zodat [eisers] niet in hun vordering jegens [gedaagde 2] kunnen worden ontvangen. Zij zullen daarin dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
[gedaagde 1] pro sé, erfgenaam en q.q.
4.3.
[eisers] heeft de vorderingen jegens [gedaagde 1] ingesteld als erfgename, pro sé en als executeur. Tot uitgangspunt strekt dat de executeur privatief bevoegd is. In dit stelsel is geen plaats voor afzonderlijke vorderingen jegens de erfgenamen zolang een executeur in functie is. Dit brengt met zich dat [eisers] niet in hun vorderingen jegens [gedaagde 1] in persoon en in hoedanigheid van erfgename kunnen worden ontvangen. De vorderingen ingesteld tegen de executeur zijn wel ontvankelijk.
Inzage in documenten
4.4.
[eisers] heeft inzage in en afschrift van de documenten gevorderd zoals opgenomen onder de vordering I. Bij akte van 18 mei 2021 hebben [eisers] bevestigd dat zij reeds ontvangen hebben de onder I. a., c., d, f, en i gevorderde bescheiden. Nu erkend is dat de executeur hier reeds aan voldaan heeft, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen. Ten aanzien van het gevorderde overzicht van schenkingen onder I. e. zal de rechtbank de vordering afwijzen omdat een overzicht door de executeur is verstrekt. Dat [eisers] dit op juistheid willen nagaan aan de hand van de te verstrekken gegevens is daarbij irrelevant.
4.5.
De rechtbank zal de vorderingen onder I. b en g toewijzen. [gedaagden] hebben ter zitting verklaard dat de executeur inzage zal verschaffen in de bankrekeningen genoemd onder I.c.i. voor de periode 16 februari 2009 tot en met heden met uitzondering van een ontbrekend afschrift nummer 19 uit 2012. Eveneens heeft [gedaagden] aangeboden de afschriften over te leggen van de Rabobank rekening eindigend op 4605 van 2 december 2010 tot en met 4 december 2014, overige afschriften zijn niet aanwezig. Ook heeft [gedaagden] aangeboden de gevorderde bankafschriften van de Oranjespaarrekening over te leggen voor zover aanwezig, overigens is daarbij aangetekend dat de ING rekening de enige tegenrekening is, zodat overboekingen steeds op die afschriften zichtbaar zouden moeten zijn. De rechtbank leidt hieruit af dat het verweer tegen het overleggen van de gevorderde afschriften hiermee is ingetrokken, zodat zij de vordering zal toewijzen jegens de executeur. Ook zal de rechtbank de vordering tot overlegging van de afschriften van de SNS bankrekening van erflater toewijzen. De executeur kan immers de afschriften opvragen voor zover deze niet in bezit zijn.
Ten aanzien van de gevorderde aangiftes IB over de jaren 2018 en 2019 (onder I. g.) merkt de rechtbank op dat [gedaagden] wel de aanslagen IB over de jaren 2015 – 2017 heeft overgelegd maar geen kopie heeft verstrekt van de gevorderde aangiftes. Deze kunnen relevant zijn voor de opstelling van het vermogen van erflater en daarmee voor de vaststelling van de omvang van de legitieme porties. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd door [gedaagden] op deze vordering. De rechtbank zal ze dan ook toewijzen jegens de executeur.
4.6.
Ten aanzien van I. h. geldt het volgende. [gedaagden] hebben aangevoerd dat de boedel geen bovenmatige waarde heeft. Het zijn gebruiksgoederen. De inboedel is bij het huwelijk van erflater en [gedaagde 1] gewaardeerd in het kader van de toen opgestelde huwelijkse voorwaarden. Dit bedrag is nu ook opgevoerd door de executeur als waarde. [eisers] hebben aangevoerd dat zij geen overzicht hebben van de samenstelling van de inboedel en zo de waarde niet kunnen inschatten/bepalen. Ook is een keuken in de woning aanwezig van € 6.000,00 in december 2017. [gedaagden] hebben niet betwist dat geen specificatie is verschaft. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen. Hierbij merkt de rechtbank op dat een keuken geen inboedel is. De executeur zal de inboedel in redelijkheid moeten waarderen en waar nodig onderbouwen.
4.7.
[gedaagden] hebben gesteld dat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van erflater en [gedaagde 1] twee opeisbare vorderingen heeft op [eisers] wegens behouden overboekingen en onverschuldigd ontvangen bedragen. De executeur dient inzichtelijk te maken welke bedragen dit betreft en onderbouwing hiervan te overleggen. Voor het overige is niet gebleken van informatie die van verder belang kan zijn voor het berekenen van de legitieme porties.
4.8.
De rechtbank zal geen dwangsom verbinden aan de veroordeling van de executeur om inzage te verschaffen in bovengenoemde documenten. Uit de proceshouding van [gedaagden] is immers gebleken dat de executeur niet onwelwillend is haar medewerking te verstrekken.
Medewerking aan berekening?
4.9.
Zoals reeds ter zitting besproken, is de vordering onder II niet toewijsbaar omdat zij onvoldoende specifiek geformuleerd is. Bovendien hebben de legitimarissen geen recht om te vorderen dat de nalatenschap zal worden afgewikkeld. Zij zijn slechts gerechtigd om hun vorderingsrecht te laten vaststellen. Gevorderd is evenwel “medewerking aan berekening van de legitieme portie op straffe van een dwangsom”. Onduidelijk is wat die medewerking zou moeten zijn en wanneer die niet verleend is en wanneer wel. Voor de hand liggende discussiepunten tussen partijen over de in aanmerking te nemen posten in de berekening van de legitieme zouden dan mogelijk niet gevoerd kunnen worden door de executeur zonder een op deze wijze geredigeerd dictum te schenden en een dwangsom te verbeuren. Dit is onwenselijk. [eisers] heeft hier ter zitting ook geen klaarheid in kunnen brengen. Dit komt voor hun risico. Bovendien merkt de rechtbank op dat geen vaststelling van de legitieme porties is gevorderd, zodat hieraan niet toegekomen zal worden.
Kosten
4.10.
De rechtbank zal de kosten tussen partijen compenseren gezien de (gewezen) familieverhouding van stiefkinderen en stiefmoeder.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens [gedaagde 2] en jegens [gedaagde 1] in persoon en in hoedanigheid van erfgenaam,
5.2.
veroordeelt de executeur om inzage en afschrift te verschaffen in/van de documenten zoals genoemd in r.o. 4.5 tot en met 4.7,
5.3.
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.
MS | VR