ECLI:NL:RBGEL:2021:3601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/05/389105 / KZ ZA 21-93
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van de recreatiewoning na echtscheiding en hoofdelijkheid in hypothecaire geldlening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die voormalig echtgenoten zijn. Eiseres vorderde dat gedaagde zou meewerken aan de verkoop van hun gezamenlijk eigendom, een recreatiewoning, na hun echtscheiding. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres voldoende spoedeisend belang had bij de verkoop, aangezien zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk was voor de hypothecaire lening verbonden aan de recreatiewoning. Gedaagde had de recreatiewoning tot op heden niet overgenomen, ondanks eerdere afspraken en verzoeken van eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de woning moest worden verkocht, mede gezien de illegale activiteiten die in de woning zouden plaatsvinden en de risico's die eiseres hierdoor liep. Gedaagde werd veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en er werd een dwangsom opgelegd voor het geval hij in gebreke zou blijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/389105 / KZ ZA 21-93
Vonnis in kort geding van 9 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.G.F.M. van Oss te Ermelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] , [land] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, uitgebracht op 10 juni 2021,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde] , ingekomen ter griffie d.d. 16 juni 2021,
  • de e-mail van [eiseres] d.d. 16 juni 2021 inclusief aanvullende producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 18 juni 2021,
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Na de mondelinge behandeling is deze zaak twee weken aangehouden voor partijoverleg.
1.3.
[eiseres] heeft de voorzieningenrechter per e-mail van 1 juli 2021 verzocht om vonnis.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 januari 2014 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.2.
Tot de huwelijksgoederengemeenschap is op enig moment gaan behoren een recreatierecreatiewoning aan het adres [adres] (hierna: “de recreatiewoning”).
2.3.
Op 16 augustus 2017 is tussen partijen de scheiding van tafel en bed uitgesproken.
2.4.
Tussen partijen is besproken dat [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen. De advocaat van [gedaagde] heeft de advocaat van [eiseres] per e-mail van 14 november 2019, voor zover relevant, bericht:
“(…) Cliënt wenst de nog onverdeelde bungalow en hypotheek graag over te nemen, hetgeen financieel ook mogelijk is.
(…)
Cliënt stelt voor om nu reeds af te spreken dat hij de recreatierecreatiewoning krijgt toebedeeld en volledig draagplichtig zal zijn voor de hypotheekschuld, zonder verdere verrekening.
Er word client vervolgens een termijn van circa een jaar gegund om uw cliente te ontslaan uit de hypotheekverplichtingen. Pas na het ontslag uit de hypotheek van uw cliente wordt de recreatiewoning bij de notaris volledig op naam van client gezet.
Indien het ontslag uit de hypotheekverplichtingen niet uiterlijk 1 januari 2022 is geregeld, zal de recreatiewoning worden verkocht waarbij een eventuele onder- of overwaarde volledig aan client toekomt.
Kan uw cliente hiermee instemmen? (…)”
2.5.
De advocaat van [eiseres] heeft per e-mail van 23 januari 2020 aan de advocaat van [gedaagde] erop aangedrongen dat [gedaagde] de recreatiewoning uiterlijk in juni 2020 zou overnemen. Daarbij heeft de advocaat van [eiseres] ook aangedrongen op ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de recreatiewoning verbonden hypothecaire geldlening. De e-mail van de advocaat van [eiseres] luidt, voor zover relevant:
“(…) Cliënte zou graag zien dat uiterlijk in juni 2020 de recreatierecreatiewoning (…) en de hypotheek door uw cliënt wordt overgenomen c.q. op zijn naam wordt gezet en dat cliënte per gelijke datum uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal zijn ontslagen. Indien het ontslag uit de hypotheekverplichtingen niet uiterlijk 1 juli 2020 is geregeld, dient de recreatiewoning te worden verkocht waarbij een eventuele onder- of overwaarde volledig aan client toekomt. (…)”
2.6.
De advocaat van [eiseres] heeft bij de advocaat van [gedaagde] nogmaals aangedrongen op overname van de recreatiewoning per e-mails van 3 juni 2020,
2 november 2020 respectievelijk 30 november 2020.
2.7.
[gedaagde] heeft de recreatiewoning tot op heden niet overgenomen. Evenmin is het gekomen tot ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de recreatiewoning verbonden hypothecaire geldlening.
2.8.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 januari 2021 is het huwelijk van partijen ontbonden (C/05/370187 / FA RK 20/119, hierna: “de echtscheidingsbeschikking”). De echtscheidingsbeschikking is op 11 februari 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.9.
In de echtscheidingsbeschikking zijn partijen ook bevolen om over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.10.
Partijen zijn tot dusver samen eigenaar van de recreatiewoning. Ook zijn partijen tot op heden hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de recreatiewoning verbonden hypothecaire geldlening.
2.11.
De recreatiewoning is thans verhuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde] veroordeelt mee te werken aan verkoop en levering van de recreatiewoning, in de zin als hierna te noemen:
a. aan makelaar Kraaijenhof Vastgoed, Rietlaan 1 te Ermelo wordt door partijen een verkoopopdracht ter zake de recreatiewoning gegeven, waarbij een verkoop voor het bedrag van de waardebepaling € 130.000,- het uitgangspunt is; [gedaagde] zendt bedoelde verkoopopdracht uiterlijk vijf werkdagen nadat deze aan hem is toegezonden door hem ondertekend retour aan de makelaar;
b. [gedaagde] doet en laat na wat redelijkerwijs mogelijk is om te zorgen dat de huurder van de recreatiewoning eraan meewerkt dat de recreatiewoning representatief wordt gemaakt en representatief blijft met het oog op de verkoop en dat hij meewerkt aan bezichtiging door aspirant-kopers en makelaars;
c. [gedaagde] is gehouden, vlot alle rechtshandelingen te verrichten en medewerking te verlenen die nodig is om de schriftelijke koopovereenkomst te sluiten en vervolgens noodzakelijke levering aan koper tot stand te brengen;
d. indien de makelaar aanpassing adviseert van de vraag- en laatprijs of van andere elementen die redelijkerwijs nodig zijn om een verkoop te bevorderen zullen partijen dat advies volgen; mocht de makelaar schriftelijke vastlegging en/of ondertekening van een gewijzigde verkoopopdracht wensen in verband met deze gewijzigde verkoopstrategie dan zal [gedaagde] deze medewerking, zo nodig bevestigd door het plaatsen van een handtekening, eveneens binnen een week geven;
e. alle kosten die samenhangen met de verkoop en levering worden, voor zover ze voor rekening van partijen komen, bij helfte gedragen en worden voldaan vanuit de verkoopopbrengst; indien voorschotten moeten worden betaald, bijvoorbeeld aan de makelaar, wordt door elk van partijen de helft daarvan voldaan;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan datgene waartoe hij ingevolge het gevraagde onder
I sub a tot en met e gehouden zal zijn, waarbij geldt dat [gedaagde] alleen dwangsommen kan verbeuren als hij in voorkomend geval van non-medewerking eerst door middel van een e-mailbericht door [eiseres] , haar advocaat of de makelaar wordt gesommeerd met opgave van gewenste medewerking onder het stellen van een termijn van vijf werkdagen, met bepaling dat de dwangsom op € 25.000,- wordt gemaximeerd.
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiseres] het volgende. Tussen partijen is sprake van een gemeenschap van eigendom. [eiseres] wenst daarvan geen deel meer uit te maken. [eiseres] heeft er spoedeisend belang bij dat de recreatiewoning wordt verkocht.
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. [eiseres] heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen. [gedaagde] is daartoe bereid en in staat. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding draait om de vraag of de recreatiewoning moet worden verkocht.
4.2.
Als formeel verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Dit verweer zal als eerste worden beoordeeld.
spoedeisend belang
4.3.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] geen spoedeisend belang bij verkoop van de recreatiewoning. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij elke maand de aan de recreatiewoning verbonden lasten voldoet. [gedaagde] heeft erkend dat hij één keer te laat was met betaling van de gemeentelijke lasten, maar volgens [gedaagde] kwam dit omdat hij in het buitenland woont. Ook heeft [eiseres] volgens [gedaagde] ten onrechte aangevoerd dat er illegale activiteiten – een hennepkwekerij – in de recreatiewoning worden ontplooid. Tot slot heeft [gedaagde] aangevoerd dat deze kwestie al geruime tijd speelt en dat [eiseres] al die tijd geen concrete stappen heeft ondernemen om uit de onverdeeldheid te geraken. Volgens [gedaagde] blijkt alleen al daaruit dat [eiseres] thans spoedeisend belang ontbeert.
4.4.
Bij de beoordeling van dit verweer geldt als wettelijk uitgangspunt dat de voorzieningenrechter bevoegd is om een voorziening bij voorraad te geven in alle spoedeisende zaken waarin dat vereist is gelet op de belangen van partijen. Een spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie men niet kan vergen dat hij eerst een bodemprocedure afwacht. Of men van de eiser kan vergen dat hij een bodemprocedure afwacht, hangt af van (onder meer) het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel. Ook hangt dit af van de vraag hoe ingrijpend de gevolgen zijn van het uitblijven of verlenen van de voorziening.
4.5.
Geoordeeld wordt dat het verweer van [gedaagde] op dit punt faalt. [eiseres] heeft wel degelijk spoedeisend belang bij haar vorderingen. [eiseres] is immers nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de recreatiewoning verbonden hypothecaire geldlening. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij de hypotheeklasten elke maand stipt voldoet, maar dat neemt niet weg dat [eiseres] door de hoofdelijke aansprakelijkheid nog steeds een risico loopt. Gezien het eindigen van het huwelijk hoeft [eiseres] dat risico niet langer te dulden. [gedaagde] wordt evenmin gevolgd in zijn verweer dat [eiseres] geen spoedeisend belang meer heeft omdat deze kwestie al geruime tijd speelt. Uit de jurisprudentie volgt immers dat enkel stilzitten niet per definitie ertoe leidt dat men zijn spoedeisend belang verliest. Bovendien valt het gezien de gevoerde correspondentie ook te begrijpen dat [eiseres] niet direct rechtsmaatregelen heeft getroffen. Partijen hebben immers via hun advocaten met elkaar gesproken over overname van de woning door [gedaagde] . Ook weegt mee dat partijen pas betrekkelijk recent is bevolen om over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd over de illegale activiteiten in de recreatiewoning zal hierna nog aan de orde komen.
verkoop woning
4.6.
Tussen partijen is ten aanzien van de recreatiewoning sprake van een gemeenschap van eigendom. Daarover bepaalt de wet dat elke deelgenoot te allen tijde verdeling daarvan kan vorderen. Dit is slechts anders indien dit uit de aard van de gemeenschap of uit de wet voortvloeit.
4.7.
Verder bepaalt de wet dat de rechter een deelgenoot op diens verzoek kan machtigen om het gemeenschappelijk goed te gelde te maken. Een dergelijke machtiging kan worden uitgesproken om een voor rekening van de gemeenschap komende schuld te voldoen of om andere gewichtige redenen.
4.8.
[eiseres] heeft aangevoerd dat de woning verkocht moet worden. Ter onderbouwing heeft [eiseres] aangevoerd dat partijen al twee jaar geleden de wens hebben uitgesproken dat [gedaagde] de woning zou overnemen. Tot op heden is het zover niet gekomen en evenmin heeft ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid plaatsgehad, aldus [eiseres] . Daarnaast heeft [eiseres] aangevoerd dat er in de recreatiewoning spullen voor een hennepkwekerij zijn aangetroffen. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij daardoor risico loopt. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] ook antecedenten in de drugshandel.
4.9.
[gedaagde] heeft betwist dat de woning verkocht moet worden. Volgens [gedaagde] zijn partijen overeengekomen dat hij de recreatiewoning zou overnemen zonder dat er tussen partijen een verrekening zou plaatsvinden. [gedaagde] heeft betwist dat er in de recreatiewoning een hennepkwekerij wordt geëxploiteerd. Volgens [gedaagde] bevonden zich alleen nog wat spullen in de recreatiewoning waarmee partijen destijds samen enkele hennepplanten hebben gekweekt voor eigen gebruik. Volgens [gedaagde] is het ook niet strafbaar dat die spullen zich in de recreatiewoning bevinden.
4.10.
In reactie daarop heeft [eiseres] erkend dat partijen inderdaad hebben gesproken over overname van de recreatiewoning door [gedaagde] . Hierover is echter geen perfecte wilsovereenstemming tot stand gekomen, aldus [eiseres] . Partijen hebben immers niets afgesproken over een uiterste termijn waarbinnen [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen, nog steeds aldus [eiseres] . [eiseres] heeft aangevoerd dat haar advocaat in zijn e-mail aan de advocaat van [gedaagde] een uiterste termijn heeft gesteld om de woning over te nemen, namelijk tot 1 juli 2020. Die termijn is inmiddels ruimschoots verstreken, aldus [eiseres] . Verder heeft [eiseres] aangevoerd dat zij – indien en voor zover al was afgesproken dat [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen – deze afspraak buitengerechtelijk heeft ontbonden per brief van haar advocaat van 28 mei 2021.
4.11.
Geoordeeld wordt dat de woning moet worden verkocht. De relatie van partijen is immers al geruime tijd geëindigd. Tussen partijen is al twee jaar geleden besproken dat [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen. Tot op heden heeft [gedaagde] daarvoor niet zorggedragen, zelfs niet na een aanhouding van dit kort geding. [gedaagde] heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij recent bezig is geweest om de recreatiewoning over te nemen. [gedaagde] wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat partijen definitief zijn overeengekomen dat hij de woning zou overnemen. Uit de correspondentie volgt slechts dat partijen daarover hebben gesproken en dat [eiseres] er in 2020 mee instemde dat [gedaagde] de recreatiewoning zou overnemen. Thans stemt [gedaagde] daar niet langer mee in en dat is haar goed recht. In de wet staat immers dat men niet van een deelgenoot kan verlangen dat hij tegen zijn wil in blijft uitmaken van een gemeenschap van eigendom. Daarbij wordt meegewogen dat [eiseres] nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening. Ook weegt mee dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in de recreatiewoning hennep is gekweekt. [eiseres] heeft immers beeldmateriaal overgelegd en daarop is duidelijk te zien dat er een grote hoeveelheid plantenbakjes in de recreatiewoning ligt opgestapeld. [gedaagde] wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat partijen slechts voor eigen gebruik enkele hennepplanten hebben gekweekt. Daarvoor is het aantal plantenbakjes simpelweg te groot. Bovendien heeft [eiseres] onweersproken aangevoerd dat [gedaagde] antecedenten in de drugshandel heeft. Dit maakt dat voldoende aannemelijk is geworden dat er in de recreatiewoning illegale activiteiten zijn ontplooid. Van [eiseres] kan niet gevergd worden dat zij dit tolereert.
4.12.
[gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om mee te werken aan verkoop van de woning op straffe van een dwangsom zoals in het dictum omschreven. Daarbij geldt dat zal worden afgewezen de vordering van [eiseres] dat de vraagprijs van de recreatiewoning moet worden bepaald op € 130.000,-. Die vraagprijs is in dit kort geding niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van een taxatierapport. Bovendien moet de makelaar in staat worden geacht om een juiste vraagprijs te bepalen.
proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis mee te werken aan verkoop en levering van de recreatiewoning, in de zin als hierna te noemen:
i. aan makelaar Kraaijenhof Vastgoed, Rietlaan 1 te Ermelo wordt door partijen een verkoopopdracht ter zake de recreatiewoning gegeven; [gedaagde] zendt bedoelde verkoopopdracht uiterlijk vijf werkdagen nadat deze aan hem is toegezonden door hem ondertekend retour aan de makelaar;
[gedaagde] doet en laat na wat redelijkerwijs mogelijk is om te zorgen dat de huurder van de recreatiewoning eraan meewerkt dat de recreatiewoning representatief wordt gemaakt en representatief blijft met het oog op de verkoop en dat hij meewerkt aan bezichtiging door aspirant-kopers en makelaars;
[gedaagde] is gehouden, vlot alle rechtshandelingen te verrichten en medewerking te verlenen die nodig is om de schriftelijke koopovereenkomst te sluiten en vervolgens noodzakelijke levering aan koper tot stand te brengen;
indien de makelaar aanpassing adviseert van de vraag- en laatprijs of van andere elementen die redelijkerwijs nodig zijn om een verkoop te bevorderen zullen partijen dat advies volgen; mocht de makelaar schriftelijke vastlegging en/of ondertekening van een gewijzigde verkoopopdracht wensen in verband met deze gewijzigde verkoopstrategie dan zal [gedaagde] deze medewerking, zo nodig bevestigd door het plaatsen van een handtekening, eveneens binnen een week geven;
alle kosten die samenhangen met de verkoop en levering worden, voor zover ze voor rekening van partijen komen, bij helfte gedragen en worden voldaan vanuit de verkoopopbrengst; indien voorschotten moeten worden betaald, bijvoorbeeld aan de makelaar, wordt door elk van partijen de helft daarvan voldaan;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 100,- (zegge: honderd euro) per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan datgene waartoe hij ingevolge dit vonnis gehouden zal zijn, waarbij geldt dat [gedaagde] alleen dwangsommen kan verbeuren als hij in voorkomend geval van non-medewerking eerst door middel van een e-mailbericht door [eiseres] , haar advocaat of de makelaar wordt gesommeerd met opgave van gewenste medewerking onder het stellen van een termijn van vijf werkdagen, met bepaling dat de dwangsom op € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) wordt gemaximeerd,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.
eh/dv