ECLI:NL:RBGEL:2021:3886

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
05.107986.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met blijvend letsel door onoplettend rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man uit Zwolle, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op de A50 in november 2019. De verdachte botste met zijn auto tegen een motorrijder, die hierdoor ernstig gewond raakte en blijvend letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan onoplettend rijgedrag, waarbij hij met zijn mobiele telefoon bezig was tijdens het rijden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 120 uur op, evenals een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte ook zelf gewond was geraakt en dat er tijdsverloop was, wat leidde tot een minder zware straf dan geëist. De rechtbank benadrukte het belang van aandacht op de weg voor automobilisten en de ernstige gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer, die nog steeds revalideert.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.107986.20
Datum uitspraak : 16 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] (Iran), wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. J. Rump, advocaat in Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2019 te Epe in de gemeente Epe, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Apeldoorn en/of gaande in de richting Zwolle, daarmede
rijdende over de weg, de Rijksweg A50 (rechter rijbaan, rijstrook 2),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
rijdende met een (gemiddelde) snelheid van ongeveer 134,3 kilometer per uur, een
(groot) aantal handelingen heeft verricht aan een mobiele telefoon en/of
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct
voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg, de Rijksweg A50 en/of het zich
daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op
zodanige wijze heeft geregeld dat verdachte in staat was dat motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die
weg, de Rijksweg A50 kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met voormelde snelheid, althans met een (aanmerkelijke) grotere snelheid dan een
voor hem, verdachte uit op die rijstrook rijdend ander motorrijtuig (motorfiets),
zonder te remmen is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat voor
hem, verdachte uit op die weg (Rijksweg A50) langzamer rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets), ten gevolge waarvan de bestuurder van dat andere motorrijtuig
(motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
ontstaan;
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2019 te Epe in de gemeente Epe, als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Apeldoorn en/of gaande
in de richting Zwolle, daarmede met een (gemiddelde) snelheid van ongeveer 134,3
kilometer per uur heeft gereden over de weg, de Rijksweg A50 (rechter rijbaan,
rijstrook 2) en
een (groot) aantal handelingen heeft verricht aan een mobiele telefoon en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op
zodanige wijze heeft geregeld dat verdachte in staat was dat motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die
weg, de Rijksweg A50 kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met voormelde snelheid, althans met een (aanmerkelijke) grotere snelheid dan een
voor hem, verdachte uit op die rijstrook rijdend ander motorrijtuig (motorfiets),
zonder te remmen is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat voor
hem, verdachte uit op die weg (Rijksweg A50) langzamer rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets), ten gevolge waarvan de bestuurder van dat andere motorrijtuig
(motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 november 2019 reed verdachte als bestuurder van een personenauto in Epe op de Rijksweg A50. Verdachte kwam vanuit de richting Apeldoorn en reed richting Zwolle, op de rechter rijbaan. Op enig moment is verdachte tegen een voor hem rijdende motorfiets gebotst. De bestuurder daarvan, [slachtoffer] , liep door die botsing onder meer een open onderbeenbreuk op en moest als gevolg van de botsing operaties ondergaan aan zijn onderbeen en bekken. Eind oktober 2020 was [slachtoffer] nog steeds aan het revalideren. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, in die zin dat verdachte zeer onoplettend heeft gereden door te hard te rijden en door met zijn mobiel bezig te zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw kunnen de handelingen van verdachte niet worden bestempeld als aanmerkelijk onoplettend. Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw wel worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Het letsel van [slachtoffer] moet naar het oordeel van de rechtbank naar zijn aard worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
Verdachte heeft verklaard dat hij om 20.30 uur was vertrokken uit Arnhem. Omstreeks 21.00 uur zag hij plotseling de motorrijder voor hem rijden op zijn rijstrook en kon hij niets anders meer doen dan uitwijken naar rechts. Bij dat uitwijken raakte hij de motorfiets. Hij had het achterlicht van de motorfiets gezien, dat brandde. [3]
De eerste melding van het ongeval kwam om 21.04 uur binnen bij het Operationeel Centrum in Driebergen. [4]
De politie heeft de telefoon van verdachte, die hij bij zich in de auto had op het moment van de botsing, onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat de bluetoothsessie tussen de telefoon van verdachte en zijn auto was beëindigd om 21:03:22 uur. [5]
Uit die gegevens concludeert de rechtbank dat het ongeval plaatsvond op dat moment, nu de auto van verdachte door de aanrijding zwaar beschadigd op de kop onderaan het talud in een bosje met hakhout terechtkwam. [6] Dit verklaart het beëindigen van de bluetoothsessie.
Verdachte was die avond om 20.30 uur begonnen te rijden. [7]
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte bleek verder het volgende.
In de periode tussen het moment dat verdachte was weggereden en het moment van het ongeval hebben meerdere actieve gebruikershandelingen plaatsgevonden met de telefoon van verdachte:
  • 20:47:46 Soundcloud wordt aangezet;
  • 20:47:47 Bluetoothsessie met de auto wordt gestart;
  • 20:50:19-31 Instagram op de voorgrond getoond;
  • 20:50:34-45 Tinder op de voorgrond getoond;
  • 21:01:03-16 en 21:01:16-29 Instagram op de voorgrond getoond;
  • 21:02:39-41 Gmail op de voorgrond getoond;
  • 21:02:52-58 Notities op de voorgrond getoond;
  • 21:02:57 notitie aangemaakt met de tekst Nog-;
  • 21:02:58 - 21:03:07 Notities op de voorgrond getoond;
  • 21:03:08 Camera op de voorgrond getoond;
  • 21:03:17 foto gemaakt.
Bovendien is om 20:50:14 uur door verdachte een whatsappbericht verstuurd.
Uit deze bevindingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in het kwartier voordat de botsing plaatsvond steeds met zijn telefoon bezig was, tot enkele seconden voor de botsing. Dat verklaart waarom verdachte de motorfiets pas zag vlak voordat hij er tegenaan botste, ondanks dat die zijn lichten aan had.
De rechtbank kwalificeert dit als aanmerkelijk onoplettend rijgedrag en acht daarom het primair tenlastegelegde bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met een snelheid van ongeveer 134,3 kilometer per uur heeft gereden. De snelheidsberekening door de politie is gebaseerd op een door verdachte verstuurd whatsappbericht om 20:50:14 uur, in combinatie met een door de telefoon gelogde locatie om 20.50 uur. De rechtbank acht die methode onvoldoende specifiek om de snelheid van verdachte in strafrechtelijke zin mee te wegen bij de vraag of hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van art. 6 WVW. Voorts valt uit de gemiddelde snelheid van verdachte niet af te leiden wat zijn snelheid was op het moment van de botsing.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 november 2019 te Epe in de gemeente Epe, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Apeldoorn en
/ofgaande in de richting Zwolle, daarmede
rijdende over de weg, de Rijksweg A50 (rechter rijbaan, rijstrook 2),
zeer, althansaanmerkelijk
, onvoorzichtig,onoplettend
en/of onachtzaamheeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
rijdende met een (gemiddelde) snelheid van ongeveer 134,3 kilometer per uur,een
(groot) aantal handelingen heeft verricht aan een mobiele telefoon en
/of
niet, althansin onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct
voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg, de Rijksweg A50 en/of het zich
daarop bevindende verkeer en
/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op
zodanige wijze heeft geregeld dat verdachte in staat was dat motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die
weg, de Rijksweg A50 kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met voormelde snelheid,althans met een
(aanmerkelijke)grotere snelheid dan een
voor hem, verdachte uit op die rijstrook rijdend ander motorrijtuig (motorfiets),
zonder te remmen is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdat voor
hem, verdachte uit op die weg (Rijksweg A50) langzamer rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets), ten gevolge waarvan de bestuurder van dat andere motorrijtuig
(motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel,
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, een werkstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat wordt volstaan met een werkstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft tijdens het besturen van zijn auto zijn telefoon gebruikt, waardoor hij een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander zwaargewond is geraakt. Dit is een ernstig feit. Van weggebruikers, en zeker van automobilisten, mag worden verwacht dat zij te allen tijde hun aandacht op de weg gericht houden. Het slachtoffer was een jaar na het ongeval nog niet hersteld en zal de rest van zijn leven daarvan de gevolgen ondervinden. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij contact heeft gezocht met het slachtoffer. Verder heeft de rechtbank gelet op het feit dat verdachte zelf ook gewond is geraakt bij de aanrijding. Daarnaast is sprake van tijdsverloop. De rechtbank komt tot een minder zware vorm van onoplettend gedrag dan de officier van justitie. Om die reden volstaat de rechtbank met een werkstraf van 120 uur en een rijontzegging van 6 maanden, waarbij is aangesloten bij de LOVS-oriëntatiepunten. Gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank de rijontzegging voorwaardelijk opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 22 c, 22d, 14a, 14b, en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2021.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verdachte 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019495886-1, gesloten op 30 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 67-68; geneeskundige verklaring, p. 72.; aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2020.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 14-16.
4.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse p. 27.
5.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek mobiele telefoon, p. 54.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse p. 27.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 14.
8.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek mobiele telefoon, p. 54.