ECLI:NL:RBGEL:2021:3933

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/05/363235 / HA ZA 19-215
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de bestemming van een onroerende zaak en de gevolgen van non-conformiteit in een koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de koop van een onroerende zaak. De eisers, die de woning hebben gekocht, stellen dat de woning niet voldoet aan de koopovereenkomst omdat deze de bestemming 'dienstwoning' heeft, wat hen zou beletten om er permanent in te wonen. De eisers vorderen ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van een deel van de koopsom. De gedaagden, de verkopers, betwisten dit en stellen dat de eisers op de hoogte waren van de bestemming van de woning en dat zij aan hun informatieplicht hebben voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers voorafgaand aan de koopovereenkomst zijn geïnformeerd over de bestemming van de woning en dat de gedaagden niet tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank ook de vorderingen van de gedaagden afgewezen, waardoor de gedaagden in de proceskosten zijn veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 7 juli 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/363235 / HA ZA 19-215 1571 / 1496
van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. W.M. Janse te Harderwijk,
tegen

1.[gedaagde conv + eis in rec. 1] ,

2.
[gedaagde conv. + eis rec. 2],
wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.J. ter Wee te Meppel,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/368003 / HA ZA 20-211 van

1.[gedaagde conv + eis in rec. 1] ,

2.
[gedaagde conv. + eis rec. 2],
wonende te [woonplaats]
eisers,
advocaat mr. A.J. ter Wee te Meppel,
tegen

1.[ged. in vrijw. 1] ,

2.
[ged. in vrijw. 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in vrijw. 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.G.B. Stevens te Rotterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk [gezamenlijke eisers] , [gezamenlijke gedaagden] en [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] genoemd worden.

1.De kern van het geschil

[gezamenlijke eisers] spreekt [gezamenlijke gedaagden] aan omdat op de door [gezamenlijke gedaagden] aan [gezamenlijke eisers] verkochte en geleverde onroerende zaak de bestemming ‘dienstwoning’ blijkt te rusten. [gezamenlijke eisers] roept op zijn beurt [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] als verkopend makelaar in vrijwaring op.

2.De procedure in de hoofdzaak en de vrijwaring

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2020,
  • de proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2021 en de daarin genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Met een schriftelijke koopovereenkomst van 22 mei 2007 heeft [gezamenlijke eisers] van [gezamenlijke gedaagden] gekocht het perceel en de daarop gesitueerde woning aan de [adres] (hierna: de onroerende zaak) voor een koopprijs van € 700.000,00. De onroerende zaak is op 22 oktober 2007 door [gezamenlijke gedaagden] aan [gezamenlijke eisers] geleverd.
3.2.
Bij de verkoop heeft [gezamenlijke gedaagden] zich laten bijstaan door [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] Makelaardij vof, waarvan de heer [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] en mevrouw [ged. in vrijw. 2] de vennoten waren. [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] Makelaardij vof heeft ten behoeve van de verkoop van de woning een verkoopbrochure opgesteld. Daarin is onder meer vermeld:
(…)
Het aangeboden perceel is bereikbaar via recreatielandgoed ‘Het Grijze Veen’. Planologisch is de woning aangemerkt als dienstwoning. Permanente bewoning is toegestaan.
(…)
3.3.
In de door [gezamenlijke gedaagden] met [gezamenlijke eisers] gesloten koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) is onder meer het volgende vermeld:
(…)
artikel 5 Staat van de onroerende zaak, gebruik
(…)
(…)
5.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: conform bestemmingsplan.
(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst.
(…)
3.4.
Als bijlage bij de koopovereenkomst is het eigendomsbewijs van [gezamenlijke gedaagden] gevoegd, zijnde de leveringsakte van 10 december 2014 waarmee hij het perceel grond waarop de toen nog te bouwen woning staat, destijds in eigendom heeft verkregen. Meer specifiek gaat het, als daarin vermeld, om het perceel
gelegen te [adres] , kadastraal bekend gemeente Voorthuizen, [kadastrale gegevens] , deel uitmakend van het kampeercentrum genaamd: “het Grijze Veen”. In de akte van levering staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
(…)
hierna ook te noemen het verkochte, door koper te gebruiken als
perceel grond bestemd voor de bouw van een beheerderswoning met bijgebouw ten behoeve van gemeld kampeercentrum, conform de regelgeving van de gemeente Barneveld, welke koper is uitgelegd door verkoper en de verkopend makelaar.
(…)
3.5.
De woning is in 2005 in opdracht van [gezamenlijke gedaagden] op dit perceel gebouwd. Op grond van het destijds geldende Bestemminsplan Buitengebied 2000 van de gemeente Barneveld had het perceel de bestemming bedrijfswoning/dienstwoning, zijnde, zoals in het bestemmingsplan gedefinieerd,
een woning in of bij een gebouw op een terrein slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is. Deze bestemming rust ook nu nog op het perceel.
3.6.
Eind 2017 heeft [gezamenlijke eisers] de onroerende zaak via een makelaar te koop aangeboden. De makelaar heeft [gezamenlijke eisers] erop gewezen dat de het perceel c.q. de woning de bestemming bedrijfswoning/dienstwoning heeft. [gezamenlijke eisers] heeft vervolgens de onroerende zaak door Midden Nederland Makelaars laten taxeren naar het prijspeil van 2007, waarbij de taxateur de woning op € 500.000,00 heeft getaxeerd.

4.De vordering

in de hoofdzaak in conventie

4.1.
[gezamenlijke eisers] vordert -samengevat- na wijziging van eis primair dat de rechtbank de koopovereenkomst van 22 mei 2007 ontbindt en [gezamenlijke gedaagden] veroordeelt om medewerking te verlenen aan teruglevering van de onroerende zaak door de koopsom op een derdenrekening te storten en medewerking aan teruglevering te verlenen. Subsidiair vordert [gezamenlijke eisers] dat de overeenkomst partieel wordt ontbonden, namelijk voor wat betreft het gedeelte van de koopsom ter hoogte van € 200.000,00, en dat [gezamenlijke gedaagden] wordt veroordeeld om dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, bij wijze van ongedaanmaking aan [gezamenlijke eisers] terug te betalen. [gezamenlijke eisers] vordert ook dat [gezamenlijke gedaagden] wordt veroordeeld tot betaling van de proces- en nakosten.
4.2.
[gezamenlijke eisers] betoogt dat de onroerende zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt (art. 7:17 BW), waardoor [gezamenlijke gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming daarvan. Omdat op de onroerende zaak de bestemming ‘dienstwoning’ rust en [gezamenlijke eisers] geen dienstbetrekking of andere relatie heeft met het recreatiepark, is het hem niet toegestaan in de woning te wonen. Hij is hiervan eerst op de hoogte gekomen toen hij de woning wilde verkopen. Als gevolg van deze beperking in het gebruik is het praktisch onmogelijk om een koper voor de woning te vinden en is de woning minder waard. Uit de achteraf onjuist gebleken mededelingen van [gezamenlijke gedaagden] en zijn makelaar voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst, heeft [gezamenlijke eisers] mogen afleiden dat hij de woning zonder beperkingen kon bewonen. Omdat [gezamenlijke eisers] van de juistheid van die mededelingen mocht uitgaan, had hij geen onderzoeksplicht. Uit de taxatie van Midden Nederland Makelaars blijkt dat de woning - met inachtneming van de bestemming ‘dienstwoning’ - naar het prijspeil van 2007 € 500.000,-- waard was, in verband waarmee [gezamenlijke eisers] subsidiair de terugbetaling vordert van een bedrag van € 200.000,00.
4.3.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer. Hij beroept zich erop dat uit zowel de verkoopbrochure als de daarbij gevoegde akte van levering van 10 december 2004 blijkt dat op de onroerende zaak de bestemming dienstwoning/beheerderswoning rust. De beperking ten aanzien van het gebruik blijkt eveneens uit de koopovereenkomst. [gezamenlijke eisers] wist dit dus of had dat kunnen weten. Verder heeft [gezamenlijke eisers] bij de bezichtiging van de woning kunnen constateren dat de woning alleen bereikbaar is via het landgoed van het recreatiegebied. Ook heeft [gezamenlijke gedaagden] [gezamenlijke eisers] erover geïnformeerd dat van de nutsvoorzieningen van het landgoed gebruik wordt gemaakt. Uit deze omstandigheden had [gezamenlijke eisers] kunnen afleiden dat de woning een dienstwoning is. [gezamenlijke gedaagden] betoogt dat hij hiermee aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, althans dat het op de weg van [gezamenlijke eisers] had gelegen om nadere vragen te stellen of nader onderzoek te doen naar aanleiding van deze mededelingen. Verder stelt [gezamenlijke gedaagden] dat in de woning wel permanent gewoond mag worden en wijst hij erop dat zowel hijzelf als [gezamenlijke eisers] dit zonder problemen van de kant van de gemeente Barneveld heeft gedaan. Inmiddels staat de gemeente Barneveld ook uitdrukkelijk toe dat in de woning wordt gewoond door een persoon die geen functionele binding heeft met het recreatiepark; er zijn geen aanwijzingen dat [gezamenlijke eisers] voor handhaving moet vrezen. Volgens [gezamenlijke gedaagden] voldoet de woning aan de koopovereenkomst en is van non-conformiteit geen sprake. Tot slot doet [gezamenlijke gedaagden] een beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 BW en op verjaring op grond van art. 7:23 BW.
in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie
4.4.
[gezamenlijke gedaagden] vordert, onder de voorwaarde dat in conventie enige vordering tot ontbinding en ongedaanmaking wordt toegewezen, dat [gezamenlijke eisers] wordt veroordeeld tot betaling aan [gezamenlijke gedaagden] van € 1.250,00 per maand, vermeerderd met wettelijke rente, als vergoeding voor het genoten woongenot vanaf 22 oktober 2007 tot de datum van dit vonnis, met veroordeling van [gezamenlijke eisers] tot betaling van de proces- en nakosten.
4.5.
[gezamenlijke gedaagden] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gezamenlijke eisers] , wanneer hij de koopsom geheel of gedeeltelijk zou terugontvangen, vanaf 2007 het woongenot van de woning heeft gehad zonder daarvoor enige vergoeding te hebben voldaan. [gezamenlijke gedaagden] maakt in dat geval aanspraak op vergoeding van de waarde van dat woongenot, welke waarde moet worden gelijk gesteld aan een redelijke, door een deskundige vast te stellen huur op maandbasis. Die waarde stelt [gezamenlijke gedaagden] vooralsnog op € 1.250,00.
4.6.
[gezamenlijke eisers] betoogt dat deze vordering moet worden afgewezen, omdat niet is onderbouwd waarom hij moet betalen voor woongenot. [gezamenlijke eisers] kan aan de verbintenis tot ongedaanmaking voldoen door de woning terug te leveren. De woning is meer waard geworden, doordat onderhoud is gepleegd en verbeteringen zijn aangebracht.
in de vrijwaringszaak
4.7.
[gezamenlijke gedaagden] vordert dat de rechtbank [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] en [ged. in vrijw. 2] hoofdelijk, althans [gedaagde in vrijw. 3] , veroordeelt om aan [gezamenlijke gedaagden] te betalen al hetgeen waartoe hij in de hoofdzaak wordt veroordeeld om aan [gezamenlijke eisers] te voldoen en [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] hoofdelijk veroordeelt om aan [gezamenlijke gedaagden] de proces- en nakosten te betalen.
4.8.
[gezamenlijke gedaagden] voert in dit verband aan dat ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, ervan uit moet worden gegaan dat [gezamenlijke gedaagden] niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan, waarvoor [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] als zijn toenmalige makelaar verantwoordelijk is, zodat deze hem voor de gevolgen daarvan dient te vrijwaren. [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] heeft [gezamenlijke gedaagden] geadviseerd en bijgestaan in het verkoopproces en in het kader daarvan de advertentie en verkoopbrochure opgesteld. Als door de inhoud van deze documenten en door mededelingen van [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] verkeerde verwachtingen bij [gezamenlijke eisers] zijn gewekt, heeft [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] zijn opdracht jegens [gezamenlijke gedaagden] niet correct en zorgvuldig, zoals het een goed opdrachtnemer betaamt, uitgevoerd. Daarmee zou hij zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
4.9.
[gezamenlijke gedaagden in vrijw.] beroept zich erop dat [gezamenlijke eisers] voorafgaand aan de koop volledig op de hoogte is gesteld van de bestemming van het perceel. [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] heeft in het kader van de uitvoering van de met [gezamenlijke gedaagden] gesloten overeenkomst van opdracht het vigerende bestemmingsplan, de bestemmingsplankaarten en de geldende voorschriften geraadpleegd en daaruit afgeleid dat de woning een beheerderswoning betrof. Dit is ook in de stukken ten behoeve van de koop opgenomen. Volgens [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] wordt bewoning van de woning door personen zonder functionele binding met het recreatiepark overigens gedoogd. Verder beroept [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] zich erop dat [gezamenlijke gedaagden] geen schade heeft geleden door het gestelde tekortschieten van [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] in de nakoming van de overeenkomst van opdracht: als [gezamenlijke eisers] voorafgaand aan de aankoop van de woning op de hoogte was geweest van de (formele) beperking in het gebruik, had hij de woning voor een lager bedrag gekocht. Indien [gezamenlijke gedaagden] nu het verschil in koopprijs, uitgaande van dat lagere bedrag, aan [gezamenlijke eisers] moet terugbetalen of de woning teruggeleverd krijgt en deze voor dat lagere bedrag moet verkopen, komt [gezamenlijke gedaagden] per saldo niet in een nadeligere financiële positie te verkeren. [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] doet verder een beroep op eigen schuld van [gezamenlijke gedaagden] alsmede een beroep op de klachtplicht van art. 6:89 BW en verjaring op grond van art. 3:310 lid 1 BW.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak en in de vrijwaring
rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De rechtbank dient ambtshalve te onderzoeken of zij rechtsmacht heeft in de hoofdzaak, omdat [gezamenlijke gedaagden] in Duitsland zijn gewone verblijfplaats heeft. Voorts dient zij te onderzoeken welk recht op het geschil in de hoofdzaak van toepassing is.
5.2.
In beginsel dient [gezamenlijke gedaagden] te worden opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waar hij woonplaats heeft (art. 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012). Op grond van art. 26 Verordening (EU) nr. 1215/2012 is echter elk gerecht bevoegd waarvoor de verweerder verschijnt zonder de bevoegdheid van dat gerecht te betwisten. Nu [gezamenlijke gedaagden] de bevoegdheid van de rechtbank niet heeft betwist, is de rechtbank bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
5.3.
De vraag welk recht van toepassing is, dient te worden beantwoord aan de hand van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19-06-1980 (hierna: Verdrag van Rome), nu de koopovereenkomst is gesloten voor 17 december 2009 (art. 28 Verordening (EG) Nr. 593/2008). Op grond van art. 4 lid 1 Verdrag van Rome wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Krachtens lid 2 van dat artikel wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats heeft. In deze zaak is de kenmerkende prestatie de levering van de woning, waartoe [gezamenlijke gedaagden] krachtens de koopovereenkomst was gehouden. Uit de koopovereenkomst blijkt dat [gezamenlijke gedaagden] op het tijdstip van het sluiten van de koopovereenkomst zijn gewone verblijfplaats had in Nederland. Daarom is Nederlands recht van toepassing.
5.4.
Met betrekking tot de vordering in vrijwaring geldt, dat de verhouding tussen [gezamenlijke gedaagden] en [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] wordt bepaald door de door hen gesloten overeenkomst van opdracht. In een dergelijk geval worden de interne gevolgen van het medeschuldenaarschap beheerst door het op die rechtsverhouding toepasselijke recht, derhalve door het recht dat van toepassing is op de door hen gesloten overeenkomst van opdracht. Ook voor deze rechtsverhouding geldt dat Nederlands recht van toepassing is, nu [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van opdracht haar gewone verblijfplaats in Nederlands had.
inhoudelijke beoordeling
5.5.
[gezamenlijke eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de onroerende zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, omdat de bestemming ‘dienstwoning’ is. Hierover wordt als volgt overwogen.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gezamenlijke eisers] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst de hiervoor onder punt 4.2 genoemde verkoopbrochure heeft ontvangen, In die brochure staat letterlijk vermeld dat de woning planologisch is aangemerkt als dienstwoning. [gezamenlijke eisers] is over deze bestemming dus voorafgaand aan de koop geïnformeerd.
5.7.
Verder hebben partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst gebruik gemaakt van de model-koopovereenkomst van de NVM. In artikel 5.3 is een bepaling opgenomen omtrent de eigenschappen waaraan de onroerende zaak bij levering moet voldoenn. Waar gebruikelijk is opgenomen dat de woning de feitelijke eigenschappen dient te bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning, is in de koopovereenkomst tussen [gezamenlijke gedaagden] en [gezamenlijke eisers] vermeld: “
een normaal gebruik als: conform bestemmingsplan”. Ook hieruit heeft [gezamenlijke eisers] kunnen afleiden dat het bestemmingsplan mogelijk een beperking ten aanzien van het gebruik inhield.
5.8.
Voorts blijkt uit de leveringsakte van 10 december 2004, die als bijlage bij de koopovereenkomst is gevoegd, dat [gezamenlijke gedaagden] het perceel destijds in eigendom heeft verkregen voor de bouw van een beheerderswoning. Deze informatie heeft [gezamenlijke gedaagden] [gezamenlijke eisers] bij het sluiten van de koopovereenkomst eveneens verstrekt
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat [gezamenlijke eisers] er voorafgaand aan de koop van op de hoogte is gesteld dat de onroerende zaak de bestemming ‘dienstwoning’ had. Daarmee heeft [gezamenlijke gedaagden] voldaan aan de informatieverplichting die op hem rust als verkoper. Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel c.q. de woning aan die bestemming voldoet, zodat in die zin van non-conformiteit van het geleverde geen sprake is.
5.10.
In de dagvaarding stelt [gezamenlijke eisers] nog dat [gezamenlijke gedaagden] en zijn makelaar onjuiste mededelingen hebben gedaan. Desgevraagd heeft [gezamenlijke eisers] hierover op de mondelinge behandeling verklaard dat deze stelling met name ziet op de passage in de verkoopbrochure waarin is vermeld dat
permanente bewoningis toegestaan. Volgens [gezamenlijke eisers] wordt hiermee bij een leek op het gebied van woningtransacties, waartoe hij zichzelf rekent, de verwachting gewekt dat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik als woonhuis. Hoewel de exacte bewoordingen hem niet meer bekend zijn, is volgens [gezamenlijke eisers] de algehele indruk gewekt dat hij in de woning mocht wonen zonder dat hij een functionele binding met het recreatiepark had.
5.11.
De uitleg van [gezamenlijke eisers] kan niet worden gevolgd. In het algemeen spraakgebruik wordt onder “permanente bewoning is toegestaan” verstaan dat men in de woning een vast woonadres mag aanhouden en er gedurende het gehele kalenderjaar mag verblijven. Dat sluit ook aan bij de terminologie die in bestemmingsplannen wordt gehanteerd, zoals door de gemeente Barneveld is gedaan in het op de woning toepasselijke bestemmingsplan, dat door [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] is overgelegd als productie 5 bij conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak. Bovendien wordt door het in de verkoopbrochure opnemen van de vermelding dat permanente bewoning is toegestaan, de aandacht gevestigd op de bijzondere bestemming van de woning. Als de woning geen afwijkende bestemming had
gehad, had niet vermeld behoeven te worden dat permanente bewoning is toegestaan, omdat dat verondersteld mag worden. Deze vermelding had dus veeleer voor [gezamenlijke eisers] een reden moeten zijn om te vragen of te onderzoeken wat deze passage betekent en of de bestemming hem kan belemmeren bij het bewonen van de woning of de latere verkoop ervan.
5.12.
Nu niet is gebleken dat van de zijde van [gezamenlijke gedaagden] onjuiste mededelingen zijn gedaan omtrent de beperking ten aanzien van het gebruik van de woning, en ook overigens niet is gebleken dat de woning niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, zullen de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , die alle zijn gegrond op toerekenbaar tekortschieten door [gezamenlijke gedaagden] in zijn verbintenis tot levering van de woning, worden afgewezen.
5.13.
[gezamenlijke eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak. Omdat [gezamenlijke gedaagden] er rekening mee diende te houden dat hij zou worden veroordeeld in de procedure in conventie in de hoofdzaak, was er voor hem een gegronde reden om een vrijwaringsincident te openen. [gezamenlijke eisers] zal daarom ook in de kosten van dit incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 1.599,00
- salaris advocaat in het incident € 563,00 (1,0 punt × tarief € 563,00)
- salaris advocaat in de hoofdzaak in conventie
€ 6.428,00(2,0 punten × tarief € 3.214,00)
Totaal € 8.590,00.
5.14.
De proceskosten zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd. Voorts zal [gezamenlijke eisers] worden veroordeeld om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen als gevorderd.
5.15.
Aan een beoordeling van de reconventionele vordering wordt niet toegekomen omdat aan de daaraan verbonden voorwaarden van toewijzing van de vordering in de hoofdzaak niet is voldaan.
5.16.
Omdat [gezamenlijke gedaagden] niet is veroordeeld om iets aan [gezamenlijke eisers] te voldoen, zal de vordering in de vrijwaringszaak worden afgewezen. [gezamenlijke gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 5.156,00.
5.17.
[gezamenlijke gedaagden] zal ook worden veroordeeld om de nakosten te betalen als gevorderd.
5.18.
Het vonnis zal wat betreft de proces- en nakostenveroordelingen in de hoofdzaak en de vrijwaring uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de kosten in de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] tot op heden begroot op € 8.590,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gezamenlijke eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis zaak uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de veroordelingen onder 6.2. en 6.3.,
in de zaak in vrijwaring
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden in vrijw.] tot op heden begroot op € 5.156,00,
6.7.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gezamenlijke gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.8.
verklaart dit vonnis in deze zaak uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de veroordelingen onder 6.6. en 6.7.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.