ECLI:NL:RBGEL:2021:394

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
05.218586.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van woning en rijden onder invloed door Didammer

Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man uit Didam, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling van een woning en rijden onder invloed. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk met een bestelbus tegen de woning van zijn ex-partner was gereden, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de gevel en de voordeur. Dit gebeurde in het kader van een conflict met zijn ex-partner, waarbij de verdachte zijn auto als wapen gebruikte. Daarnaast had de verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol op meerdere momenten, waarbij zijn ademalcoholgehalte aanzienlijk boven de toegestane limiet lag. De rechtbank oordeelde dat er geen gemeen gevaar voor de in de woning aanwezige huisraad was, waardoor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de vernieling van de woning en het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank legde ook een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van dertien maanden. De benadeelde partij, de eigenaar van de woning, diende een vordering tot schadevergoeding in, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn verstandelijke beperkingen en de stressvolle omstandigheden, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/218586-20, 96/038689-20, 96/249507-20 en 99-000219-28 (VI)
Datum uitspraak : 21 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. W.E.R. Geurts, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging onder parketnummer 05/218586-20, ten laste gelegd dat:
05/218586-20
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Didam, in de gemeente Montferland, althans in Nederland, opzettelijk, een gebouw, te weten een pand en/of woonhuis aan de [adres 2] , heeft vernield en/of beschadigd, door:
met een voertuig/ een bestelauto (met kenteken [kenteken] ) met enige/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen tegen de voorpui/buitenmuur van voornoemd gebouw aan te rijden en/of te botsen, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten, de in het gebouw aanwezige inboedel/ huisraad te duchten was;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 juli 2020, te Didam, in de gemeente Montferland, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, een gebouw, te weten een pand en/of woonhuis aan de [adres 2] , te vernielen en/of beschadigen, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in het gebouw aanwezige huisraad, te duchten is, (onder invloed van alcohol)
- in een voertuig en/of een bestelauto (met kenteken [kenteken] ) is gestapt,
- voornoemd(e) voertuig/bestelauto heeft gestart en/of (in een versnelling) veel en/of hard gas heeft gegeven en/of met slippende banden is weggereden in de richting van voornoemde woning,
- één of meermalen met voornoemd(e) voertuig/bestelbus met (aanzienlijke en/of hoge) snelheid gericht op voornoemde woning is afgereden,
- één of meermalen met voornoemd(e) voertuig/bestelbus met (aanzienlijke en/of hoge) snelheid heeft geprobeerd om de stoep voor voornoemde woning op te rijden,
- één of meermalen met voornoemd(e) voertuig/bestelbus met (aanzienlijke en/of hoge) snelheid achteruit is gereden, kennelijk met de bedoeling om voldoende afstand te creëren om veel en/of meer snelheid op te bouwen,
- met voornoemd(e) voertuig/bestelbus met (aanzienlijke en/of hoge) snelheid over de stoep en dwars door de voortuin van voornoemde woning is gereden en/of
- met voornoemd(e) voertuig/bestelbus met (aanzienlijke en/of hoge) snelheid tegen de voorpui van voornoemde woning is gebotst en/of aangereden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 31 juli 2020, te Didam, in de gemeente Montferland, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
- een voordeur behorend bij het pand en/of woonhuis aan de [adres 2] ,
- een regenpijp behorend bij het pand en/of woonhuis aan de [adres 2] ,
- een muur en/of gevel behorend bij het pand en/of woonhuis aan de [adres 2] ,
- een deurkozijn behorend bij het pand en/of woonhuis aan de [adres 2] en/of
- een tuinmuurtje behorend bij het pand en/of woonhuis en/of de tuin aan de [adres 2] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
96/038689-20
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te Didam, gemeente Montferland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
96/249507-20
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2020 te Didam, gemeente Montferland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 585 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 27 juli 2020 te Didam, gemeente Montferland terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Wilhelminastraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05/218586-20 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Naar algemene ervaringsregels is gemeen gevaar voor de in de woning aanwezige huisraad te duchten geweest. Door met een bestelbus, een zwaar voorwerp, met enige snelheid op de woning af te rijden zonder te remmen en door vervolgens met kracht tegen de woning aan te rijden, zijn niet alleen de binnen- en buitenmuur van de woning beschadigd geraakt, maar had ook de achter de voordeur aanwezige radiator geraakt kunnen worden. Bovendien is er schade aan het stucwerk in de woning.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken. De schade die verdachte met zijn auto aan de woning heeft veroorzaakt is zeer beperkt gebleven. Gezien de aard van de beschadigingen (een ontzette deurpost en enkele bakstenen uit de gevel), is niet vast komen te staan dat daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De raadsvrouw heeft te kennen gegeven over het meer subsidiair tenlastegelegde geen opmerkingen te hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Op 31 juli 2020 is verdachte aan de [adres 2] te Didam in de gemeente Montferland opzettelijk met een auto tegen de woning gereden. Hij was boos op de dochter van zijn ex-partner met wie hij een langslepend conflict had. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat er een man in een witte bestelauto twee keer probeerde om de stoep op te rijden. Dat lukte beide keren niet en vervolgens reed de bestelauto eerst achteruit en vervolgens hard vooruit de stoep op en tegen de woning met nummer 38 aan. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat een man, de ex van zijn buurvrouw, in zijn auto ging zitten. Hij startte de motor en reed eerst achteruit en vervolgens vooruit in de richting van de voordeur. Hij kwam de stoeprand moeilijk op en gaf gas bij. Daarbij reed hij het tuinmuurtje omver en door de tuin heen. De auto reed tegen de woning aan en rolde achteruit de straat op en kwam daar tot stilstand. [4]
Aangever [naam 1] heeft als huismeester van de woning aan de [adres 2] te Didam, toebehorende aan de [slachtoffer 1] , aangifte gedaan. Hij heeft diezelfde avond van de directeur gehoord dat er aan de voordeur van de woning behoorlijke schade was en dat er gaten in de regenpijp rechts naast de voordeur zaten. Tussen de regenpijp en de deur zat een gat in de muur. Hij hoorde ook dat het deurkozijn aan de sluitzijde van de deur, aan de onderkant naar binnen was gedrukt. Een aannemersbedrijf heeft later die avond noodoplossingen aangebracht. [5]
Een verbalisant kwam de volgende morgen in de ochtend ter plaatse en zag ook dat de deurpost van de voordeur was ontzet en deels naar binnen was gedrukt. De gevel naast de voordeur was vernield en er waren meerdere bakstenen uit de gevel. Tegen de gevel was een houten plaat gestut. Verder zag hij dat de regenpijp was vernield. Aan de binnenzijde van de woning zag hij dat de voordeurpost naar binnen was gedrukt en dat er rondom de deurpost een gedeelte van de muur weg was. Hij kon langs de voordeur op naar buiten kijken. [6]
De rechtbank ziet zich ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde voor de vraag gesteld of als gevolg van verdachtes handelen gemeen gevaar voor de in het gebouw (de woning) aanwezige huisraad te duchten is geweest. Daarvoor moet sprake zijn van concrete omstandigheden die deze vrees reëel maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn bestelbus met enige snelheid tegen de woning is gereden waardoor de buitengevel van de woning en de regenpijp zijn beschadigd. De voordeurpost is naar binnen gedrukt en rondom de deurpost is een klein gedeelte van de muur weg, zodat je langs de voordeur op naar buiten kon kijken. Ook is de regenpijp op de buitengevel beschadigd geraakt. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en omvang van deze beschadigingen aan de woning (zoals die ook te zien is op de in het procesdossier aanwezige foto’s van de woning) niet volgt dat er sprake is geweest van concrete omstandigheden die de vrees voor de in de woning aanwezige huisraad reëel maken. Niet de gevel, maar de deurpost van de woning is ontzet geraakt en ter plaatse naar binnen gedrukt. De schade aan de muur concentreert zich aan de buitenzijde van de woning ter plaatse van de voordeur. Dat het stucwerk op de muur achter de voordeur enigszins beschadigd is geraakt en zich op die muur achter de voordeur een (onbeschadigd gebleven) radiator bevond, zijn onvoldoende om te concluderen dat de huisraad daadwerkelijk beschadigd is geraakt of dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor in de woning aanwezige huisraad. Dat verdachte met een bestelbus met enige snelheid tegen de woning aan is gereden, kan, anders dan de officier van justitie meent, hieraan niet toe of afdoen. In samenhang bezien met de aard en omvang van de beschadigingen aan de woning zijn ook dit geen concrete omstandigheden die voornoemde vrees reëel maken. Het primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden en verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt verder dat het voorgaande meebrengt dat het subsidiair tenlastegelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dit volgt uit de omstandigheid dat geen gevaar voor de in de woning aanwezige huisraad te duchten is geweest. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
Verdachte heeft de voordeur, regenpijp, muur, gevel, deurkozijn en tuinmuurtje van de woning aan de [adres 2] te Didam in de gemeente Montferland, toebehorende aan de [slachtoffer 1] , vernield dan wel beschadigd. Het meer subsidiair tenlastegelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
96/038689-20 [7]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994, p. 1;
- het proces-verbaal van kennisgeving vordering overgifte rijbewijs (ademanalyse), p. 10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 januari 2021.
96/249507-20 [8]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994, p. 1;
- het proces-verbaal van kennisgeving vordering overgifte rijbewijs (ademanalyse), p. 7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 januari 2021.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal ter zake artikel 9 WVW, p. 4;
- het CBR-besluit: rijbewijs ongeldig, p. 8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 januari 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder parketnummer 05/218586-20 het meer subsidiair tenlastegelegde, het onder 96/038689-20 tenlastegelegde en het onder 96/249507-20 in feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05/218586-20
hij op
of omstreeks31 juli 2020, te Didam, in de gemeente Montferland,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
- een voordeur behorend bij het pand en/
ofwoonhuis aan de [adres 2] ,
- een regenpijp behorend bij het pand
en/of woonhuis aan de [adres 2] ,
- een muur
en/of gevel behorend bij het pand
en/of woonhuis aan de [adres 2] ,
- een deurkozijn behorend bij het pand
en/of woonhuis aan de [adres 2] en
/of- een tuinmuurtje behorend bij het pand
en/of woonhuis en
/ofde tuin aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
- [slachtoffer 1]
en/of
- [slachtoffer 2]toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
96/038689-20
hij op
of omstreeks13 februari 2020 te Didam, gemeente Montferland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
96/249507-20
1.
hij op
of omstreeks27 juli 2020 te Didam, gemeente Montferland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 585 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op
of omstreeks27 juli 2020 te Didam, gemeente Montferland terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Wilhelminastraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/218586-20
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen
96/038689-20
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
96/249507-20
feit 1:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden en 15 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis en verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke rij-ontzegging op te leggen langer dan de duur dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, nu het rijbewijs reeds ongeldig is verklaard. Ten aanzien van de vernieling en het rijden onder invloed heeft de verdediging verzocht een taakstraf op te leggen. De verdachte beschikt op dit moment niet over financiële middelen en is daardoor niet in staat een geldboete te voldoen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 januari 2021. Verdachte is sinds 2001 regelmatig met justitie in aanraking gekomen en voor ernstige geweldsdelicten veroordeeld. Hij heeft in 2019 een strafbeschikking ontvangen voor een soortgelijk feit (artikel 8 lid 2 onder a van de Wegenverkeerswet 1994).
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een rapport van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 23 december 2020. In dit rapport wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu geen mogelijkheden worden gezien om door middel van interventies of een toezicht het hoge recidiverisico in te perken of tot gedragsverandering te komen. Een werkstraf zou vooral ongewenste prikkels kunnen opleveren en waar het gaat om een geldboete geldt dat verdachte op dit moment feitelijk geen inkomen heeft.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een trajectconsult van 4 december 2020, opgemaakt door het NIFP. Verdachte is, zo wordt in dit consult onder meer opgemerkt, een verstandelijk beperkte man die in een complexe gezinsdynamiek lijkt te zijn vastgelopen en bij wie de stresscoping te kort schoot. Alcoholmisbruik lijkt daarin een rol te spelen. Zijn persoonlijkheid is niet vrij van krenkbare en antisociale trekken. Daarnaast lijkt er ook sprake van goede wil, naast echter ook een tekort aan vaardigheden. Het sociale netwerk van verdachte lijkt zeer beperkt waardoor hij ook weinig mogelijkheid lijkt te hebben zijn verhaal te kunnen doen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een woning, rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en tweemaal rijden onder invloed. De door de rechtbank bewezen verklaarde feiten zijn bijzonder ernstig. Wat betreft de beschadiging van de woning geldt dat verdachte doelbewust en met enige snelheid op de woning is ingereden. Daarmee heeft hij zijn auto als wapen gebruikt. De ex-partner van verdachte en haar dochter waren in de woning aanwezig. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het zijn bedoeling was om overlast te veroorzaken bij de woning van zijn ex-partner zodat zij en haar dochter door de woningbouwvereniging uit hun huis zouden worden gezet. De officier van justitie heeft deze wraakactie van verdachte terecht aangemerkt als een vorm van huiselijk geweld. Dat een en ander voor zijn ex-partner zeer beangstigend is geweest, blijkt uit het feit dat zij over de schutting naar de buren is gevlucht. Ze was volgens de politie erg aangeslagen en durfde naderhand ook geen aangifte te doen. Net als eerder op 13 februari en 27 juli 2020 verkeerde verdachte ook op 31 juli 2020 onder invloed van alcohol.
Er zijn veel getuigen van het incident op 31 juli 2020, waaronder een 12-jarige jongen, omdat het plaatsvond midden in een woonwijk aan het begin van een zomeravond. Dit soort misdrijven versterkt het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte, die zich aan voorwaarden van vervoegde invrijheidsstelling had moeten houden, juist in deze periode in korte tijd een reeks feiten heeft gepleegd die in ernst toenamen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de voorhanden zijnde informatie is gebleken, is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt van het incident op 31 juli 2020. De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen desondanks naar het oordeel van de rechtbank ook de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten aanzien van het rijden onder invloed is sprake van recidive. In augustus 2019 is verdachte bij strafbeschikking een geldboete opgelegd. Nu verdachte opnieuw tweemaal de fout in is gegaan voor wat betreft het rijden onder invloed, zal de rechtbank verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen. Op delicten zoals rijden onder invloed staan normaal gesproken flinke geldboetes, maar oplegging van een boete acht de rechtbank, gelet op al het voorgaande, niet passend.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis en verzekering doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van
13 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder 05/218586-20 bewezen verklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.327,31 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Uit de vordering blijkt de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van de vordering [naam 2] onvoldoende.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
[naam 2] heeft namens de woningbouwvereniging (de rechtspersoon) het voegingsformulier ondertekend. De raadsvrouw heeft zijn bevoegdheid om aldus de woningbouwvereniging te vertegenwoordigen in twijfel getrokken. In dit verband geldt dat de interne vertegenwoordigingsregeling strekt ter bescherming van de belangen van de rechtspersoon, en niet ter bescherming van de belangen van de verdachte. Dit in aanmerking nemende, en nu de raadsvrouw niet concreet heeft gemaakt wat er zou schorten aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 2] , ziet de rechtbank geen aanleiding aan die bevoegdheid te twijfelen. Zij acht de benadeelde partij, ondanks het ontbreken van een schriftelijke volmacht, ontvankelijk in de vordering.
Voor de schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk en de schade is door middel van een factuur onderbouwd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering in zijn geheel, voor het bedrag van € 1.327,31, kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 31 juli 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(parketnummer 99-000219-28)

Verdachte is veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf van 19 jaren en 8 maanden, opgelegd door het Gerechtshof
  • ’s-Hertogenbosch;
  • een gevangenisstraf van 4 jaren, opgelegd door het Gerechtshof Den Haag; en
  • een gevangenisstraf van 6 weken, opgelegd door de rechtbank Den Haag.
Per 11 maart 2017 is aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Op
4 augustus 2017 is hij feitelijk in vrijheid gesteld, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 2893 dagen.
De officier van justitie heeft een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 730 dagen gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vernieling een geheel ander feit is dan waarvoor verdachte eerder is veroordeeld: het betreft geen ernstig feit en ook geen geweldsfeit. De verdediging verzoekt u dan ook de vordering herroeping VI af te wijzen dan wel voor een
lager aantal dagen toe te wijzen dan is gevorderd.
Overweging van de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI) verbonden algemene voorwaarde dat hij geen misdrijven mag plegen verwijtbaar niet nageleefd. Verdachte wist dat hij daarmee zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op het spel zet. Toch heeft hem dat niet weerhouden. Verdachtes gedrag kan naar het oordeel dan ook niet zonder consequenties blijven.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, aanleiding de VI gedeeltelijk te herroepen, te weten voor de duur van 90 dagen. De rechtbank weegt hierbij mee dat de rechtbank Zeeland-West Brabant recent, op 1 september 2020, heeft beslist op een eerdere vordering tot herroeping van de VI wegens het overtreden van bijzondere voorwaarden. De rechtbank Zeeland-West Brabant heeft deze vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke herroeping van de VI met 180 dagen geheel toegewezen, waarbij - zo blijkt uit de beslissing - onder meer ten nadele van verdachte rekening is gehouden met het rijden onder invloed op 13 februari 2020 en 27 juli 2020. In die beslissing kwam ook de verdenking van het feit van 31 juli 2020 aan de orde.
Verder acht de rechtbank van belang dat verdachte zijn leven, na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling juist op de rit leek te hebben en zich met name op zijn werk richtte. Verdachte lijkt met name door relationele conflicten in combinatie met gebruik van alcohol te zijn afgegleden. Bij een tenuitvoerlegging van de vordering tot herroeping van de VI voor een duur van 730 dagen zou verdachte - in combinatie met de aan hem op te leggen gevangenisstraf van 6 maanden - te zwaar gestraft worden voor zijn daden. Bovendien geldt dat de aan de VI verbonden voorwaarden nog tot medio 2025 blijven gelden. Als verdachte in deze proeftijd opnieuw misdrijven zou plegen, dan kan een (gedeeltelijke) herroeping van de VI opnieuw aan de orde zijn.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
  • 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 8, 9 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/218586-20 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 96/038689-20 en het onder 96/249507-20 in feit 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
13 (dertien) maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/218586-20 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Plavei ten bedrage van
€1.327,31 (dertienhonderdzevenentwintig euro en eenendertig eurocent) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van € 1.327,31 (dertienhonderdzeventwintig euro en eenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 23 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
  • wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe en beveelt dat een deel van de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 90 (negentig) dagen gevangenisstraf, moet worden ondergaan (parketnummer 99-000219-28).
  • wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Raat, voorzitter, mr. K.A.M. van Hoof en mr. E.J. Swiers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2021.
Mr. R. Raat en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020360218, gesloten op 3 september 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 19-20.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 24.
5.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 3-4;
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7-13;
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020068808, gesloten op 13 februari 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 270720200220148113, gesloten op 27 juli 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.