ECLI:NL:RBGEL:2021:4152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21_3583 en 21_3584
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor permanente bewoning van recreatiewoning; verzoek om voorlopige voorziening afgewezen

Op 30 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede en verschillende verzoekers die permanent in een recreatiewoning verblijven. De verzoekers, die onder andere [Verzoeker A], [Verzoekster B], [Verzoeker D] en [Verzoekster C] zijn, hebben bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die hen is opgelegd om de permanente bewoning van hun recreatiewoning te beëindigen. De voorzieningenrechter had eerder op 7 april 2021 een schorsing van de besluiten tot 1 augustus 2021 uitgesproken, maar in de huidige uitspraak is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers onvoldoende inspanningen hebben geleverd om alternatieve woonruimte te vinden en dat de begunstigingstermijn van zes weken voldoende was om aan de last te voldoen. De verzoekers hebben niet aangetoond dat zij actief op zoek zijn gegaan naar andere woonmogelijkheden, ondanks de hulp van het college en Topparken. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verzoekers de recreatiewoning voor 1 augustus 2021 moeten verlaten om verbeuring van dwangsommen te voorkomen. De uitspraak concludeert dat de verzoekers niet in aanmerking komen voor een verlenging van de begunstigingstermijn en dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 21/3583 en 21/3584

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juli 2021 in de zaken tussen

[Verzoeker A] , [Verzoekster B] , [Verzoeker D] en [Verzoekster C] ,te [plaats A] , verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, verweerder(gemachtigden: S. van Bemmel en K. Bulten).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Topparken, te [plaats A]

(gemachtigde: [A] ).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 11 februari 2021 heeft het college verzoekers een last onder dwangsom opgelegd. Het ene besluit is gericht aan [Verzoeker A] en [Verzoekster B] , de andere twee aan [Verzoeker D] en aan [Verzoekster C] .
Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 7 april 2021 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen en de besluiten van 11 februari 2021 geschorst tot 1 augustus 2021.
In het besluit van 27 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoekers waren met kennisgeving niet aanwezig. Het college en Topparken werden vertegenwoordigd door de gemachtigden.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Verzoekers wonen in de recreatiewoning op het perceel [adres A] in [plaats A] . Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Wijzigingsplan Natuurgebied Veluwe, [adres B] te [plaats A] ( [park A] ). Het perceel heeft de bestemming
‘recreatie - verblijfsrecreatie’. Niet in geschil is dat verzoekers de recreatiewoning permanent bewonen en dat dit niet is toegestaan.
3. Het college heeft verzoekers gelast de permanente bewoning vóór 1 april 2021 te beëindigen en beëindigd houden door niet opnieuw een recreatieverblijf binnen de
gemeente Ede te bewonen en een ander hoofdverblijf te zoeken. Voldoen verzoekers niet aan deze last, dan verbeuren zij een dwangsom van € 20.000 ineens elk, dus in totaal € 60.000.
4. In de uitspraak van 7 april 2021 heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen:
De begunstigingstermijn bedraagt ruim zes weken. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zichzelf voldoende ruim om de woning te verlaten en aan de last te voldoen.
Alles afwegende ziet de voorzieningenrechter in wat op zitting is besproken toch aanleiding om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van verzoekers, waarbij het met name van belang is dat [B] in alle rust zijn examens kan voorbereiden en afleggen. Daarom zal de eerder uitgesproken schorsing worden opgeheven met ingang van 1 augustus 2021. Voor het handhaven van de schorsing tot september 2021 in verband met mogelijke herexamens in augustus ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. Het is aan verzoekers om de tijd tot augustus 2021 zo goed mogelijk te benutten en zich in te spannen om alternatieve huisvesting te vinden. Deze extra tijd moet daarvoor voldoende zijn. Verzoekers kunnen er ook niet zonder meer op rekenen dat de begunstigingstermijn verder zal worden verlengd.
5. Verzoekers vinden dat zij vanwege hun omstandigheden meer tijd moeten krijgen om alternatieve woonruimte te vinden en de recreatiewoning te verlaten.
5.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat de reeds verlengde begunstigingstermijn tot 1 augustus 2021 te kort was om alternatieve woonruimte te vinden en de overtreding te beëindigen. Daarbij is van belang dat de situatie al lang voortduurt en dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 7 april 2021 duidelijk heeft aangegeven dat verzoekers de tijd tot augustus 2021 zo goed mogelijk moeten benutten en dat zij zich moeten inspannen.
Uit de overgelegde informatie blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende dat verzoekers zich hebben ingespannen om alternatieve woonruimte te vinden. Verzoekers hebben niet laten zien dat zij zelf de regie hebben geprobeerd te nemen over hun woonsituatie. Uit de stukken blijkt eerder een (te) passieve houding. De voorzieningenrechter ziet dit bevestigd in de informatie van het college en van Topparken.
Het college heeft gewezen op de lange en intensieve bemoeienis met verzoekers. Zij hebben geprobeerd om hen te helpen. Zo heeft het college een noodwoning aangeboden, maar die is geweigerd. Het college heeft vastgesteld dat verzoekers zich pas recent hebben ingeschreven voor woonruimte, maar het college is niet gebleken dat op woningen wordt gereageerd. Voor het college “houdt het een keer op,” zoals ter zitting is gezegd.
Uit het dossier blijkt ook dat Topparken veel begrip heeft getoond voor de omstandigheden van verzoekers. Topparken heeft op zitting ook benadrukt dat het bekend was bij verzoekers dat permanente bewoning na 1 augustus 2021 niet meer was toegestaan. Sterker, Topparken en verzoekers hebben op 14 april 2021, in vervolg op de uitspraak van de voorzieningenrechter, een vaststellingsovereenkomst getekend waarin is afgesproken dat verzoekers per 1 augustus 2021 de woning zouden verlaten. Topparken heeft benadrukt dat als deze overeenkomst niet wordt nagekomen, dit in rechte zal worden afgedwongen. Topparken heeft daarbij ook belang, omdat het college ook Topparken een last onder dwangsom heeft opgelegd in verband met de permanente bewoning door verzoekers. Topparken heeft nog geprobeerd verzoekers te helpen, door hun netwerk open te stellen en te kijken naar mogelijkheden op andere parken. Ook is gewezen op anti-kraak-wonen.
In de uitspraak van 7 april 2021 is nog als bijzondere omstandigheid aangemerkt dat [B] zijn examens in alle rust moet kunnen voorbereiden. Maar [B] heeft de examens van dit jaar inmiddels afgerond, zo heeft de voorzieningenrechter begrepen.
6. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de begunstigingstermijn niet verder wordt verlengd en op 1 augustus 2021 blijft staan. Verzoekers moeten de recreatiewoning op die datum hebben verlaten om de verbeuring van dwangsommen te voorkomen.
7. Omdat het beroep ongegrond is, wordt het verzoek afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.