ECLI:NL:RBGEL:2021:4517

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
05/305125-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onoplettend rijgedrag met dodelijke afloop in voetgangerszone

Op 6 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die op 29 september 2020 in Doetinchem met zijn vrachtwagen een voetgangster met een rollator heeft aangereden, waardoor zij is overleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onoplettend rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had de voetgangster voorrang moeten verlenen in een voetgangerszone, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks dat hij 44 seconden had stilgestaan, niet voldoende had geanticipeerd op de verkeerssituatie rondom zijn vrachtwagen. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de impact van het feit op de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/305125-20
Datum uitspraak : 6 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig(bedrijfsauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Nieuwstad en de Heezenpoort, daarmee rijdende op de weg, de Heezenpoort, welke weg (de Heezenpoort) deel uitmaakt van een met verkeersborden van het model G07-ZB aangeduide voetgangerszone,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto)voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en/of ongeveer 44 seconden heeft stilgestaan voor die kruising en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken, in de spiegels van dat motorrijtuig (bedrijfsauto), op de display van het op dat motorrijtuig aangebrachte dodehoekvideosysteem, waarmee verdachte vanaf de bestuurdersplaats een gedeelte van het wegdek van die weg (de Heezenpoort) kon bekijken, door de linker zijruit en/of de voorruit van dat motorrijtuig (bedrijfsauto) of zich nabij dat motorrijtuig (bedrijfsauto) verkeer in die voetgangerszone bevond en/of
een zich met een rollator in die voetgangerszone voortbewegende voetgangster, die (die voetgangster) gelet op zijn, verdachtes rijrichting dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig(bedrijfsauto) van links komend was genaderd en/of doende was om voor de cabine van dat motorrijtuig (bedrijfsauto) langs te lopen, niet heeft waargenomen en/of
in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die voetgangster die zich moeilijk voortbewoog, niet voor heeft laten gaan en/of
op het moment dat die voetgangster zich voor dat motorrijtuig (bedrijfsauto)bevond, met dat motorrijtuig (bedrijfsauto) is opgetrokken en/of tegen en/of over die voetgangster is gereden
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )werd gedood;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als bestuurder van een motorrijtuig(bedrijfsauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Nieuwstad en de Heezenpoort, daarmee heeft gereden op de weg, de Heezenpoort, welke weg (de Heezenpoort) deel uitmaakt van een met verkeersborden van het model G07-ZB aangeduide voetgangerszone en
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en/of ongeveer 44 seconden heeft stilgestaan voor die kruising en/of
met dat motorrijtuig (bedrijfsauto) is opgetrokken en/of tegen en/of over een zich met een rollator in die voetgangerszone voortbewegende voetgangster, -die (die voetgangster) gelet op zijn, verdachtes rijrichting dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig(bedrijfsauto) van links komend was genaderd en/of doende was om voor de cabine van dat motorrijtuig (bedrijfsauto) langs te lopen-, is gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die zich met een rollator moeilijk voortbewegende voetgangster, niet voor heeft laten gaan en/of
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 september 2020 rijdt verdachte in een bedrijfsvrachtwagen over de Heezenpoort in de richting van de kruising met de Nieuwstad in Doetinchem. Verdachte brengt zijn vrachtwagen ter hoogte van deze kruising tot stilstand. Kort daarop loopt mevr. [slachtoffer] (hierna: slachtoffer) met haar rollator vanuit de Nieuwstad langs de voorzijde van de vrachtwagen. Terwijl het slachtoffer voor de vrachtwagen is, rijdt verdachte met zijn vrachtwagen uit stilstand weg en rijdt met het rechter voor- en achterwiel van de vrachtauto over het slachtoffer heen [2] , die ten gevolge van het ongeval komt te overlijden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat op verdachte als beroepsvrachtwagenchauffeur een bijzondere zorgplicht (de Garantenstellung) rust, waardoor van hem in het verkeer meer kan worden verwacht dan van de gemiddelde weggebruiker. Uit de digitale tachograafgegevens is af te leiden dat verdachte vierenveertig seconden heeft stilgestaan voordat hij wegreed. Verdachte had vanuit het raam aan zijn linkerkant zicht op de Nieuwstad, de straat waar het slachtoffer vandaan kwam. Voor zover verdachte het slachtoffer niet voor zijn vrachtwagen heeft kunnen zien, moet verdachte wel gezien hebben dat het slachtoffer met rollator van links naderde. Het slachtoffer bevond zich niet ineens voor de voorkant van de vrachtwagen. In samenhang bezien is geen sprake van momentane onoplettendheid. Verdachte heeft hiermee aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging van het subsidiair tenlastegelegde, omdat verdachte de voetgangster mogelijk niet heeft kunnen zien.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 6 WVW
De vraag die allereerst ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte het strafrechtelijke verwijt van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, zoals ten laste is gelegd, vindt de rechtbank het volgende van belang. Er is pas sprake van schuld in het geval van tenminste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor het vereiste van aanmerkelijke schuld (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:A05822). Daarbij stelt de rechtbank voorop dat enkel het niet waarnemen door verdachte van een andere verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen en met wie de bestuurder vervolgens in aanrijding komt, hoewel deze voor verdachte wel waarneembaar moet zijn geweest en hij zijn rijgedrag daarop moet hebben kunnen afstemmen, in het algemeen niet voldoende is voor het aannemen van aanmerkelijke schuld (HR 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544 en HR 28 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9800). Een enkel moment van onoplettendheid is in beginsel dan ook niet voldoende. Tot slot verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, in dit geval een dodelijk slachtoffer, kan worden afgeleid dat sprake is van aanmerkelijke schuld (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Vast staat dat verdachte voorrang had moeten verlenen aan het slachtoffer nu het ongeval heeft plaatsgevonden in een voetgangersgebied. Eveneens staat vast dat verdachte haar geen voorrang heeft verleend en dat hij met zijn vrachtwagen over haar is heengereden. Daarmee heeft verdachte een verkeersovertreding begaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de vierenveertig seconden dat hij stilstond voordat hij optrok in alle spiegels heeft gekeken en als laatste op het beeldscherm van het videosysteem van de dodehoek. Hij heeft de voetgangster niet van links zien naderen en ook niet gezien voordat hij wegreed. Bij de politie heeft verdachte daarnaast verklaard dat hij, voordat hij optrok, naar links en naar rechts keek. [4]
De rechtbank kan op basis van het dossier niet uitsluiten dat verdachte het slachtoffer direct voorafgaand aan de aanrijding niet heeft kunnen zien. Er kan niet worden uitgesloten dat het slachtoffer op het moment van optrekken niet in de spiegels, op het camerabeeld en door de ruiten te zien is geweest voor verdachte. Uit het dossier is af te leiden dat het slachtoffer, nadat zij zich voor de cabine bevond, niet zichtbaar was via de voorruit en dat de camera die zicht heeft op de dodehoek (aan de rechterkant vanuit de bestuurder gezien) automatisch afslaat op het moment dat de vrachtwagen gaat rijden. [5] De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de vrij geringe breedte van de vrachtwagen niet uit te sluiten is dat de voetgangster zich links voor de vrachtwagen, en dus buiten het zicht van verdachte, bevond toen verdachte op het camerabeeld van de dodehoek (rechts) keek en zij zich op het moment van optrekken, één of luttele seconden later, inmiddels aan de rechterkant van de vrachtwagen bevond. Dit zou de lezing van verdachte ondersteunen dat hij de voetgangster niet heeft gezien ondanks dat hij alle uitkijkmogelijkheden vlak voor het moment van optrekken had benut.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat verdachte in de vierenveertig seconden dat hij stilstond vanuit zijn linker portierraam en via de breedtespiegel volledig zicht had op de Nieuwstad, de straat waar het slachtoffer vandaan kwam lopen. [6] Hoewel verdachte door dit lange wachten blijk lijkt te geven van voorzichtigheid, mag van hem als beroepschauffeur worden verwacht dat hij voordat hij optrekt weet wat er rond zijn vrachtwagen afspeelt of kan afspelen. Volgens de rechtbank staat op grond van het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse [7] vast dat het slachtoffer voor verdachte zichtbaar was toen zij vanaf links naderde met haar rollator. Dat verdachte haar niet heeft gezien kan maar twee dingen betekenen. Of verdachte heeft niet naar links gekeken, of verdachte heeft het slachtoffer bij het kijken naar links niet geregistreerd als een verkeersdeelnemer waarmee rekening moest worden gehouden en waarop dus geanticipeerd moest worden. In beide gevallen is dat verdachte, als beroepschauffeur in een voetgangersgebied, aan te rekenen, ofwel als nalatigheid ofwel als inschattingsfout. Een oudere vrouw met een rollator is een kwetsbare verkeersdeelnemer die bijzondere aandacht vereist, zeker van een beroepschauffeur. Gelet op de lange tijd die verdachte heeft stilgestaan [8] kan niet worden gesproken van een moment van onoplettendheid. Het slachtoffer moet immers, gelet op haar niet al te snelle gang, de hele tijd zichtbaar zijn geweest voor verdachte.
Verdachte kan om die reden worden verweten dat hij aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dat brengt mee dat de rechtbank het aan verdachte primair tenlastegelegde bewezen vindt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 september 2020 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Nieuwstad en de Heezenpoort, daarmee rijdende op de weg, de Heezenpoort, welke weg (de Heezenpoort) deel uitmaakt van een met verkeersborden van het model G07-ZB aangeduide voetgangerszone,
zeer, althansaanmerkelijk
, onvoorzichtig,onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en
/ofongeveer 44 seconden heeft stilgestaan voor die kruising en
/of
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken, in de spiegels van dat motorrijtuig (bedrijfsauto),
op de display van het op dat motorrijtuig aangebrachte dodehoekvideosysteem, waarmee verdachte vanaf de bestuurdersplaats een gedeelte van het wegdek van die weg (de Heezenpoort) kon bekijken,en door de linker zijruit
en/of de voorruitvan dat motorrijtuig (bedrijfsauto) of zich nabij dat motorrijtuig (bedrijfsauto) verkeer in die voetgangerszone bevond en
/of
een zich met een rollator in die voetgangerszone voortbewegende voetgangster, die (die voetgangster) gelet op zijn, verdachtes rijrichting dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) van links komend was genaderd en
/ofdoende was om voor de cabine van dat motorrijtuig (bedrijfsauto) langs te lopen, niet heeft waargenomen en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die voetgangster die zich moeilijk voortbewoog, niet voor heeft laten gaan en
/of
op het moment dat die voetgangster zich voor dat motorrijtuig (bedrijfsauto) bevond, met dat motorrijtuig (bedrijfsauto) is opgetrokken en
/of tegen en/ofover die voetgangster is gereden
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in het geval van een veroordeling, een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 29 september 2020 als bestuurder van een vrachtauto in aanmerkelijke mate onoplettend gedragen. Het niet anticiperen op de verkeerssituatie heeft er toe geleid dat verdachte is opgetrokken zonder voldoende te hebben geverifieerd wat er zich rondom zijn vrachtwagen afspeelde. Daardoor is hij met de rechterwielen van zijn vrachtauto over het slachtoffer heen gereden als gevolg waarvan zij is overleden. De gevolgen van deze fout zijn enorm.
Met het overlijden van het slachtoffer is de nabestaanden zeer groot en onherstelbaar leed toegebracht, zoals ook door haar dochter en een goede vriendin op zitting indringend tot uitdrukking is gebracht in hun slachtofferverklaringen. De rechtbank realiseert zich maar al te goed dat wat de uitkomst van deze strafzaak ook is, dit het leed bij de nabestaanden niet weg zal kunnen nemen.
Zonder aan de gevolgen voor de nabestaanden ook maar iets af te willen doen, dient de rechtbank wat betreft de aard en hoogte van de straf te kijken naar het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd, te weten een schulddelict. De rechtbank is met de officier van justitie van mening dat in dit specifieke geval een taakstraf passend is. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte, ondanks een lange carrière als beroepschauffeur, niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld, noch voor enig ander delict. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte nog steeds als chauffeur werkzaam is, zodat niet voor een onvoorwaardelijke rijontzegging is gekozen. Ter zitting is gebleken dat het feit ook op verdachte een grote impact heeft gehad. Ook daarmee houdt de rechtbank rekening. Daarnaast heeft vergelijking van deze zaak met andere vergelijkbare zaken er toe geleid dat gekozen is voor een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles in samenhang bezien komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar;
 bepaalt dat deze ontzegging, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2021.
mr. A.J.H. Steenweg, mr. M.E. Snijders en mr. K.M. Rokette zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020463075-1, gesloten op 25 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2 en Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 83.
3.Schouwverslag van [slachtoffer] van 29 september 2020.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p.08.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 83; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 11.
6.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 72.
7.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 83.
8.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 76.