ECLI:NL:RBGEL:2021:4693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/378150 / HA ZA 20-595
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van bedrijfsarts en geschiktheid voor werkzaamheden met een ICD

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de zorgplicht van de bedrijfsarts centraal in relatie tot de geschiktheid van een werknemer met een Implanteerbare Cardio Defibrillator (ICD) om zijn werkzaamheden als lasser te hervatten. De werknemer, die sinds 2010 als lasser werkzaam was, kreeg in 2018 een hartstilstand en een ICD werd geïmplanteerd. De bedrijfsarts, die de werknemer begeleidde, concludeerde dat de werknemer ongeschikt was om zijn werkzaamheden te hervatten, omdat de werkomstandigheden niet veilig zouden zijn. De werknemer en zijn werkgever waren het niet eens met deze conclusie en vorderden schadevergoeding van de bedrijfsarts en de Bedrijfspoli, die de bedrijfsarts had ingeschakeld. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsarts niet onzorgvuldig had gehandeld en dat zijn conclusie voldoende was onderbouwd. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de bedrijfsarts onterecht had geoordeeld over de geschiktheid van de werknemer. De rechtbank concludeerde dat de Bedrijfspoli niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de werknemer niet onterecht was behandeld. De proceskosten werden toegewezen aan de Bedrijfspoli.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 1 september 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/378150 / HA ZA 20-595 van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.hfdz./ged.vrijw.1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[eis.hfdz./ged.vrijw.2],
wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. J. Jong te Zaandam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BEDRIJFSPOLI B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
(proces)advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
en
[gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.]
wonende te [plaats] ,
die zich op de voet van art. 214 Rv in de hoofdzaak heeft gevoegd,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/383904 /HA ZA 21-99
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BEDRIJFSPOLI B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
(proces)advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
[gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.]
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder.
Partijen in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak zullen hierna [eis.hfdz./gedn.vrijw.] , dan wel afzonderlijk [eis.hfdz./ged.vrijw.1] en [eis.hfdz./ged.vrijw.2] , De Bedrijfspoli en [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 maart 2021
  • de conclusie (van antwoord) van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] als gevoegde partij
  • het verkorte proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 juli 2021 en de daarin genoemde spreekaantekeningen van mr. Jong en mr. Knoester (namens De Bedrijfspoli).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 april 2021
  • de brief van de zijde van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] van 28 juni 2021 met producties
  • het verkorte proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 juli 2021 en de daarin genoemde spreekaantekeningen van mr. Jong en mr. Knoester (namens De Bedrijfspoli).
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft sinds 2014 de verzuimbegeleiding en re-integratie van zieke werknemers bij De Bedrijfspoli (rechtsopvolger van Arbo-West) ondergebracht. Voor de uitvoering van de overeenkomst met [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft De Bedrijfspoli onder meer gebruik gemaakt van een zelfstandige bedrijfsarts, de heer [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] (hierna: [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] ). [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] verrichtte zijn werkzaamheden vanuit zijn eenmanszaak [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] Verzuim & Re-integratie.
3.2.
[eis.hfdz./ged.vrijw.2] is sinds 1 december 2010 als lasser in dienst bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] . [eis.hfdz./ged.vrijw.2] heeft op 24 januari 2018 een hartstilstand gekregen, waarna een Implanteerbare Cardio Defibrillator (hierna: ICD) bij hem is geïmplanteerd in verband met het risico van hartritmestoornissen.
3.3.
Op 8 maart 2018 heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.2] het spreekuur bezocht van bedrijfsarts [betrokkene1] , die destijds als bedrijfsarts aan De Bedrijfspoli was verbonden.
3.4.
Bij e-mail van 14 mei 2018 heeft [betrokkene1] aan De Bedrijfspoli gevraagd of er vanuit het ziekenhuis al iemand op de werkvloer was geweest om te kijken of [eis.hfdz./ged.vrijw.2] het laswerk weer zou mogen doen, waarna De Bedrijfspoli bij e-mail van 15 mei 2018 heeft geantwoord:
‘Nee die is niet geweest en gaat ook niet komen. Ze verwijzen naar leverancier van kastje of de werknemer zijn werkzaamheden mag uitvoeren. Die mogen ook geen uitspraak doen, over werk…
Deze werknemer doet laswerk, nat werk, enz, de werkgever wil een uitspraak of hij met dit kastje zijn werkzaamheden nog kan uitvoeren. Zo niet versnelt 2de spoor inzetten. (…)’
3.5.
In september 2018 heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.1] een aanvraag ingediend bij het UWV om een zogeheten ‘deskundigenoordeel’ op te vragen. Het UWV heeft daar niet aan willen meewerken.
3.6.
Op 26 september 2018 heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in opdracht van De Bedrijfspoli de begeleiding van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] overgenomen van [betrokkene1] .
3.7.
Op 22 oktober 2018 heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.2] in een e-mail aan De Bedrijfspoli verslag gedaan van een gesprek met [betrokkene2] , ervaringsdeskundige met betrekking tot lassen met een ICD, en gesuggereerd dat de bedrijfsarts contact op kan nemen met de fabrikant van de ICD, Biotronik. Op dezelfde dag heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.2] een e-mail van een product specialist van Biotronik aan De Bedrijfspoli doorgestuurd, waarin deze technicus onder meer heeft bericht:
‘(…)
Lassen heb ik bij verschillende bedrijven gemeten, geeft geen storing mits het pistool in de hand en het snoer wat eraan vast zit 30 cm van de ICD af is. Het probleem van het snoer en het pistool is dat er een groot magnetisch veld omheen zit. Door een magneet op de ICD te houden kun je de detectie (tijdelijk)uit zetten, dit is ingebouwd voor noodgevallen.
Ik kan helaas geen officiële verklaring geven maar dit is hoe de stand van zaken nu is.
(…)’
3.8.
In het door De Bedrijfspoli aangelegde medisch dossier van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] bevindt zich een gespreksverslag van het tweede consult met [eis.hfdz./ged.vrijw.2] van 11 december 2018:
‘Er is mogelijkheid voor lassen met ICD in een gecontroleerde werkomgeving. Scheepsreparatie is geen gecontroleerde omgeving. Dus lassen kan mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Geeft aan dat er ook voor hem een eigen verantwoordelijkheid is: is ook zo. Conclusie: beperkt inzetbaar in eigen functie. Inmiddels bijna 1 jaar AO; FML opstellen.
Het verslag voor de werkgever van diezelfde datum luidt als volgt:
‘betrokkene gesproken; heb uitleg gegeven van mijn bevindingen.
Ook bij betrokkene is het bekend dat lassen met een ICD problemen geeft.
De specialisten en producent geven niets zwart op wit. Navraag elders, ook een technicus van de leverancier, leidt tot eenzelfde advies. In een gecontroleerde omgeving is het mogelijk laswerkzaamheden veilig te verrichten (in droge omgeving/aan de bank). De werkzaamheden op de werf voldoen daar niet aan. Betrokkene geeft aan dat zijn werkzaamheden voor het grootste deel bestaan uit het lassen van platen onder de boten. Hierbij is het niet altijd te voorkomen dat handvat en kabel te dicht in de buurt komen van de ICD (minimaal armlengte – betrokkene is linkshandig); daarnaast nog de klimatologische omstandigheden (werken buiten) waarbij lekstromen kunnen ontstaan.
Ik heb betrokkene verteld dat helaas het lassen op de werf niet als passend te duiden is. Terugkeer in zijn oude functie is geen optie meer.
Ik heb betrokkene gewezen op de mogelijkheid om bij het UWV een deskundig oordeel aan te vragen.
Op dit moment verleent betrokkene allerlei hand en spandiensten bij werkgever. Op basis van zijn huidige beperkingen (fysiek en mentaal) zal ik een FML opstellen. Deze FML geeft de input voor een arbeidsdeskundig onderzoek; - geeft weer richting aan andere functies zowel bij eigen werkgever als elders.’
Het verslag van het gesprek met de werkgever van 15 december 2018 vermeldt onder meer:
‘(…) Uitleg gegeven dat info verzamelen niet echt simpel is; behandelaar en fabrikant geven geen uitsluitsel. Aangegeven dat de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zelf vindt dat het gewoon moet kunnen.
Inmiddels wel info van technicus fabrikant; arts poli mens en arbeid, revalidatiearts
Conclusie: werf is geen gecontroleerde werkomgeving;’
3.9.
[eis.hfdz./ged.vrijw.2] heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] bij e-mail van 31 december 2018 laten weten dat hij het niet eens was met dit advies, waarna De Bedrijfspoli op verzoek van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] een arbeidsdeskundig onderzoek (in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter) heeft laten doen door J.J. Misset. In het daarvan opgestelde rapport van 14 februari 2019 is – kort samengevat – geconcludeerd dat het eigen werk niet passend is te maken door middel van technische hulpmiddelen of taakverschuivingen en dat het tweede spoor in gang dient te worden gezet.
3.10.
Het UWV heeft zich in een deskundigenoordeel passende arbeid op het standpunt gesteld dat zij geen uitspraak kan doen over de veiligheid en heeft geadviseerd om een expertisebureau in te schakelen.
3.11.
In reactie op een vraag van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] op 15 oktober 2019 aangegeven dat hij de vraag of [eis.hfdz./ged.vrijw.2] veilig kan werken met lasapparatuur niet kan beantwoorden en dat het beleid is om te ontraden aan patiënten met een ICD om zich bloot te stellen aan magnetische velden. Ook heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in het verslag aan de werkgever vermeld dat de eigen specialist en de fabrikant geen uitspraak doen over de mogelijkheid van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] om weer in eigen functie als lasser bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] aan het werk te gaan.
3.12.
Op 31 oktober 2019 heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.2] een afspraak gehad bij cardioloog Dr. [betrokkene3] van het VUmc, en heeft dr. [betrokkene3] toegezegd een schriftelijke verklaring te willen opstellen waaruit blijkt dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] met zijn ICD kan en mag lassen. Vervolgens heeft [betrokkene3] bij e-mail van 13 januari 2020 aan de heer [betrokkene4] , bestuurder van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] , het volgende geschreven voor zover hier relevant:
‘(…) Wij hebben van de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] vernomen, dat de bedrijfsarts van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] zich op het standpunt stelt dat de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] als gevolg van de ICD per definitie ongeschikt zou zijn voor de uitoefening van zijn eigen werk als lasser.
Ik heb geen verslag van de Arbodienst onder ogen gehad en kan de juistheid van de informatie van de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] niet verifiëren. Ik kan u wel meedelen dat ik deze visie niet zou delen. De aanwezigheid van de ICD levert bij het werk als lasser geen verhoogd risico op. Ik kan daar nog aan toevoegen dat de bedrijfsarts of arbodienst ter zake geen enkel contact met mij heeft opgenomen. Ik zou in het voorkomend geval hebben meegedeeld dat enkel de aanwezigheid van een ICD op zichzelf geen aanleiding is de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] als arbeidsongeschikt voor zijn werk als lasser te beschouwen.
(…)’
3.13.
Het UWV heeft bij brieven van 18 maart 2020 het volgende aan [eis.hfdz./ged.vrijw.2] en [eis.hfdz./ged.vrijw.1] bericht, voor zover hier relevant:
‘U heeft op 11 februari 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. In verband daarmee heeft u een gesprek gehad met onze arts en arbeidsdeskundige over uw mogelijkheden om te werken.
(…)
U kunt vanaf 22 januari 2020 geen WIA-uitkering krijgen. Uit het oordeel van onze arts en arbeidsdeskundige blijkt dat u het werk dat u deed voordat u ziek werd weer kunt doen. (…)
Hoe dit is vastgesteld, leest u in de rapporten van onze arts en arbeidsdeskundige. Het rapport van de arts heeft u al ontvangen. Het rapport van de arbeidsdeskundige vindt u bij deze brief.
(…)’

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eis.hfdz./gedn.vrijw.] vordert, bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, een verklaring voor recht dat De Bedrijfspoli tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht en dat De Bedrijfspoli jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.2] onrechtmatig heeft gehandeld. Verder vordert [eis.hfdz./gedn.vrijw.] de veroordeling tot betaling door De Bedrijfspoli van een schadevergoeding van € 116.777,00 aan [eis.hfdz./ged.vrijw.1] en van
€ 10.000,00 aan [eis.hfdz./ged.vrijw.2] , te vermeerderen met wettelijke rente, en de veroordeling van De Bedrijfspoli tot betaling van buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten. Ter zitting heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.1] haar schadevergoedingsvordering terzake van loonkosten verminderd met € 10.970,00.
4.2.
[eis.hfdz./gedn.vrijw.] legt het volgende aan de vordering ten grondslag. De door de Bedrijfspoli ingeschakelde bedrijfsarts [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] heeft bij de verzuimbegeleiding van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] het standpunt ingenomen dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] vanwege hartfalen en de bij hem geplaatste ICD ongeschikt was om in zijn eigen functie te re-integreren. Deze conclusie is ten onrechte getrokken omdat de behandelend cardioloog geen verhoogd risico ziet voor het uitvoeren van de werkzaamheden als lasser met een ICD en het UWV op 18 maart 2020 heeft besloten dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] niet arbeidsongeschikt is. Bovendien heeft de bedrijfsarts van De Bedrijfspoli nagelaten advies in te winnen bij de behandelend arts van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] , aldus [eis.hfdz./gedn.vrijw.] Aangezien niet ter discussie staat dat De Bedrijfspoli [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] (en daarvoor [betrokkene1] ) heeft ingeschakeld ter uitvoering van de overeenkomst met [eis.hfdz./ged.vrijw.1] , worden de tekortkomingen van [betrokkene1] en/of [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] toegerekend aan de Bedrijfspoli, en dient De Bedrijfspoli de veroorzaakte schade te vergoeden. Bij de schadeberekening is [eis.hfdz./ged.vrijw.1] er vanuit gegaan dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zonder het tekortschieten van De Bedrijfspoli vanaf november 2018 weer het eigen werk had kunnen hervatten.
4.3.
De Bedrijfspoli voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaring:
4.5.
De Bedrijfspoli vordert dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan De Bedrijfspoli te betalen al hetgeen waartoe De Bedrijfspoli als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.1] en/of [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zal worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling, en met veroordeling van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in de proceskosten in de vrijwaring en de nakosten. Daarnaast vordert De Bedrijfspoli dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] , wordt veroordeeld om aan De Bedrijfspoli te betalen een bedrag gelijk aan het verschil tussen de in werkelijkheid door De Bedrijfspoli gemaakte kosten in de hoofd- en vrijwaringszaak en het liquidatietarief in beide procedures, door de rechtbank te begroten, althans nader op te maken bij staat.
4.6.
De Bedrijfspoli legt aan deze vordering ten grondslag dat uit de op de overeenkomst met [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] van toepassing zijnde algemene voorwaarden volgt dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] De Bedrijfspoli dient te vrijwaren voor aanspraken van derden, in dit geval [eis.hfdz./ged.vrijw.1] en [eis.hfdz./ged.vrijw.2] , verband houdende met en voorvloeiend uit de uitvoering door [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] van de overeenkomst. Daarnaast volgt deze vrijwaringsplicht uit artikel 6:74 BW. Voor het geval de rechtbank de schade van De Bedrijfspoli in deze procedure al zou willen begroten, dan bedragen de proceskosten van De Bedrijfspoli tot en met de mondelinge behandeling € 7.567,00, aldus De Bedrijfspoli.
4.7.
[gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] betwist dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen dan wel toerekenbaar tekort schieten of onzorgvuldig handelen aan zijn zijde en/of aan de zijde van De Bedrijfspoli. Ook betwist hij dat hij De Bedrijfspoli dient te vrijwaren, en mocht hij daartoe niettemin gehouden zijn, dan bestaat er volgens [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] geen grond om van hem een hogere vergoeding te verlangen dan het bedrag dat volgens het liquidatietarief aan proceskosten verschuldigd is. [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van De Bedrijfspoli in haar vordering, althans tot afwijzing, met veroordeling van De Bedrijfspoli in de kosten van de procedure, zo mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

Toerekenbare tekortkoming De Bedrijfspoli
5.1.
[eis.hfdz./ged.vrijw.1] verwijt De Bedrijfspoli dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] een onjuiste conclusie heeft getrokken omtrent de geschiktheid van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] om zijn eigen werk bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] te hervatten en verwijt De Bedrijfspoli tevens dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] heeft nagelaten (zelf) de behandelend cardioloog hierover de bevragen terwijl die suggestie wel bij haar is gewekt.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de bedrijfsarts de werkgever slechts adviseert over de re-integratie van werknemers en de werkgever zelf dient te beslissen. Bij die advisering dient de bedrijfsarts uiteraard wel de zorg van een goede bedrijfsarts in acht te nemen (artikel 7:401 BW). Dit brengt mee dat hij dient te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden verwacht mag worden.
De eerste vraag die voorligt is dan ook of [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] deze norm heeft geschonden door de wijze waarop hij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft geadviseerd bij de re-integratie van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] .
5.3.
Uit het medisch dossier van de De Bedrijfspoli en de overige overgelegde stukken blijkt dat [betrokkene1] , en later [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] , gelet op aard van de werkzaamheden van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] als lasser en de werkomstandigheden bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] , twijfels hadden over de vraag of [eis.hfdz./ged.vrijw.2] in verband met de bij hem geplaatste ICD veilig zijn oude werk kon hervatten. Dat deze twijfels terecht waren, heeft De Bedrijfspoli voldoende onderbouwd.
De Bedrijfspoli heeft verwezen naar een brochure van de afdeling Cardiologie van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Daarin is onder meer vermeld dat wanneer iemand lasser is of op een andere manier te maken heeft met sterke elektromagnetische velden, de patiënt met de cardioloog en de ICD technicus moet overleggen in hoeverre het werk invloed heeft op de ICD, en dat het eventueel mogelijk is via de fabrikant werkplekmetingen te laten verrichten. Ook heeft De Bedrijfspoli onder verwijzing naar een advies van de Nederlandse Vereniging voor Hart en Vaat Verpleegkundigen onweersproken gesteld dat wisselstroomlassen moet worden vermeden en voorzichtigheid geboden is als het gaat om (doe het zelf) lassen. Dat de risico’s nog groter zijn bij het op dagelijkse basis bedrijfsmatig en dus intensiever lassen, zoals De Bedrijfspoli heeft gesteld en [eis.hfdz./ged.vrijw.1] niet heeft betwist, mag worden aangenomen.
5.4.
Ook blijkt uit de overgelegde stukken dat de geraadpleegde deskundigen deze terechte twijfels niet hebben kunnen of willen wegnemen. Het rapport van de arbeidsdeskundig onderzoek van 14 februari 2019 leidt niet tot een andere conclusie en bevestigt juist het standpunt van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] (zie onder 3.9). Ook [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zelf, die alles in het werk heeft gesteld om de twijfels bij [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] te laten wegnemen, heeft niemand gevonden die kon of wilde verklaren dat hij veilig zijn oude werkzaamheden bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] kon hervatten. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van 22 oktober 2018 van de technicus van Biotronik, die [eis.hfdz./ged.vrijw.2] aan [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] heeft doorgestuurd. Ter zitting heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] aanvullend verklaard dat deze technicus in een telefoongesprek met hem heeft bevestigd dat de arbeidsomstandigheden van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] inderdaad een lastig aspect waren. Voorts heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] ter zitting verklaard dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] hem tijdens het spreekuur heeft medegedeeld dat de behandelend cardioloog hierover geen uitspraak wilde doen. [betrokkene1] had dit volgens [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] bij de overdracht ook reeds aan hem medegedeeld. [eis.hfdz./ged.vrijw.2] , die ter zitting niet is verschenen, noch zijn advocaat, heeft dit betwist terwijl het op zijn weg had gelegen om toe te lichten waarom hij niet eerder een verklaring van zijn cardioloog heeft verkregen. Nu niet in geschil is dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] erg graag zijn oude werk wilde hervatten en erg veel moeite heeft gedaan om zelf via internet, een ervaringsdeskundige en een technicus de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken en zijn bedrijfsarts te overtuigen, mag ervan worden uitgegaan dat hij deze vraag niet pas tijdens de afspraak van 31 oktober 2019 voor het eerst aan zijn behandeld cardioloog heeft voorgelegd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de behandelend cardioloog voor die tijd hierover geen uitspraak heeft willen doen en geen verklaring heeft willen afleggen.
5.5.
Uit correspondentie tussen [betrokkene1] en De Bedrijfspoli blijkt voorts dat een werkplaatsonderzoek, waarbij metingen plaatsvinden op de werkplek, ter sprake is geweest maar dat het VUmc daartoe niet bereid was. Ter zitting heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] onweersproken toegelicht dat dit past in het huidige beeld, waarin deskundigen vrezen voor aansprakelijkheidsstelling indien zij over deze risico’s standpunten innemen. Op basis van de op dat moment voorhanden zijnde informatie van de technicus van Biotronik, de arts van de poli Mens en Arbeid, de revalidatiearts (zie onder 3.8), en van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zelf, heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] de bekende randvoorwaarden betrokken op de werkomstandigheden van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] en op 11 december 2018 geconcludeerd dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] blijvend ongeschikt was voor zijn eigen werk als lasser bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] . Daarbij was onder meer van belang dat het houden van voldoende afstand tussen ICD en lasboog, en de stroomsterkte (boven de 160 ampères) bij zijn laswerkzaamheden een probleem vormde en dat het bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] niet mogelijk bleek de laswerkzaamheden in een gecontroleerde omgeving, dat wil zeggen in een droge omgeving en aan een werkbank, te verrichten (zie onder 3.8). [eis.hfdz./ged.vrijw.2] moest regelmatig onder schepen, en dus ondersteboven, in een natte omgeving laswerkzaamheden verrichten.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de stelling van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] ten onrechte tot deze conclusie is gekomen, en dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden aan haar had geadviseerd om [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zijn oude werkzaamheden te laten hervatten. De enkele omstandigheid dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] dr. [betrokkene3] in januari 2020 kennelijk bereid heeft gevonden om de onder 3.12 geciteerde verklaring af te leggen is hiertoe onvoldoende. De laatste zin van die verklaring is namelijk niet in strijd met het standpunt dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] heeft ingenomen ‘dat enkel de aanwezigheid van een ICD op zichzelf geen aanleiding is de heer [eis.hfdz./ged.vrijw.2] als arbeidsongeschikt voor zijn werk als lasser te beschouwen.’ Bij zijn standpunt heeft [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] immers meer betrokken, waaronder de werkomstandigheden bij [eis.hfdz./ged.vrijw.1] . Uit de verklaring kan niet worden afgeleid of dr. [betrokkene3] op de hoogte was van deze werkomstandigheden, en of hij deze ook heeft betrokken bij zijn verklaring. In ieder geval heeft Binnekade ter zitting verklaard dat hij dr. [betrokkene3] daarover niet heeft geïnformeerd toen hij hem heeft verzocht een verklaring toe te sturen. De verklaring is in zeer algemene termen opgesteld, en de vraag die [eis.hfdz./ged.vrijw.1] aan dr. [betrokkene3] heeft gesteld is evenmin bekend. Daar komt bij dat deze laatste zin van de verklaring, die ‘ja, tenzij’ suggereert, lastig te rijmen is met de ongeclausuleerde zin daarvoor: ‘De aanwezigheid van de ICD levert bij het werk als lasser geen verhoogd risico op.’ Volgens de eerdergenoemde bronnen en de technicus van Biotronic kan het grote elektromagnetische veld dat rond het snoer en het pistool zit onder omstandigheden immers wel tot verstoring van de ICD leiden.
5.7.
De omstandigheid dat het UWV op 18 maart 2020 in het kader van de WIA-uitkering heeft besloten dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] niet (langer) arbeidsongeschikt was en zijn eigen werk kon hervatten, is evenmin voldoende om te concluderen dat het door [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] ingenomen standpunt onjuist zou zijn geweest. Het oordeel van het UWV is immers gebaseerd op stukken die (deels) niet in het geding zijn gebracht, zoals het advies van verzekeringsarts Yalcin en het advies van de arbeidsdeskundige. In weerwil van verzoeken van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] heeft [eis.hfdz./ged.vrijw.1] er om haar moverende redenen voor gekozen om deze stukken niet over te leggen. Bovendien is het oordeel van het UWV gelet op de tijd kennelijk hoofdzakelijk gebaseerd op de verklaring van dr. [betrokkene3] , terwijl hiervoor is geconcludeerd dat deze verklaring vraagtekens oproept en bovendien niet tot stand is gekomen nadat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] zijn (genuanceerde) kijk op de veiligheidsvraag had toegelicht aan dr. [betrokkene3] . De rechtbank concludeert dan ook dat [eis.hfdz./ged.vrijw.1] de door De Bedrijfspoli en [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] gemotiveerd bestreden stelling dat dat het door [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] ingenomen standpunt onjuist was, niet concreet en onvoldoende heeft onderbouwd, zodat voor bewijslevering geen plaats is. [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft immers geen concrete te bewijzen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zij tot bewijs zou moeten worden toegelaten op dit punt.
5.8.
Ten aanzien van het verwijt dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] geen advies heeft gevraagd aan de behandelend cardioloog overweegt de rechtbank het volgende.
5.9.
De Bedrijfspoli betwist niet dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] zelf geen contact heeft gezocht met de behandelend cardioloog en dat hij zich heeft gebaseerd op uitlatingen van [betrokkene1] en [eis.hfdz./ged.vrijw.2] (zie onder 5.4) maar bestrijdt dat hij die suggestie jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft gewekt. De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat noch [betrokkene1] noch [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] aan [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft geschreven dat hij rechtstreeks contact heeft gehad met de behandelend cardioloog, en [eis.hfdz./ged.vrijw.1] heeft nagelaten te stellen op welke wijze [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] die suggestie dan wel zou hebben gewekt. Voorts kan onder de gegeven omstandigheden evenmin worden aangenomen dat het niet rechtstreeks benaderen van de behandelend cardioloog als een tekortkoming moet worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is immers dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] aanleiding had om te twijfelen aan de uitspraken van zijn voorganger en van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zelf. Daarbij komt dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat indien [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in 2018 contact had gezocht met het VUmc, de behandelend cardioloog van dat moment op zijn verzoek wel een verklaring had willen afleggen, en zo ja, dat die verklaring hetzelfde had geluid als die van dr. [betrokkene3] en zo ja, dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] op basis van een dergelijke verklaring aan [eis.hfdz./ged.vrijw.1] had kunnen c.q. moeten adviseren om [eis.hfdz./ged.vrijw.2] weer zijn oude werkzaamheden te laten hervatten. Ter zitting heeft Binnenkade verklaard dat [eis.hfdz./ged.vrijw.2] na zijn operatie wel onder controle stond bij de afdeling cardiologie, maar pas bij de tweejarige controle in oktober 2019 de interventiecardioloog dr. [betrokkene3] zag, zodat onduidelijk is welke artsen of cardiologen hij tussendoor heeft gezien. Bovendien heeft De Bedrijfspoli onweersproken gesteld dat het standpunt van de behandelend arts niet de enige omstandigheid is, en ook geen omstandigheid van doorslaggevende betekenis, waar een bedrijfsarts rekening mee houdt. Een bedrijfsarts is als arts gehouden om zelfstandig een beoordeling te maken en de werkplek daarbij te betrekken. Mede in het licht van hetgeen onder 5.6 is overwogen, kan derhalve niet worden uitgegaan van het door [eis.hfdz./ged.vrijw.1] gesuggereerde causale verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade.
5.10.
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] de onder 5.2 genoemde norm niet heeft geschonden door zijn advies aan [eis.hfdz./ged.vrijw.1] bij de re-integratie van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] en door de behandelend cardioloog van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] niet rechtstreeks om zijn oordeel te vragen. Bovendien kan het causale verband tussen de schade en het niet rechtstreeks bevragen van de cardioloog niet worden vastgesteld omdat [eis.hfdz./ged.vrijw.1] dit verband in het licht van de betwisting onvoldoende heeft toegelicht.
Onrechtmatig handelen van De Bedrijfspoli jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.2]
5.11.
[eis.hfdz./ged.vrijw.2] heeft aan zijn vordering uit hoofde van onrechtmatige daad eveneens ten grondslag gelegd dat De Bedrijfspoli onzorgvuldig heeft gehandeld en dat hij veel eerder in zijn eigen functie als lasser op de scheepswerf had kunnen terugkeren indien de behandelend cardioloog vroegtijdig was geraadpleegd. Hierdoor heeft hij immateriële schade geleden aangezien het slechte vooruitzicht van blijvende arbeidsongeschiktheid en ontslag een grote impact heeft gehad op zijn fysieke en geestelijke gezondheid, aldus [eis.hfdz./ged.vrijw.2] .
5.12.
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat het advies op basis van de op dat moment voorhanden zijnde informatie niet onbegrijpelijk laat staan onzorgvuldig was en heeft dan ook geoordeeld dat De Bedrijfspoli niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar (zorg)verplichtingen jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.1] .
5.13.
[eis.hfdz./ged.vrijw.2] heeft aan zijn vordering geen andere feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd dan [eis.hfdz./ged.vrijw.1] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van De Bedrijfspoli en de door haar ingeschakelde [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] niet kan worden aangemerkt als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW, nog los van de vraag of de psychische schade van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] kwalificeert als ‘aantasting van de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106 BW. Daarmee wil de rechtbank overigens de impact van de hartstilstand en het re-integratietraject op de psychische gesteldheid van [eis.hfdz./ged.vrijw.2] niet onderschatten. Het gaat hier echter om de aansprakelijkheidsvraag en voor het aannemen van aansprakelijkheid van De Bedrijfspoli jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.2] zijn hier onvoldoende aanknopingspunten.
Conclusie en proceskosten
5.14.
Uit het voorgaande blijkt dat De Bedrijfspoli niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar overeenkomst met [eis.hfdz./ged.vrijw.1] , en evenmin onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eis.hfdz./ged.vrijw.2] . Aan de bespreking van de schade komt de rechtbank dan ook niet toe. Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eis.hfdz./gedn.vrijw.] worden afgewezen.
5.15.
[eis.hfdz./gedn.vrijw.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak en het vrijwaringsincident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Bedrijfspoli worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat vrijwaring 563,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 8.234,00
De kosten in de hoofdzaak aan de zijde van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] worden begroot op € 1.770,00 (2 punten × 0,5 × tarief € 1.770,00). De kosten van het voegingsincident zullen als onnodig veroorzaakt voor rekening worden gelaten van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] .
in de vrijwaringszaak
5.16.
Nu de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar is gebleken, moeten de vorderingen in de vrijwaringszaak worden afgewezen.
5.17.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de regel dat de ‘verliezer’ in de vrijwaring, in dit geval De Bedrijfspoli, de kosten in de vrijwaring dient te vergoeden. In artikel 11.4 van de overeenkomst tussen De Bedrijfspoli en [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] valt niet te lezen dat [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] deze kosten voor zijn rekening moet nemen. Daarin staat immers: ‘Opdrachtnemer vrijwaart Opdrachtgever voor aanspraken van derden, verband houdende met en voortvloeiend uit de uitvoering door Opdrachtnemer (…) van deze Overeenkomst.’
De proceskosten in de vrijwaring zijn het gevolg van de keuze van De Bedrijfspoli om [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in vrijwaring op te roepen, en kunnen niet worden aangemerkt als een aanspraak van derden.
5.18.
Ook ziet de rechtbank in genoemd artikel geen grond om de kosten van De Bedrijfspoli in de hoofdzaak, voor zover de kosten niet conform het liquidatietarief voor rekening van [eis.hfdz./ged.vrijw.1] komen, voor rekening van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] te laten komen. Dit zijn immers kosten die De Bedrijfspoli zelf heeft gemaakt om zich in de hoofdzaak te verweren tegen een (onterechte) aanspraak van derden. Nu De Bedrijfspoli de hoofdzaak heeft gewonnen, kunnen deze kosten niet als onderdeel worden gezien van de verplichting van de waarborg om de schade van de gewaarborgde te vergoeden. Bovendien betreffen deze meerkosten evenmin een aanspraak van een derde.
5.19.
De Bedrijfspoli zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] worden begroot op:
- griffierecht 1.666,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 5.206,00

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eis.hfdz./ged.vrijw.1] in de kosten van de hoofdzaak en het vrijwaringsincident, aan de zijde van De Bedrijfspoli tot op heden begroot op € 8.234,00, en tevens in de kosten van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] in de hoofdzaak, tot op heden begroot op € 1.770,00,
in de zaak in vrijwaring
6.3.
wijst de vorderingen af,
6.4.
veroordeelt De Bedrijfspoli in de proceskosten, aan de zijde van [gev.pp.hfdz.+ged.vrijw.] tot op heden begroot op € 5.206,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.