Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2021
[verzoeker A] , te [plaats A] , verzoeker;
Procesverloop
Overwegingen
8 mei 2020 door verzoeker aangegeven dat hij niet kan werken naast zijn studie. Aan verzoeker is meegegeven dat als hij 15 à 16 uur per week werkt, hij geen beroep hoeft te doen op bijstand. De bijstandsnorm voor verzoeker bedraagt € 618,86. Na het gesprek zijn aan hem schriftelijke afspraken over de zoekperiode toegezonden met het verzoek deze getekend te retourneren. Verzoeker woont bij zijn grootouders waardoor de kostendelersnorm geldt. In een latere email en in een daaropvolgend gesprek op 12 mei 2020 is door verzoeker aangegeven dat 16 uur per week werken te veel tijd kost. Naast zijn studie zou hij dat fysiek en mentaal niet aankunnen. Verzoeker is van mening dat werk niet boven studie gaat. Hij gaat daarom ook niet akkoord met de verplichting tot arbeidsinschakeling en zal de gemaakte afspraken niet ondertekenen.
4 augustus 2020 is door verzoeker bevestigd dat hij voltijd studerend is wat volgens hem de bedoeling is van de wetgever voor jongeren tot 27 jaar. Volgens verzoeker zijn de arbeidsverplichtingen dan ook niet op hem van toepassing.
Verzoeker stelt desgevraagd dat hij na de beoordelingsperiode nog (reguliere) bijstand ter voorziening in zijn levensonderhoud heeft aangevraagd nu hij inmiddels de leeftijd van
27 jaar heeft bereikt. Deze aanvraag is door de gemeente eind januari 2021 afgewezen (lees: buiten behandeling gelaten). Dit heeft als gevolg dat hij geen voorziening heeft kunnen verkrijgen voor het zelfstandig voorzien in zijn levensonderhoud. Hij is hierdoor genoodzaakt om te blijven lenen waardoor zijn schulden oplopen, om te kunnen voorzien in het benodigde levensonderhoud. Verzoeker is dan ook genoodzaakt om een voorlopige voorziening aan te vragen, nu hij niet zelfstandig kan voorzien in zijn eigen levensonderhoud.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.