ECLI:NL:RBGEL:2021:4976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/05/392813 / KZ ZA 21-144
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot inschrijving trainers en jurylid voor Europese kampioenschappen acrobatische gymnastiek

In deze zaak vordert Stichting Acro c.s. dat de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) haar besluit intrekt om trainers en een jurylid niet af te vaardigen naar de Europese kampioenschappen acrobatische gymnastiek in Pesaro, Italië, van 23 september tot 3 oktober 2021. De KNGU had deze beslissing genomen naar aanleiding van klachten over grensoverschrijdend gedrag tegen de betrokken trainers en jurylid. De rechtbank Gelderland oordeelt dat de KNGU niet de bevoegdheid had om deze beslissing te nemen, aangezien de klachten niet voldoende waren onderbouwd en de betrokkenen niet voorafgaand aan de beslissing waren gehoord. De rechtbank stelt vast dat de besluiten van de KNGU naar verwachting in een bodemprocedure niet in stand zullen blijven, en beveelt de KNGU om binnen 24 uur na het vonnis de betrokken trainers en jurylid in te schrijven voor de Europese kampioenschappen. Tevens wordt de KNGU veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/392813 / KZ ZA 21-144
Vonnis in kort geding van 17 september 2021
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING ACRO ACADEMY NOORD NEDERLAND,
gevestigd te Drachten,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mr. L.M. de Wit en mr. G.J.M. Volders te 's-Hertogenbosch,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE GYMNASTIEK UNIE,
gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. L.J.J. van Asseldonk te Tilburg.
Eisers zullen hierna gezamenlijk als Stichting Acro c.s. worden aangeduid, dan wel afzonderlijk als Stichting Acro, [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] . Gedaagde zal de KNGU worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 23 producties,
  • een set van vijf producties van de KNGU,
  • een aanvullende productie 24 van Stichting Acro c.s.,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van Stichting Acro c.s.,
  • de pleitnota van de KNGU.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting Acro zet zich in voor (topsport) acrobatiek in Nederland door trainingen te faciliteren en lokale clubs te ondersteunen. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn alle drie bestuurslid van Stichting Acro, [eiser 3] is voorzitter. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn binnen Stichting Acro actief als trainers/coaches. [eiser 2] is tevens internationaal jurylid van de Acrobatische Gymnastiek.
Stichting Acro is lid van de KNGU en dat brengt met zich dat haar bestuurders en de bij de Stichting Acro betrokken gymnasten eveneens lid zijn van de KNGU.
2.2.
De KNGU is binnen Nederland de sportbond voor de gymnastiek. Acrobatische Gymnastiek is één van de disciplines binnen de KNGU.
De KNGU heeft binnen Nederland onder andere de taak om nationale toernooien, competities en wedstrijden te organiseren. Op Europees niveau is daartoe de UEG (Union Européenne de Gymnastique) bevoegd, mondiaal de FIG (Federation International de Gymnastique).
2.3.
Begin mei 2021 zijn tegen [eiser 2] , [eiser 4] en [eiser 3] klachten ingediend wegens grensoverschrijdend gedrag.
2.4.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft de directeur van de KNGU aan [eiser 2] het navolgende geschreven.

Het bestuur van de KNGU is op de hoogte gebracht van de melding die tegen u is ingediend bij het ISR(rb: het Instituut Sport Rechtspraak)
vanwege mogelijk grensoverschrijdend gedrag tegen een of meerdere leden van de KNGU. Er bestaat het vermoeden dat u het Reglement Algemeen Tuchtrecht van 30 juli 2020 heeft overtreden.
De melding wordt verder in behandeling genomen door de aanklager van het ISR die optreedt namens de KNGU.
Zodra het ISR u op de hoogte stelt van de aanzegging, wordt ook de bond hierover ingelicht. De volgende personen binnen de KNGU worden op de hoogte gebracht: KNGU-bestuur, algemeen directeur, vertrouwenscontactpersoon en adviseur strategie en beleid/directiesecretaris. Wanneer het onderzoek is afgerond stelt de aanklager de KNGU op de hoogte van de beslissing. Deze beslissing wordt onder bovenstaande groep gedeeld.
Gezien uw uitzending naar WK Acro is ook [naam 1] (manager sporters & fans) ingelicht over deze aanzegging. De aanzegging heeft op dit moment geen gevolgen voor uw uitzending. Echter gaan we graag met u in gesprek, zodat we mogelijke vragen die u heeft over het effect van deze aanzegging op uw uitzending kunnen bespreken. Er wordt een afspraak gemaakt met [naam 1] en een van de vertrouwenscontactpersonen (…)”.
2.5.
Bij e-mail van 25 mei 2021 heeft de Beleid- en projectondersteuner & Vertrouwenscontactpersoon van de KNGU aan [eiser 2] onder meer bericht te begrijpen dat het voor [eiser 2] onduidelijk kan zijn waar de klacht over gaat en dat zij voor vragen over de aanklacht en de procedure contact kan opnemen met het ISR.
2.6.
Op 7 juni 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 2] , de Businessunit manager Sporters & Fans van de KNGU, mevrouw [naam 1] , en de Beleid- en projectondersteuner & Vertrouwenscontactpersoon van de KNGU, mevrouw [naam 2] .
2.7.
Van 23 september 2021 tot 3 oktober 2021 vindt in Pesaro, Italië, de European Age Group Competitions in Acrobatic Gymnastics en het Europees kampioenschap Acrobatische Gymnastiek voor junioren en senioren plaats (hierna: EAGC / EK 2021).
2.8.
De Landelijke Technische Commissie Acrobatische Gymnastiek (hierna: LTC-AG KNGU) is een organisatorisch onderdeel van de KNGU. Zij organiseert activiteiten in naam, onder auspiciën of onder verantwoording van de KNGU binnen de discipline Acrobatische Gymnastiek. De LTC-AG KNGU is betrokken bij de gang van zaken rondom wedstrijden op nationaal niveau en in de voorbereidende fase voor internationale wedstrijden.
2.9.
Verenigingen binnen de discipline Acrobatische Gymnastiek kunnen bij de LTC-AG teams opgeven voor kwalificatie voor de Nederlandse delegatie die zullen deelnemen aan het EAGC / EK 2021. [eiser 3] heeft bij e-mail van 21 juni 2021 acht teams voor deelname aan deze kwalificatie doorgegeven. Deze teams bestaan uit 19 gymnasten in de leeftijdscategorieën van 11 tot 19 jaar. De kwalificatiewedstrijden hebben plaatsgevonden op 10 en 31 juli en 7 augustus 2021.
[eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] waren bij deze kwalificatie betrokken in hun rol als trainer/coach. Zeven van de opgegeven teams hebben zich gekwalificeerd voor het EAGC / EK 2021 en het achtste team is reserve.
2.10.
Bij e-mail van 22 juni 2021 heeft de LTC-AG aan [eiser 3] gevraagd om ook door te geven welke trainers er verwacht worden mee te gaan ter begeleiding van de Nederlandse delegatie naar het EAGC/EK 2021 in verband met het reserveren van hotelkamers.
2.11.
Bij e-mail van 23 juni 2021 heeft [eiser 3] de namen van [eiser 2] , [eiser 4] en zichzelf doorgeven.
2.12.
De LTC-AG heeft een Internationaal Wedstrijdboekje Acrobatische Gymnastiek (maart 2017; hierna: Internationaal Wedstrijdboekje) samengesteld. Het Internationaal Wedstrijdboekje bevat informatie bedoeld voor A-sporters die deel uitmaken van een door de KNGU samengestelde Nederlandse delegatie Acrobatische Gymnastiek. Daarnaast is deze informatie ook gericht op de ouders en/of verzorgers en trainers van deze sporters en de bestuurders van de betrokken verenigingen. In het Internationaal Wedstrijdboekje is opgenomen dat het van belang is om alle betrokkenen goed te informeren omdat er bij de samenstelling van een delegatie en het deelnemen aan een internationaal evenement heel wat komt kijken. Een optimale voorbereiding geeft meer garantie op een goed verloop en een optimale sportieve prestatie. Specifiek de trainers en bestuursleden spelen daarin een hoofdrol, aldus de LTC-AG in het Internationaal Wedstrijdboekje. In het |Internationaal Wedstrijdboekje is het traject om te komen tot een door de KNGU samengestelde Nederlandse delegatie Acrobatische Gymnastiek onderverdeeld in vier fasen, waarvan voor onderhavig kort geding de delegatiefase van belang is.
Onder het kopje “Delegatiefase” in het Internationaal Wedstrijdboekje staat opgenomen dat indien door sporters is voldaan aan de voorwaarden van kwalificatie (zoals opgenomen in het Kwalificatiedocument van het betreffende seizoen) de LTC-AG in samenwerking met de Topsportafdeling van de KNGU (de uiteindelijke verantwoordelijke partij) zal overgaan tot het samenstellen van de delegatie. Daarbij gelden de volgende criteria:

In de voordracht van een delegatie zal de LTC met een aantal punten rekening houden, zoalsCriteria vanuit de UEG en/of FIG voor delegatiesamenstelling;Het daarin toegestane aantal sporters per discipline;
Het daarin toegestane aantal begeleidende coaches/trainers van sporters;
Aanwijzen delegatieleider;
Aanwijzen internationale juryleden;
Eventuele noodzaak van medische begeleiding;
Beschikbaarheid van financiële middelen ter ondersteuning van de delegatie”.
Wat betreft de trainers wordt vermeld:

De trainer is verantwoordelijk voor het coachen en begeleiden van de deelnemende sporters van hun vereniging en de uitvoer van het programma”.
Verder is in het wedstrijdboekje opgenomen dat er per evenement internationale juryleden aangewezen worden door de LTC-AG om deel te nemen aan de delegatie en dat verenigingen geen jurylid kunnen aandragen bij deelname aan internationale wedstrijden.
2.13.
In het Huishoudelijke reglement van de KNGU is - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:
“3.1.05. Internationale wedstrijden
(…)
3. De kwalificatie-eisen en kwalificatieprocedures van de overige disciplines worden vastgesteld door het Bondsbureau (manager Sporters & Fans), waar nodig in overleg met de relevante partijen binnen de werkorganisatie.”
2.14.
In het (concept) Topsportprotocol Acrobatische Gymnastiek van de Dutch Gymnastics (zoals de KNGU zichzelf ook wel noemt, hierna; DG) van november 2020 is, voor zover van belang het volgende opgenomen:
“Vooraf
(…)
In dit protocol leggen we de procedure vast om deel uit te maken van een Dutch Gymnastics AG delegatie bij Internationale wedstrijden waarvoor kwalificatie en inschrijving de verantwoordelijkheid zijn van DG.
(…)
HOW
(…)
Voor het samenstellen van de DG/AG-delegaties maken we gebruik van verenigings-sporters en -coaches, Nederlandse internationaal gebrevetteerde juryleden en ervaren neutrale delegatieleiding.”
2.15.
In het Kwalificatiedocument EAGC/EK 2021 Acrobatische Gymnastiek Pesaro 2021 van juni 2021 (hierna: het Kwalificatiedocument) van de DG (de KNGU) is de kwalificatienorm EAGC/EK vastgesteld en de regelgeving met betrekking tot kwalificatie. Met betrekking tot het EK 2021 is in het kwalificatiedocument het volgende opgenomen:

Kwalificatiemomenten:
Nader te bepalen op topsport overleg
-
Definitive Registration deadline
EAGC: 29-6-2021
EK: 6-7-2021
-
Nominative Registration deadline
EAGC: 30-8-2021
EK: 8-9-2021”.
2.16.
Bij de Definitieve Registration is er sprake van een inschrijving en registratie van aantallen sporters, coaches, begeleiders et cetera op basis van maximaal mogelijke (deel)delegatiesamenstelling(en). Wel zijn de namen van de juryleden daarbij vermeld. Bij de Nominative Registration vindt inschrijving op naam, waaronder die van de trainer, van de delegatie plaats.
2.17.
Bij brief van 10 augustus 2021 heeft de Businessunit manager Sporters & Fans, voor zover van belang, het volgende aan [eiser 2] geschreven:
“De directie van de KNGU is op de hoogte gebracht van het ISR-onderzoek dat is gestart naar aanleiding van diverse signalen met betrekking tot mogelijk grensoverschrijdend gedrag.
Er bestaat het vermoeden dat u het Reglement Algemeen Tuchtrecht van 1 aug 2020 heeft overtreden. Het onderzoek is afgerond en de rapportage zal eind augustus richting de aanklager van het ISR verzonden worden. De rapportage zal verder in behandeling genomen worden door de aanklager van het ISR, die mede optreedt namens de KNGU.
Als KNGU hechten we veel waarde aan een veilig sportklimaat. We vinden het belangrijk dat trainers, coaches en andere betrokkenen in de gymsport op een pedagogische verantwoorde manier hun taak uitoefenen en zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie.
Op dit moment willen we de onrust rondom lopende onderzoeken zoveel mogelijk beperken. Zowel richting melders als richting beklaagden. Dit is de reden dat wij, als directie van de KNGU in overleg met het bestuur, hebben besloten om u niet als begeleider mee te sturen naar de EAGC en/of EK acrobatische gymnastiek in Pesaro, Italië.
We beseffen ons dat dit besluit u, maar ook de betrokken atleten direct raakt. We gaan dan ook graag met u in gesprek om de consequenties van dit besluit te bespreken.”
2.18.
[eiser 3] en [eiser 4] hebben op 10 augustus 2021 eveneens (ieder afzonderlijk) een eensluidende brief ontvangen van de Businessunit manager Sporters & Fans.
2.19.
Bij brief van 12 augustus 2021 heeft de Businessunit manager Sporters & Fans, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [eiser 2] :
“Dinsdag spraken wij elkaar naar aanleiding van mijn mail van 10 augustus, waarin ik aangaf dat ik het besluit heb genomen om jou niet uit te sturen naar de EK acro in Pesaro, Italië.
In navolging van ons gesprek waarin ik mondeling dit besluit heb toegelicht, wil ik door middel van deze brief laten weten op welke grond ik tot dit besluit ben gekomen.
In het HR van de KNGU (hst. 3, 3.1.05) is bepaald dat kwalificatieprocedures voor deelname aan internationale toernooien worden vastgesteld door de Businessunit manager Sporters & Fans. In de betreffende kwalificatieprocedure voor het EK is vastgelegd dat de gehele delegatie wordt voorgedragen aan het bestuur van de KNGU. Uiteindelijk is het aan het oordeel van de Businessunit manager Sporters & Fans om een besluit te nemen over de uit te zenden delegatie.
Bij besluitvorming omtrent voordracht van het begeleidingsteam voor het Ek Acro kan ik niet voorbij gaan aan het feit dat er een onderzoek loopt bij het ISR naar de vraag of mogelijk sprake is van overtreding van het Algemeen Tuchtreglement. De uitkomsten hiervan zijn nog onzeker. Met inachtneming van de huidige lijn binnen de KNGU die luidt dat uitzending namens de KNGU aan internationale toernooien tijdens een lopend onderzoek c.q. tuchtrechtelijke procedure niet aan de orde is, kan ik daarom niet anders dan concluderen dat je in de formele rol van jurylid niet van de delegatie deel kan uitmaken.
Ik realiseer mij dat je in juni wel bent meegegaan naar het WK acro als jurylid, terwijl de situatie toen niet anders was dan nu. Terugkijkend had ik gezien de huidige toe te passen lijn het besluit moeten nemen jou toen niet uit te sturen.”
2.20.
De ouders van 30 gymnasten (onder wie de ouders van alle 16 gymnasten die deelnemen aan het EAGC/EK 2021, waarvan de jongste 11 jaar oud is) bij Stichting Acro hebben bij brief van 25 augustus 2021 aan de KNGU laten weten dat zij geschokt waren te horen dat de KNGU de drie trainers met wie hun kinderen intensief werken, heeft verboden om hun kinderen te begeleiden tijdens het EK en zij willen graag dat de KNGU haar besluit in deze terugdraait. De ouders hebben geen enkele ervaring met grensoverschrijdend gedrag van genoemde trainers en zij onderstrepen het belang van een zorgvuldig onderzoek. Verder hebben de kinderen de vertrouwde trainers de komende weken en straks in Italië keihard nodig voor het plezier in de sport en het kunnen leveren van een optimale prestatie. Volgens de ouders wordt met het besluit van de KNGU om de trainers niet mee te laten gaan de belangen van hun kinderen op een onverantwoorde wijze geschaad. Bij begeleiding door andere minder vertrouwde en minder ervaren trainers hebben de ouders grote zorgen over de veiligheid en gezondheid van de van de grotendeels minderjarige kinderen.
2.21.
Stichting Acro c.s. heeft op verzoek van de Businessunit Manager Sporters & fans, op 28 augustus 2021 een alternatieve coachstaf opgegeven. De KNGU heeft deze alternatieve coachstaf daadwerkelijk ingeschreven bij de Nominative Registration. Deze inschrijving kan na 30 augustus 2021 nog wel gewijzigd worden.
2.22.
Waar trainers/coaches worden aangedragen door de verenigingen worden de namen van de juryleden aangedragen door de LTC-AG in de fase van Definitieve Registration. Het opgeven van twee juryleden is mogelijk maar het is slechts verplicht om één jurylid in te schrijven. De LTC-AG heeft twee namen van juryleden opgegeven waaronder [eiser 2] . De KNGU heeft [eiser 2] , ondanks haar besluit van 10 augustus 2021, toch bij de Nominative Registration opgegeven, omdat inschrijving na 30 augustus 2021 niet meer mogelijk is. Wel kan de KNGU een jurylid zonder gevolgen terugtrekken.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Acro c.s. vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de KNGU te veroordelen:
I. om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 2] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts,
II. om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 3] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts,
III. om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 4] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts,
IV. en de KNGU te gebieden om [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] definitief bij de European Gymnastics in te schrijven voor het EAGC.EK 2021, op straffe van een dwangsom van
€ 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven, en voorts,
V. de KNGU te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente binnen veertien dagen na dit vonnis.
3.2.
Stichting Acro c.s. stelt primair dat de besluiten van de KNGU in strijd met de reglementen van de KNGU zijn genomen waardoor deze besluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 onder c BW vernietigbaar zijn. Het Huishoudelijk Regelement, de kwalificatie-eisen en de kwalificatieprocedure bieden geen grondslag dan wel bevoegdheid voor de KNGU om het besluit te nemen om een trainer en/of jurylid geen deel te laten uitmaken van de delegatie. Voor zover genoemde reglementen al enige grondslag bieden beperkt deze zich tot het aantal trainers.
Subsidiair stelt Stichting Acro c.s. dat de besluiten in redelijkheid niet genomen hadden kunnen worden dan wel in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid en vernietigd moeten worden (artikel 2:15 BW lid 1 onder b jo artikel 2:8 BW dan wel artikel 7:904 BW). Van een beleidslijn dat trainers en/of juryleden niet worden uitgezonden naar internationale toernooien indien een onderzoek naar hen is ingesteld is geen sprake. Deze beleidslijn is in geen enkel reglement opgenomen of aan de leden van de KNGU kenbaar gemaakt. Deze beleidslijn kan dan ook niet ten grondslag liggen aan de besluiten.
Verder worden de belangen van [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] onevenredig hard getroffen en is er onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de gymnasten. De besluiten zijn prematuur genomen nu er slechts sprake is van een onderzoek waarvan de uitkomst ertoe kan leiden dat de zaken worden geseponeerd. De KNGU loopt vooruit op de tuchtprocedure en legt in feite een sanctie op. De KNGU zegt wel dat er geen sprake is van een ordemaatregel maar feitelijk is daar wel sprake van en moet dan ook als zodanig worden gekwalificeerd. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] worden in hun eer en goede naam aangetast en leiden hierdoor reputatieschade. Ook de belangen van de gymnasten zijn onvoldoende meegenomen door de KNGU. De merendeels minderjarige gymnasten hebben een sterke behoefte om begeleid te worden door hun eigen vertrouwde trainers. Vooral ook om de zorg voor hun fysieke veiligheid en mentale welbevinden. Zie in dit kader ook de brandbrief van de ouders van de gymnasten aan de KNGU.
3.3.
De KNGU voert als verweer dat Stichting Acro niet inzichtelijk heeft gemaakt in welke zin zij belang heeft bij het kort geding noch formuleert zij een vordering in het petitum. Derhalve dient Stichting Acro niet-ontvankelijk verklaard te worden in onderhavige procedure.
Verder stelt de KNGU dat het de KNGU is die een delegatie dient samen te stellen bestaande uit gymnasten, trainers en internationale juryleden. Dat volgt uit artikel 3.1.05 van het Huishoudelijk Reglement, het Kwalificatiedocument (punt 5 Delegatievoordracht), het Internationaal wedstrijdboekje en het Topsportprotocol Acrobatische Gymnastiek die in onderling samenhang gelezen moeten worden. Er zijn ook andere fasen, naast de kwalificatiefase, waaruit de verantwoordelijkheid van de KNGU en de daaruit voortvloeiende bevoegdheid ten aanzien van de samenstelling van de delegatie volgt. Afvaardiging van het team vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de KNGU. Het is de Businessunit manager Sporters & Fans die eindverantwoordelijke is voor onder meer de samenstelling van de internationale delegatie en de nominatieve inschrijving hiervan.
Voor wat betreft juryleden doet het LTC- AG een voordracht aan de KNGU en is het de KNGU die de bevoegdheid heeft de internationale juryleden vast te stellen en in te schrijven.
Verder voert de KNGU aan dat zij bij de genomen besluiten haar huidige beleidslijn, die als gevolg van het intreden van de turncrisis sinds juli 2020 handen en voeten heeft gekregen, na afweging van alle betrokken belangen heeft aangehouden. Deze beleidslijn is (nog) niet expliciet opgenomen in het Huishoudelijk Reglement en/of Protocollen maar dat maakt niet dat de KNGU niet vanuit haar eigen beleidsvrijheid tot deze besluitvorming heeft kunnen komen. De KNGU heeft bij de toelichting van haar besluiten willen aangeven dat het een beleidslijn is om bij betrokkenheid bij tuchtrechtelijke onderzoeken/procedures in principe de betrokkene niet af te vaardigen naar een internationaal evenement. Dit is slechts anders indien zwaarwegende belangen zich hiertegen verzeten. De beleidslijn maakt onderdeel uit van de noodzaak die de KNGU voelt en de intrinsieke wens om een cultuurverandering in gang te zetten naar aanleiding van de turncrisis. Daarmee is geen voorschot genomen op de uitkomsten van een eventueel tuchtrechtelijke procedure maar wel dat uit het oogpunt van het voorkomen/beperken van onrust en creëren van duidelijkheid, juryleden en coaches niet worden uitgezonden naar een internationaal evenement als het EAGC. Voor de legitimiteit van de beleidslijn is het niet noodzakelijk dat deze in zijn algemeenheid aan haar leden kenbaar is gemaakt. Bovendien mag uit de stappen die de KNGU heeft gezet en die ook in openbaarheid zijn gekomen wel duidelijk zijn welk uitgangspunt de KNGU heeft. De KNGU beroept zich in dit kader op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-|Leeuwarden ([naam 3] zaak) waaruit volgt dat de KNGU als vereniging de nodige vrijheid heeft om eigen beleidsafwegingen en keuzes te maken. Met een dergelijk besluit wordt ook niet vooruit gelopen op de uitkomsten van een tuchtrechtelijke procedure, aldus het hof (geen sprake van schending van de onschuldpresumptie).
De KNGU heeft jegens [eiser 2] een foutief besluit genomen door haar eerder in 2021 wel uit te zenden naar het WK. Hieruit volgt geen verplichting om [eiser 2] nu ook af te vaardigen naar het EAGC/EK 2021. Het feit dat twee namen door het LTC-AG zijn doorgegeven maakt dat niet anders. De KNGU kan de keuze maken slechts 1 jurylid af te vaardigen.
Volgens de KNGU is niet voldoende concreet onderbouwd waarom [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] onevenredig in hun belangen worden getroffen. Niet is uitgelegd waarom de sportieve belangen worden geschaad. Er is geen sprake van het terugtrekken van een definitieve inschrijving van de trainers.
Ook hun eer en goede naam worden niet geschaad want op geen enkele wijze is door de KNGU ruchtbaarheid gegeven aan het ISR onderzoek. Niet valt in te zien waarom de trainers en het jurylid in hun dagelijkse werkzaamheden en het voorzien in levensonderhoud worden geschaad, althans dat is niet onderbouwd.
Het is aan de trainers/coaches om hun gymnasten er op voor te bereiden dat hun trainer/coach mogelijk niet aanwezig is bij een internationaal evenement. De fysieke veiligheid en mentale welbevinden is gewaarborgd met een gekwalificeerde alternatieve coachstaf en er is ruim de tijd gegeven om de gymnasten vertrouwd te maken met deze lternatieve coachstaf.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de KNGU op goede gronden heeft besloten om [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] niet als jurylid respectievelijk trainer af te vaardigen naar de internationale wedstrijden die van 23 september tot 3 oktober 2021 in Pesaro, Italië worden gehouden in de discipline acrobatische gymnastiek. Gelet op het zeer nabije tijdstip waarop deze wedstrijden zullen worden gehouden, is deze zaak spoedeisend.
4.2.
Stichting Acro is lid van de KNGU en vanuit hun betrokkenheid bij deze stichting zijn ook [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] dat, evenals de betrokken sporters en sportsters.
De KNGU stelt zich op het standpunt dat de Stichting Acro niet duidelijk heeft gemaakt in welke zin de Stichting Acro zelf belang heeft bij dit kort geding en meent dat zij om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Dit verweer wordt verworpen. De stichting Acro zet zich in voor de belangen van de acrobatiek in Nederland, onder meer door het faciliteren van trainingen en de ondersteuning van lokale verenigingen. Door de weigering van de KNGU om haar trainers, tevens ook haar bestuurders, af te vaardigen naar de wedstrijden in Italië wordt schade toegebracht aan de reputatie van de stichting.
Bovendien komt de Stichting Acro op voor de met haar verbonden sporters en sportsters, grotendeels nog minderjarig, die direct getroffen worden door het feit dat hun eigen trainers niet mee mogen naar de internationale wedstrijden.
Nu uit het verweer van de KNGU blijkt dat ook zij rekening heeft gehouden met deze lezing van de dagvaarding, is er geen reden om de Stichting Acro als procespartij niet te ontvangen in deze zaak.
4.3.
Stichting Acro c.s. stelt zich op het standpunt dat de gewraakte besluiten vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel op grond van artikel 7:904 BW.
4.4.
De eerste vraag die hierbij aan de orde komt is of de KNGU bevoegd is tot het nemen van deze besluiten. Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat de genomen beslissing onmiskenbaar het karakter draagt van een ordemaatregel, al wil de KNGU dat zelf niet zo duiden. De enige reden om de beide trainers en het jurylid niet in de delegatie op te nemen, is dat tegen hen klachten zijn ingediend bij het ISR. Hun professionele kwalificaties staan niet ter discussie en ook anderszins is er geen reden genoemd waarom zij niet zijn voorgedragen. Het moge zo zijn dat de KNGU bevoegd is om niet twee, maar één jurylid aan te wijzen, maar op die grond was de beslissing niet gebaseerd, zodat aan de verwijzing naar dit onderdeel van de regeling voorbij wordt gegaan.
De KNGU heeft haar bevoegdheid gegrond op het Internationaal Wedstrijdboekje (2.12), haar huishoudelijk reglement (2.13), het concept Topsportprotocol (2.14) en het Kwalificatiedocument EAGC/EK. Aan de hand daarvan heeft zij betoogd dat haar businessunit manager Sporters & Fans, mevrouw [naam 1] , bevoegd zou zijn tot het nemen van de gewraakte beslissingen. De voorshandse conclusie kan echter geen andere zijn dan dat in al deze documenten geen enkele aanwijzing is te vinden die erop wijst dat mevrouw [naam 1] bij haar beslissingen zou kunnen en mogen laten meewegen dat er sprake is van klachten wegens grensoverschrijdend gedrag van welke aard dan ook, hoe ruim die bevoegdheden tekstueel ook mogen luiden
Het is een feit van algemene bekendheid dat de bevoegdheid tot het treffen van orde- en tuchtmaatregelen wegens onoorbaar gedrag belegd pleegt te worden bij besturen van rechtspersonen, dan wel bij directies, niet bij managers in kantoororganisaties. Indien dat in een enkel geval al anders zou zijn, dan toch niet bij de KNGU. Zij heeft de tuchtrechtspraak over haar leden immers ondergebracht bij het ISR. Het reglement van het ISR, dat als productie is overgelegd, bepaalt met zoveel woorden dat ordemaatregelen uitsluitend door het bondsbestuur genomen kunnen worden, al dan niet op verzoek van de aanklager ter voorkoming van herhaling, om de rust te herstellen of de veiligheid te waarborgen. Het bondsbestuur heeft zodanige beslissing echter niet genomen, nog daargelaten dat de beslissing van mevrouw [naam 1] slechts is gebaseerd op een door haar gestelde noodzaak om onrust te voorkomen, zonder dat op enigerlei wijze is gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat in dit geval sprake is van enige onrust.
4.5.
Aan het voorgaande doet niet af dat de KNGU ter zitting heeft laten weten de door mevrouw [naam 1] genomen beslissingen te ondersteunen, ook beleidsmatig. Dat enkele feit maakt haar immers niet bevoegd en als dat statutair al anders zou liggen, dan is dat in deze procedure gesteld noch gebleken.
4.6.
Wat betreft het beleidsmatige aspect geldt dat de KNGU daarover geen consistente standpunten heeft ingenomen. Enerzijds heeft zij gesteld dat zij sinds kort geen trainers en juryleden naar internationale wedstrijden uitzendt indien zij betrokken zijn bij tuchtrechtelijke onderzoeken of procedures en dat zij daarbij niet wil inzoomen op de aard van de klachten, omdat er dan wordt vooruitgelopen op de uitkomst van de tuchtprocedures. In het ter zitting gevoerde debat komt zij echter op deze benadering terug, door het standpunt te betrekken dat het niet zo is dat ‘een trainer met klacht per definitie niet kan deelnemen’ en dat het beleid dan ook niet in beton is gegoten. Wat dit in concreto betekent blijft echter volstrekt onduidelijk, aangezien de aard en de ernst van de klachten niet wordt meegewogen. Sterker nog, de KNGU heeft aangegeven zelfs niet op de hoogte te zijn van de inhoud van de meldingen. Het enkele feit dat er onderzoek wordt gedaan door de aanklager is voldoende om niet uit te zenden, omdat, zo stelt zij, een klacht sowieso ernstig is, in geval de aanklager bij het ISR besluit een (voor)onderzoek te doen. Dat laatste blijkt echter niet uit het reglement van het ISR. Nadat de aanklager de klacht heeft onderzocht kan hij immers beslissen om de zaak te seponeren en dus niet aan te brengen bij de tuchtcommissie. Dat de aard van de klacht niet heeft meegespeeld blijkt overigens ook uit de brieven van 10 augustus 2021, waarin betrokkenen op de hoogte zijn gebracht van de besluiten (2.17 en 2.18).
[eiser 2] heeft in dit verband terecht verwezen naar de onder 2.4 weergegeven brief van 19 mei 2021. Daaruit blijkt dat er toen wel degelijk een afweging heeft plaatsvonden, al is in het geheel niet duidelijk hoe en vanuit welke gezichtspunten. [eiser 2] werd immers, ondanks de bij het ISR ingediende klachten tegen haar als jurylid uitgezonden naar het WK Acro. De KNGU stelt thans dat dat een foutief besluit is geweest, maar laat in het midden wat dan de fout wel geweest is. Was er geen beleid? Was de afweging fout en, zo ja, waarom? Bleken de klachten bij nader inzien te ernstig? Is er nadien onrust ontstaan over de uitzending? Iedere toelichting ontbreekt.
Bij dit alles komt nog dat de KNGU ter zitting heeft erkend dat het beleid, wat dat dan ook precies zou zijn, op geen enkele wijze kenbaar is gemaakt onder haar leden en dit klemt te meer nu zij de stichting Acro voorhoudt dat zij er tijdig in had moeten voorzien dat haar pupillen met het oog op het deelnemen aan de internationale wedstrijden kennis hadden kunnen maken en ervaring hadden kunnen opdoen met anderen dan de eigen trainers voor het geval deze niet zou kunnen meereizen naar Italië.
4.7.
Op zichzelf kan de KNGU als vereniging uiteraard maatregelen treffen in geval er sprake is van tuchtrechtelijke klachten, maar dat dient dan wel met de nodige zorgvuldigheid en prudentie te geschieden, waarbij op voorhand helder is wie tot welke besluiten bevoegd is, wat precies het onderliggende beleid is, hoe de belangen tegen elkaar zijn afgewogen en of betrokkenen daarover tijdig zijn geïnformeerd en worden meegenomen in de besluitvorming voordat de besluiten worden genomen. Op al deze punten schiet het besluitvormingsproces in deze zaak ernstig tekort. De besluiten zijn genomen zonder betrokkenen te voren te horen. Dat klemt te meer nu de genomen beslissingen verstrekkende gevolgen hebben voor de stichting Acro c.s. Zij hebben er terecht op gewezen dat zij publiekelijk worden beschadigd en in hun eer en goede naam worden aangetast. De KNGU doet dat echter betrekkelijk achteloos af met het verweer dat die stelling niet voldoende is onderbouwd. Waar rook is vuur, zo luidt het echter in de volksmond, en dat geluid zal zich sterker laten gelden nu in de internationale turnwereld zeer ernstige misstanden aan het licht zijn gekomen. In zoverre kan er begrip zijn voor de moeilijke positie waarin een organisatie als de KNGU zich bevindt en de dilemma’s waarmee zij wordt geconfronteerd, begrip dat overigens ook door de stichting Acro c.s. en de betrokken ouders wordt getoond. Dat neemt niet weg dat de KNGU ook verantwoordelijkheid draagt voor haar leden, of dat nu trainers, juryleden en de sporters zelf zijn. Zij zal zich in ieder individueel geval terdege dienen te beraden over de aard en de ernst van de klachten, door wie ze zijn ingediend, de proportionaliteit van de te treffen maatregelen, de gevolgen daarvan voor de verschillende direct betrokkenen en het feit dat verse paardenmest ook rookt, zonder dat sprake is van vuur, zodat vooralsnog dient te worden uitgegaan van onschuld tot het tegendeel is gebleken, hetgeen onverlet laat dat afhankelijk van de omstandigheden ordemaatregelen geboden kunnen zijn.
In dit kader luidt het voorlopige oordeel dat de KNGU zich jegens eisers niet zodanig heeft gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, zodat verwacht wordt dat de bodemrechter desgevraagd de bestreden besluiten zal vernietigen. Niet alleen de zorgvuldigheid is geschonden, ook de motivering schiet ernstig te kort. In wezen volstaat de KNGU met de stelling dat de uitsluiting noodzakelijk is om onrust rondom lopende onderzoeken zoveel mogelijk te beperken. Van enige afweging van belangen blijkt echter niet. Is sprake van onrust, is onrust ontstaan na de uitzending van [eiser 2] naar de WK Acro, waarom kunnen betrokkenen binnen Nederland ongehinderd hun activiteiten voortzetten en leidt dat dan tot gevreesde onrust of juist niet, in hoeverre is gesproken met de betrokken ouders van deze vrijwel allemaal minderjarige deelnemers en in hoeverre is het belang meegewogen dat geen van die ouders zich herkennen in de aanklachten en unaniem de wens hebben uitgesproken om hun kinderen te laten begeleiden door hun trainers. Wat te denken van het belang van de kinderen zelf, die nu zij op een internationaal forum niet vergezeld en ondersteund worden door de trainers die hen hebben opgeleid en met wie ze vertrouwd zijn?
4.8.
De slotsom van dit alles dat de bestreden besluiten naar verwachting in een bodemprocedure niet in stand zullen blijven, zodat de gevraagde voorzieningen zullen worden toegewezen.
4.9.
Ten aanzien van de door Stichting Acro c.s. gevorderde dwangsom heeft de KNGU te kennen gegeven aan een eventuele veroordeling te zullen voldoen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan deze toezegging van de KNGU te twijfelen. Derhalve zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
4.10.
De KNGU zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Acro c.s. worden begroot op:
- betekening oproeping € 125,09
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.808,09

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de KNGU om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 2] ;
5.2.
veroordeelt de KNGU om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 3] ;
5.3.
veroordeelt de KNGU om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 4] ;
5.4.
gebiedt de KNGU om [eiser 2] als jurylid en [eiser 3] en [eiser 4] als trainer definitief bij de European Gymnastics in te schrijven voor het EAGC.EK 2021;
5.5.
veroordeelt de KNGU in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Acro c.s. tot op heden begroot op € 1.808,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt de KNGU in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de KNGU niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.
fo/gw/vg