ECLI:NL:RBGEL:2021:5069

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
05/143324-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke aanrijding door bestuurder zonder rijbewijs met cocaïne in bezit

Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Oss, die op 30 mei 2021 in Zaltbommel een dodelijke aanrijding heeft veroorzaakt. De verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs, reed met een bedrijfsauto en heeft daarbij een voetganger, genaamd [slachtoffer], aangereden. De aanrijding vond plaats op de Ketelsteeg, waar de verdachte de voetganger van achteren raakte terwijl deze aan de linkerzijde van de weg liep. De voetganger liep ernstig letsel op, waaronder zwaar hersenletsel, en overleed later die dag aan de gevolgen van de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte had de aanwezigheid van de voetganger kunnen en moeten waarnemen, maar heeft dit nagelaten. Bovendien heeft hij na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden aan het slachtoffer, wat in strijd is met artikel 184 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop en het rijden zonder rijbewijs. Daarnaast was de verdachte op 31 mei 2021 in Venlo in het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/143324-21
Datum uitspraak : 22 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. H.H. van Steijn, advocaat in Berlicum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 september 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Zaltbommel, in de gemeente Zaltbommel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Van Heemstraweg-Oost, gaande in de richting van de Waaldijk, daarmede rijdende over de weg, de Ketelsteeg,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich een voetganger op de linker zijde van de door hem, verdachte, bereden rijstrook van die weg (de Ketelsteeg) en/of in de aan die rijstrook grenzende (linker) berm bevond en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte, niet werd beperkt, of
terwijl zijn, verdachtes, zicht werd beperkt door (laagstaande) zon, althans door in zijn, verdachtes, richting schijnend(e) zon(licht), en heeft nagelaten (een) passende maatregel(en) te treffen teneinde een beter zicht te hebben op de weg en/of het verkeer, en/of
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de Ketelsteeg) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of zich er niet tijdig van vergewist heeft dat de weg vrij was van verkeer en/of
met een, gelet op de verkeerssituatie, te hoge snelheid op die weg (de Ketelsteeg) heeft gereden en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Ketelsteeg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Zaltbommel, in de gemeente Zaltbommel, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de Van Heemstraweg-Oost, gaande in de richting van de Waaldijk, daarmede heeft gereden over de weg, de Ketelsteeg,
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich een voetganger op de linker zijde van de door hem, verdachte, bereden rijstrook van die weg (de Ketelsteeg) en/of in de aan die rijstrook grenzende (linker) berm bevond en/of
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de Ketelsteeg) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of zich er niet tijdig van vergewist heeft dat de weg vrij was van verkeer en/of
met een, gelet op de verkeerssituatie, te hoge snelheid op die weg (de Ketelsteeg) heeft gereden en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Ketelsteeg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde voetganger, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Zaltbommel op/aan de Ketelsteeg, op of omstreeks 30 mei 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) was gedood, dan wel letsel was toegebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Zaltbommel op/aan de Ketelsteeg, op of omstreeks 30 mei 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten,
3
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Er is sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag en daarmee van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten tijde van het verkeersongeval niet roekeloos, in elk geval zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. De omstandigheden die in de tenlastelegging zijn opgenomen hebben zich niet voorgedaan en volgen niet uit de bewijsmiddelen. Hoewel verdachte niet kan verklaren waarom hij het slachtoffer niet heeft zien lopen, is dat hetgeen er is gebeurd. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat het zicht van verdachte op de weg en op de andere verkeersdeelnemers werd belemmerd. Uit de gegevens van de zender in de auto volgt dat verdachte niet met een hoge snelheid gereden heeft. De maximaal toegestane snelheid op de Ketelsteeg bedraagt 80 kilometer per uur en verdachte reed gemiddeld 52 kilometer per uur. Het gegeven dat verdachte het slachtoffer heeft geraakt, levert enkel bewijs voor zijn onoplettendheid op, zonder dat zich bijkomende omstandigheden hebben voorgedaan die het oordeel rechtvaardigen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het feit dat aan verdachte geen rijbewijs is afgegeven, kwalificeert evenmin als bijkomende omstandigheid nu dat feit niet op zichzelf al met zich brengt dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel onoplettend was. Evenmin is gebleken dat de aanrijding mede is veroorzaakt doordat verdachte onvoldoende rijvaardig was. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen kan het volgende – dat ook niet ter discussie staat – worden vastgesteld.
Verdachte, die niet in het bezit is van een rijbewijs [2] , reed op zondag 30 mei 2021 omstreeks 12:25 uur als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) over de Ketelsteeg in Zaltbommel, komende uit de richting van de Van Heemstraweg-Oost en gaande in de richting van de Waalbandijk. [3] Op datzelfde moment was de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aan het hardlopen op de Ketelsteeg. [slachtoffer] liep – bezien vanuit de rijrichting van verdachte – aan de linkerzijde van de rijbaan van de Ketelsteeg als voetganger in gelijke richting als verdachte reed. [4]
Ter hoogte van [adres 2] is [slachtoffer] van achteren door het voertuig van verdachte aangereden. [slachtoffer] werd door de linker voorzijde van het voertuig geraakt en belandde vervolgens in een greppel links van de rijbaan. [5] [slachtoffer] heeft als gevolg van de aanrijding letsel opgelopen dat bestond uit zwaar hersenletsel en diverse letsels aan het hoofd (onder andere een schedelbasisfractuur) en ledematen. [slachtoffer] is diezelfde middag aan de gevolgen van het opgelopen neurologisch trauma overleden. [6]
Door de aanrijding met [slachtoffer] heeft het voertuig van verdachte schade opgelopen aan de linker koplamp en de linker buitenspiegel en ter hoogte van de linker A-stijl van de voorruit, in de vorm van een “ster” in het glas en met daarin achtergebleven haren. [7]
Ter plaatse van het ongeval had de rijbaan van de Ketelsteeg een recht verloop en had de rijbaan een breedte tussen 3,1 meter en 4,0 meter. [8] Er zijn aan weerszijden van het wegdek geen trottoirs of fietspaden. [9] Het voertuig van verdachte heeft een breedte van 1.68 meter. [10] Het zicht vanuit zijn voertuig over de Ketelsteeg werd voor verdachte op generlei wijze belemmerd. [11]
Kort voor de aanrijding heeft [slachtoffer] mevrouw [getuige 1] gepasseerd, die eveneens liep aan de – weer vanuit de rijrichting van verdachte bezien – linker zijde van de rijbaan van de Ketelsteeg, naast het asfalt. [12]
Toetsingskader voor schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos althans zeer dan wel aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld zoals bedoeld in artikel 6 WVW. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Hoe moet het rijgedrag van verdachte worden gekwalificeerd?
Om op of langs de Ketelsteeg andere verkeersdeelnemers veilig te kunnen passeren zal het voor bestuurders van motorvoertuigen zoals auto’s, tractoren en vrachtauto’s vrijwel altijd noodzakelijk zijn om snelheid en rijrichting aan te passen aan die andere verkeersdeelnemers. De weg heeft ter plaatse van de aanrijding een beperkte breedte. Bovendien zijn er geen fietspaden en trottoirs en moeten alle verkeersdeelnemers in principe gebruik maken van hetzelfde, relatief smalle weggedeelte. Extra oplettendheid is dus vereist, in het bijzonder ten opzichte van kwetsbare verkeersdeelnemers als voetgangers en fietsers.
Op grond van de verklaring van getuige [getuige 1] kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] niet alleen aan de linkerzijde van de rijbaan liep maar ook in een rechte lijn. [13] Nergens blijkt uit dat [slachtoffer] kort voor of op het moment van de aanrijding plotselinge of onverwachte bewegingen maakte of ineens van richting veranderde. Vastgesteld wordt daarom dat [slachtoffer] zich heeft gedragen zoals van een voetganger verwacht mag worden.
Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat de Ketelsteeg een smalle weg is en dat hij bekend was met deze weg. [14] Vaststaat voorts dat het zicht van verdachte vanuit zijn auto over de Ketelstraat niet werd belemmerd. Verdachte had vrij zicht over de weg. Verdachte heeft andere verkeersdeelnemers wel opgemerkt, zo volgt uit zijn verklaring dat het op straat “best druk” was met wandelaars en fietsers en dat hij vlak voor de aanrijding een vrouw had ingehaald. [15]
Gelet op de vereiste extra oplettendheid vanwege de beperkte breedte van de weg, de afwezigheid van trottoirs of fietspaden en de aanwezigheid van wandelaars op de weg, en gelet op het feit dat verdachte bekend was met de (omstandigheden op de) Ketelsteeg, en het feit dat [slachtoffer] daar op een wijze liep zoals die van een voetganger verwacht mag worden, had verdachte [slachtoffer] kunnen en ook moeten waarnemen. Verdachte had als achteropkomende verkeersdeelnemer vervolgens moeten anticiperen op de aanwezigheid van [slachtoffer] door minst genomen naar de rechter weghelft te sturen teneinde [slachtoffer] veilig te kunnen passeren.
Verdachte heeft echter in het geheel niet geanticipeerd en niet naar rechts bijgestuurd. Hij heeft immers de aan de linker kant van de weg lopende [slachtoffer] aangereden. De aanrijding had niet plaatsgevonden als verdachte [slachtoffer] wel had waargenomen en wel had geanticipeerd door naar rechts te sturen. Door dit niet te doen heeft verdachte in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) niet voldaan aan zijn verplichting om zo veel mogelijk rechts te houden.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 19 RVV. Daartoe wordt het volgende overwogen. Niet is vastgesteld dat verdachte op het moment van de aanrijding de maximum snelheid van 80 kilometer per uur heeft overschreden; uit de analyse van de Track&Trace gegevens van het voertuig van verdachte volgt juist dat hij over de Ketelstraat over een afstand van zo’n 1100 meter met een gemiddelde snelheid van ongeveer 57 kilometer per uur heeft gereden. En toch heeft Getuige [getuige 2] , woonachtig aan de [adres 3] , verklaard dat ze een auto hoorde rijden en dat deze “harder reed dan normaal”. [16] En ook [getuige 3] , woonachtig aan de [adres 4] , heeft verklaard dat hij een auto “hard voorbij hoorde rijden”. [17] Dit terwijl het volgens verdachte op de Ketelstraat “best druk was”. [18] Op grond van de verklaringen van beide getuigen stelt de rechtbank vast dat verdachte ook niet heeft geanticipeerd op de situatie ter plaatse door zijn snelheid aan te passen. Door dit niet of onvoldoende te doen was verdachte niet in staat om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de Ketelsteeg kon overzien.
Tot slot geldt dat verdachte bewust de keuze heeft gemaakt om (ook) die bewust 30 mei 2021 zonder rijbewijs toch een auto te besturen.
De slotsom is dat, alle omstandigheden afwegend – de gezien de breedte van de Ketelsteeg vereiste extra oplettendheid, verdachte’s bekendheid met de Ketelsteeg, de kwetsbaarheid van [slachtoffer] als voetganger, die verdachte wel had kunnen en moeten waarnemen, het onvoldoende rechtshouden, het onvoldoende aanpassen van de snelheid en het rijden zonder rijbewijs –, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander werd gedood. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden en dat sprake is van ernstige schuld.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze heeft gezien dat de man werd gelanceerd door de auto en dat ze de auto heeft zien wegrijden, zonder te stoppen en in volle vaart richting de Waaldijk. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf de voorkant een klap hoorde en dat hij zag dat de voorruit kapot was gegaan. [20] Hij schrok en liet het gas los. Daarna gaf hij gas bij en reed door. [21] Het was volgens verdachte duidelijk dat hij iets had aangereden. [22] Ook heeft hij verklaard dat hij in paniek raakte en niet is gestopt omdat de auto niet verzekerd was en hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Verdachte is vervolgens naar het huis van zijn ouders gegaan om spullen te pakken en heeft vervolgens de trein naar Venlo genomen en heeft de nacht bij een vriend doorgebracht. Verdachte heeft voor zijn aanhouding geen contact gezocht met de politie. [23]
Verdachte is op maandag 31 mei 2021 omstreeks 13:20 uur aangehouden. [24]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte artikel 184 van de Wegenverkeerswet heeft geschonden doordat hij niet binnen twaalf uren na het verkeersongeval en voordat hij als verdachte is aangehouden of verhoord vrijwillig van het ongeval kennis heeft gegeven aan een van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen en daarbij zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig bekend heeft gemaakt. Gelet op de getuigenverklaring [getuige 1] , waarin staat vermeld dat zij zag dat [slachtoffer] gelanceerd werd door de auto en de verklaring van verdachte dat hij zag dat de voorruit kapot was gegaan en het hem duidelijk was dat hij iets had aangereden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat hij aan een ander letsel had toegebracht.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 104;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 205-207;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks30 mei 2021 te Zaltbommel, in de gemeente Zaltbommel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto
), komende uit de richting van de Van Heemstraweg-Oost, gaande in de richting van de Waaldijk, daarmede rijdende over de weg, de Ketelsteeg,
roekeloos,
in elk gevalzeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich een voetganger op de linker zijde van de door hem, verdachte, bereden rijstrook van die weg (de Ketelsteeg) en
/ofin de aan die rijstrook grenzende (linker) berm bevond en
/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte, niet werd beperkt,
of
terwijl zijn, verdachtes, zicht werd beperkt door (laagstaande) zon, althans door in zijn, verdachtes, richting schijnend(e) zon(licht), en heeft nagelaten (een) passende maatregel(en) te treffen teneinde een beter zicht te hebben op de weg en/of het verkeer, en
/of
niet,
althans in onvoldoende mateheeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor, naast en
/ofachter hem gelegen gedeelte van die weg (de Ketelsteeg) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/ofzich er niet tijdig van vergewist heeft dat de weg vrij was van verkeer en
/of
met een, gelet op de verkeerssituatie, te hoge snelheid op die weg (de Ketelsteeg) heeft gereden en
/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/
of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Ketelsteeg) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metvoormelde voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Zaltbommel op/aan de Ketelsteeg, op
of omstreeks30 mei 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] )
was gedood,
dan welletsel was toegebracht;
3
hij op
of omstreeks31 mei 2021 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,8 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 25 augustus 2021 en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, zodat de geadviseerde bijzondere voorwaarden door de reclassering kunnen worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is mede betrokken het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 juli 2021.
Verdachte heeft op zondag 30 mei 2021 rijdend over de Ketelsteeg in Zaltbommel de langs deze weg hardlopende [slachtoffer] van achteren aangereden. [slachtoffer] heeft daarbij onder andere ernstig hersenletsel opgelopen en is als gevolg daarvan overleden.
Hoewel verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild, draagt verdachte wel schuld aan deze dodelijke aanrijding en is hij daarvoor strafrechtelijk volledig aansprakelijk. Verdachte heeft [slachtoffer] namelijk niet opgemerkt waar dat wel had gekund en gemoeten. Verdachte heeft zijn rijgedrag niet aangepast aan de situatie ter plaatse. De Ketelsteeg is ter plaatse slechts enkele meters breed. Voor het veilig passeren van andere verkeersdeelnemers zullen vrijwel altijd snelheid en rijrichting aangepast moeten worden. Dat heeft verdachte niet gedaan waardoor hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere, ernstige verkeersfouten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank vooropgesteld dat verdachte geen rijbewijs heeft en ook nooit heeft gehad. Verdachte heeft niet eens de moeite genomen om ooit een rijbewijs te halen. Op de vraag van de politie tijdens een verhoor waarom hij zijn rijbewijs niet gehaald heeft, antwoordde hij onder andere: “laksheid”. Ondanks dat hij geen rijbewijs heeft behaald, heeft verdachte er steeds weer bewust voor gekozen om toch gewoon auto rijden. En dat zijn geen incidentele keuzes geweest. Sterker nog: verdachte heeft jarenlang bij voortduring en structureel auto gereden. Exemplarisch in dit verband is dat hij enkele weken voor de aanrijding een baan had aangenomen waarvoor hij van zijn werkgever een auto ter beschikking had gekregen, zijn werkgever daarbij bewust in de waan latend dat hij wel over een rijbewijs beschikte. Verdachte is in de afgelopen jaren meerdere keren stevig beboet voor rijden zonder rijbewijs. Verdachte is echter kennelijk hardleers en is ondanks al die boetes gewoon blijven rijden. Hij deed ook zijn best om de politie te ontlopen: die zondag reed hij juist over de Ketelsteeg zodat de kans om politie tegen te komen kleiner was. Verdachte laat daarmee zien dat hij totaal onverschillig staat tegenover de risico’s van zijn onverantwoorde (rij)gedrag voor andere weggebruikers. Het is mede deze onverschilligheid die uiteindelijk [slachtoffer] fataal is geworden. En het is ook deze onverschilligheid die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Ook rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij na het ongeval – in de wetenschap dat hij zojuist iemand had aangereden – gewoon is doorgereden en vervolgens naar een vriend in Venlo is gegaan. Alles wijst erop dat verdachte niet van plan was om zich uit eigen beweging bij de politie te melden maar dat hij ervoor koos om een tijdje onder te duiken, ook al zeiden familie en vrienden hem dat hij dat niet moest doen. Ook daarmee toont verdachte zich ernstig onverschillig ten opzichte van het slachtoffer. Hij heeft alleen aan zichzelf gedacht en heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de gevolgen van de aanrijding – het tragische overlijden van de heer [slachtoffer] –, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met hetgeen in het reclasseringsrapport van 25 augustus 2021 over verdachte naar voren is gebracht. Volgens de reclassering kunnen van sancties en begeleiding van verdachte wel enig effect uitgaan op het gedrag van verdachte. In het verleden zijn veroordelingen voor gewelds- en vermogensdelicten uitgebleven na een reclasseringstoezicht. Wel is het zo dat verdachte desondanks toch is doorgegaan met drugsgebruik en dat hij contacten onderhield die hieraan gerelateerd waren. Ook is verdachte bewust blijven rijden zonder rijbewijs en soms ook nog eens onder invloed, zo laten eerdere veroordelingen zien. Er heeft een beoordeling plaats gevonden op basis van het dossier door het indicatieoverleg volwassenen van het NIFP. Zij spreken van mogelijke problemen in het drugsgebruik en van antisociale persoonlijkheidskenmerken. Het drugsgebruik, psychosociaal functioneren en de houding van betrokkene maken dat sprake is van een hoge recidivekans. Dit maakt dat reclasseringstoezicht en interventies worden geadviseerd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat voor de afdoening van deze zaak een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar worden opgelegd. Het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf is hoger dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank gaat daartoe over om aan verdachte duidelijk te maken dat het echt afgelopen moet zijn met het autorijden zonder rijbewijs.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet;

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarde voorwaarden dat:
- verdachte zich direct of uiterlijk binnen 48 uur na het ingaan van zijn proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering, afdeling 's-Hertogenbosch, gelegen aan de [adres 5] te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- verdachte werkt mee aan nader onderzoek door een forensische zorginstelling en houdt zich aan de daaruit voortkomende adviezen ook indien dit een behandeling inhoudt. De behandeling start na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de verslavingsreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 ontzegt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder feit 1 de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
3 (drie) jaren).
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. C.A.H. Pouwels en mr. dr. G.M. van den Broek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2021.
mr. dr. G.M. van den Broek en mr. C.A.H. Pouwels zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021245069, gesloten op 21 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uitdraai RDW register, p. 198.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 218 en Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35.
6.Proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] , p. 50.
7.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35.
8.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 26.
9.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 26, Afbeelding 7063.
10.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 33.
11.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 225-226.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 225-226.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 238.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 219.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 220.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 238.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 218 en p. 225.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 238.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 248.
22.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
23.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
24.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 104.