ECLI:NL:RBGEL:2021:5280

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/374464 / HA ZA 20-463
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij brand tijdens dakdekkerswerkzaamheden en ontbinding aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van een brand die ontstond tijdens dakdekkerswerkzaamheden. De eisers, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, vorderden onder andere ontbinding van de aannemingsovereenkomst met Ro-Home en schadevergoeding. De brand vond plaats op 17 april 2019 en werd veroorzaakt door een strootje dat in contact kwam met open vuur van de brander. De rechtbank oordeelde dat Hendriks, de dakdekker, geen bijzondere zorgplicht had geschonden, omdat hij handelde conform de geldende NEN-norm 6050 en de brand het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De rechtbank ontbond de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk, omdat de hoofdwoning door de brand was verwoest, waardoor de werkzaamheden niet meer konden worden uitgevoerd. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers en de tussenkomende partij, Onderling Verzekerd, af, en veroordeelde hen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat Ro-Home recht had op een vergoeding voor reeds verrichte werkzaamheden, maar dat de schadevergoeding niet aan de eisers verschuldigd was, omdat de uitkering van de verzekering niet als schadevergoeding kon worden beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/374464 / HA ZA 20-463 / 1571 / 876
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van

1.[eis.conv./ged.reconv.1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eis.conv./ged.reconv.2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RO-HOME HOUTBOUW B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat voorheen mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven, thans mr. M. Bouman te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RO-HOME TIMMERWERK B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat voorheen mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven, thans mr. M. Bouman te Eindhoven,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HENDRIKS DAK- EN GEVELTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. L.G.C.M. de Wit te Oosterhout Noord-Brabant,
waarin als tussenkomende partij is toegelaten:
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
ONDERLING VERZEKERD U.A.,
gevestigd te Vleuten,
eiseres in conventie
gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. I. van der Putt-van Vessem te De Bilt.
Eisers worden hierna [eis.conv./gedn.reconv.] genoemd. Gedaagden 1 en 2 worden hierna afzonderlijk Ro-Home Timmerwerk en Ro-Home Houtbouw en gezamenlijk Ro-Home genoemd. Gedaagde partij 3 wordt hierna Hendriks genoemd. Tot slot wordt de tussenkomende partij hierna Onderling Verzekerd genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie en conclusie tot aanvulling en wijziging van eis ex artikel 130 Rv. van de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.]
  • de akte vermeerdering van eis tevens akte houdende aanvullende producties van de zijde van Onderling Verzekerd
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van de zijde van Onderling Verzekerd
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Voor de weergave van de feiten wordt verwezen naar het vonnis in incident van
11 november 2020. Hieraan worden de volgende feiten toegevoegd:
2.1.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft met ingang van 6 juli 1999 met Onderling Verzekerd een brandverzekering afgesloten onder polisnummer [nummer] . Onder deze brandverzekering is de huishoudelijke inboedel verzekerd voor een bedrag van € 75.000,00, het woonhuis met rieten dak voor een bedrag van € 300.000,00, het bijgebouw voor een bedrag van € 77.143,00, de elektronica voor een bedrag van € 20.000,00 en de kostbaarheden voor een bedrag van € 15.000,00.
2.2.
Onderling Verzekerd heeft uit hoofde van de brandverzekering als gevolg van de brand een bedrag van € 507.005,77 aan [eis.conv./gedn.reconv.] uitgekeerd. Dit bedrag heeft Onderling Verzekerd als volgt gespecificeerd:
Opstal € 385.422,11
Inboedel (voorschotten) € 100.000,00
Opruimingskosten (Dolmans en Salvage) € 21.583,66.
In een brief van 2 april 2020 ten aanzien van de schade-uitkering heeft Onderling Verzekerd onder de post ‘overige kosten’ een bedrag van € 6.550,00 opgenomen met de omschrijving ‘overige bereddingskosten (bouwhekken e.d.)’.
2.3.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft Onderling Verzekerd als gesubrogeerd verzekeraar op grond van artikel 7:962 BW Ro-Home en Hendriks aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de brand door Onderling Verzekerd aan [eis.conv./gedn.reconv.] uitgekeerde en nog uit te keren schadevergoeding.
2.4.
De Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (Vebidak) heeft een informatieblad genaamd ‘Brandveilig werken op daken - een wederzijds belang’ uitgebracht. Hierin staat, voor zover hier van belang:
“In de praktijk kan veilig met open vuur of met een föhn worden gewerkt, tenzij het vuur of de hete lucht in aanraking kan komen met brandbare materialen.
(…)
Aandachtspunten voor brandveilig werken met open vuur of föhn
 Bij brandgevaarlijke details zo mogelijk een dakbedekkingssyteem kiezen dat zelfklevend of koud verkleefbaar is en dus zonder open vuur kan worden aangebracht.
 Kieren, spleten en spouwen vermijden of afsluiten, bijvoorbeeld door een dampremmende laag.
 Toepassing van brandbare (isolatie-)materialen in de risicogebieden vermijden, óók in aansluitende gevelconstructies. ”
2.5.
Bij de stukken bevindt zich een artikel genaamd ‘NEN 6050: Ontwerpvoorwaarden voor brandveilig werken aan daken’. Hierin staat, voor zover hier van belang:
“Brander blijft op het dak
De risico’s bij werkzaamheden met open vuur kunnen geminimaliseerd worden, mits enkele eenvoudige basisregels in acht worden genomen. De dakenbranche heeft deze basisregels middels eenduidige eisen in een norm vastgelegd. (…) Brandveilig werken op daken betekent dat bij het ontwerp van het dak, en met name de detaillering, mogelijke risico’s zorgvuldig worden beoordeeld. Het ontwerp, de materiaalkeuze en de werkmethode moeten worden aangepast aan het risico. Met de opvolging van de eisen uit NEN 6050 wordt aan deze doelstelling voldaan.
(…)
Samenvattend:
 Aansluitingen, zoals bijvoorbeeld dakranden, ontluchtingen en hemelwaterafvoeren, en ook kieren moeten duurzaam worden afgeschermd zonder gebruik te maken van open vuur, voordat het complete dakbedekkingssysteem wordt aangebracht.
 Bij opgaand werk met plaat- of schubvormige afwerkingen en onder bepaalde omstandigheden onder overkragende bouwdelen mag in een zone van minimaal 750 mm geen open vuur worden gebruikt.”
2.6.
De Brandweeracademie schrijft over brandweeroptreden bij gebouwen met een rieten dak, het volgende, voor zover hier van belang:
“Brandrisico’s
Doordat er ruimte aan de onderzijde van het traditionele rieten dak zit, kan er zuurstof toetreden bij een brand en kunnen hete verbrandingsgassen zich verspreiden. Hierdoor zal de brand zich snel uitbreiden. Het vuur kan in korte tijd naar de nok uitbreiden, zich naar beide zijden verspreiden en vervolgens uitslaand worden. Daarna zal het dak (en vaak het gebouw) benedenwaarts afbranden.
Bij een traditioneel rieten dak maakt het niet uit of het een brand van binnenuit of van buitenaf betreft, het brandverloop is hetzelfde. Zodra het vuur in de luchtspouw onder het riet komt, zal de brand via de luchtspouw razendsnel naar de nok trekken (schoorsteenwerking).”
2.7.
Bij de stukken bevinden zich verklaringen van een tweetal collega’s van dakdekker [betrokkene2] die beiden op de dag van de brand aanwezig waren op het dak. In de verklaring van [betrokkene1] staat, voor zover hier van belang:
“Voor aanvang van onze werkzaamheden hebben wij een voorinspectie verricht zoals gebruikelijk en het dak vrij gemaakt van stof en ander opgewaaid materiaal.
Voor aanvang van onze dak werkzaamheden is het dak schoon en stofvrij.
Tijdens de voorinspectie waren wij met drie personen aanwezig ikzelf, mijn collega’s [betrokkene2] en [betrokkene3] er waren voor de rest geen andere personen aanwezig tijdens de inspectie en het reinigen van het dak.
(…)
Mijn collega T [betrokkene2] gaf aan dat een strootje voor de brander is gevallen en dat de oorzaak is geweest van de schade.
Ik denk zelf dat dit van het dak afgewaaid is en zo voor de brander terecht is gekomen, dit aangezien het dak erg goed schoongehouden wordt voor en tijdens het werk.”
In de verklaring van [betrokkene3] staat, voor zover hier van belang:
“Voor het werk, maken wij zoals altijd onze werkplek schoon en doen wij verdere inspectie en kijken of er andere bijzonderheden zijn.
Voor het werk is het dak schoon gemaakt en aangeveegd en was er geen vuil of andere obstakels aanwezig behalve het brandpreventie materiaal.
(…)
Ik heb niet gezien hoe de brand ontstaan is.
Wel weet ik dat er niet dicht bij de gevel gebrand is en daarom snap ik ook niet hoe dit heeft kunnen ontstaan.”
2.8.
Op 15 juli 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden over het treffen van maatregelen ter beperking van schade aan de aanbouw. Hierbij waren aanwezig de heer [eis.conv./ged.reconv.1] , de heer [betrokkene4] van de Elberg Groep B.V., de heer [betrokkene5] namens Ro-Home en de heer [betrokkene6] namens Interpolis. In het verslag van deze bespreking staat, voor zover hier van belang:
“Doel van de bespreking was primair om te bezien hoe er schade beperkt kan worden aan de onder handen zijnde aanbouwen van de woning, om onnodige meer schade te voorkomen.
De aanbouwen staan sinds de dag van de brandschade, 17 april 2019, in weer en wind en de in hout opgetrokken houtbouwen worden thans door de weersinvloeden dagelijks verder aangetast.
Door de constructeur van verzekerde, Fledderus Ingenieurs, is een plan opgesteld gedateerd 25 juni en 05 juli 2019, voor de tijdelijke ondersteuning van de platdak constructies van de houten aanbouwen, zijde bestaande woning, ten behoeve van de sloop bestaande woning. (…)
Met de aanwezigen werd overeengekomen dat het in ieders belang is dat er op korte termijn actie wordt ondernomen om onnodige meer schade te voorkomen. Allereerst dient de houten constructie volgens het plan van de constructeur te worden ondersteund dan wel te worden afgestempeld. Verder zal de aanwezige bitumineuze dakbedekking en PIR isolatie op de aanbouwen dienen te worden verwijderd en afgevoerd. Daarna zal de gehele houtbouw dienen te worden ingepakt met bouwzeilen, te bevestigen met tijdelijke spijlen en latwerk en op het platdak indien nodig nog plaatselijk te belasten met zakken zand. De binnenzijden aan de kant van de bestaande woning, tegen het stutwerk aan een noodwand aan te brengen van bijvoorbeeld chipswood of soortgelijk, en deze vervolgens te bekleden met afdekzeil. De tijdelijke afwatering te laten verlopen naar de binnenzijde van de bestaande woning.
De eigenaar zal opdracht geven voor bovengenoemde werkzaamheden, de aannemer zal op korte termijn de werkzaamheden aanvangen. (…)
Verder zullen onnodige materialen en hulpmaterieel van de schadelocatie worden afgevoerd en zal er door de aannemer kostenoverzichten worden verstrekt van de eerder overeengekomen noodmaatregelen, zoals bouwhekken.”
2.9.
In een e-mailbericht van 20 september 2019 van Elberg Groep B.V. aan Ro-Home staat, voor zover hier van belang:
“Met betrekking tot uw factuur gedateerd 15-07-2019, factuurnummer: F2019.014, delen wij het volgende mede:
Wij hebben afgelopen week overleg gevoerd met de expert van de opstalverzekeraar, de heer [betrokkene7] van Hanselman expertise B.V., over de opstalschade.
Hieruit is naar voren gekomen dat de genoemde expert namens de verzekeraar uitsluitend en alleen bereid is om de huur, en het plaatsen en demonteren van de bouwhekken, onder de opstalschade op te nemen, onder de voorwaarde, dat deze kosten nader dienen te worden onderbouwd en verder ook marktconform dienen te zijn.
Dit betreft ons inziens ook slechts een onderdeel van de door u gereclameerde kosten. (…) De factuur aan te passen aan de werkelijke en reële kosten, zodat wij er in overleg met de expert van de verzekeraar voor kunnen zorgen dat deze kosten uiteindelijk aan u betaald gaan worden.”
2.10.
Interpolis heeft onder de CAR-verzekering van Ro-Home een bedrag van € 58.525,00 aan Ro-Home uitgekeerd.
2.11.
De bestaande hoofdwoning is inmiddels gesloopt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eis.conv./gedn.reconv.] vordert, na wijziging van eis bij akte, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
zal gelasten dat de aannemingsovereenkomst tussen Ro-Home en [eis.conv./gedn.reconv.] is ontbonden,
zal gelasten dat Ro-Home het reeds vooruitbetaalde bedrag van € 171.952,30 op de aanneemsom aan [eis.conv./gedn.reconv.] dient terug te betalen,
zal verklaren voor recht dat Ro-Home en Hendriks hoofdelijk aansprakelijk zijn voor, de nog vast te stellen, niet-verzekerde schade als gevolg van de brand,
Ro-Home en Hendriks hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eis.conv./gedn.reconv.] van alle kosten verband houdende met de brand ten bedrage van € P.M., te vermeerderen met de wettelijke rente over die respectievelijke schadeposten vanaf 17 april 2019 tot de dag van algehele voldoening,
Ro-Home en Hendriks hoofdelijk zal veroordelen tot betaling, bij wege van voorschot op de schadevergoeding, van een bedrag van € 1.000.000,00, althans van een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag,
Ro-Home en Hendriks hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten alsmede de nakosten.
3.2.
[eis.conv./gedn.reconv.] legt aan zijn vordering ten grondslag hetgeen hij in het incident heeft gesteld en voegt daaraan het volgende toe. Ro-Home heeft niet het resultaat (te weten een volledige aanbouw en werkzaamheden aan de hoofdwoning) geleverd dat Ro-Home op grond van de aannemingsovereenkomst had moeten leveren, zodat daarmee grond bestaat om de aannemingsovereenkomst te ontbinden. De aannemingsovereenkomst kan ook niet meer worden nagekomen, omdat de hoofdwoning door de brand is verwoest en de aanbouw inmiddels, na het uitblijven van de door Ro-Home op 15 juli 2019 toegezegde maatregelen, door weersinvloeden zodanig is beschadigd dat deze moet worden afgebroken. Als gevolg van de ontbinding van de aannemingsovereenkomst moet Ro-Home hem het als voorschot betaalde bedrag van € 171.952,30 terugbetalen.
Ro-Home en Hendriks zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de ontstane brand en de schade als gevolg daarvan. Ro-Home op grond van artikel 7:751 jo 7:750 BW jo 6:76 BW dan wel 6:171 BW en Hendriks op grond van artikel 6:162 BW. [eis.conv./gedn.reconv.] stelt dat Hendriks de brandermethode niet had mogen gebruiken, vanwege de aanwezigheid van het rieten dak. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft Hendriks gewezen op het risico van brand bij het gebruik van open vuur in de nabijheid van een rieten dak en heeft de voorkeur uitgesproken voor het plakken van de dakbedekking. Ondanks de bekendheid met de risico’s heeft Hendriks toch open vuur gebruikt. Daarmee is Hendriks zijn vanwege het aanzienlijke risico op brand bestaande bijzondere zorgplicht niet nagekomen. Daarnaast heeft Hendriks er niet op toegezien dat het werkoppervlak voorafgaand en tijdens de werkzaamheden goed schoon werd gehouden en dat er branddekens werden gebruikt om de overstek af te dekken. Tot slot hebben de dakdekkers niet adequaat gereageerd op het moment dat de brand was ontstaan.
[eis.conv./gedn.reconv.] verwijt Ro-Home ook onrechtmatig handelen, omdat Ro-Home de werkzaamheden op grond van de aannemingsovereenkomst zodanig onzorgvuldig heeft laten uitvoeren dat dit heeft geresulteerd in aanzienlijke schade.
Vanwege het feit dat [eis.conv./gedn.reconv.] nog steeds niet de financiële middelen heeft om over te gaan tot herbouw van de woning, vordert [eis.conv./gedn.reconv.] in de laatste akte een voorschot van
€ 1.000.000,00 op de uiteindelijke schadevergoeding.
eis na tussenkomst
3.3.
Onderling Verzekerd vordert na wijziging van eis bij akte, samengevat weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat Ro-Home en Hendriks hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de brandschade op 17 april 2019 en dat zij op grond daarvan het onder de brandverzekering aan [eis.conv./gedn.reconv.] uitgekeerde en nog uit te keren verzekerde schadebedrag dienen te vergoeden aan Onderling Verzekerd,
Ro-Home en Hendriks hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van:
a) een bedrag van € 507.005,77 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijk data van uitkering dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
b) - een bedrag van € 7.178,33 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de datum van de factuur dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 13.626,11 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de datum van de factuur dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 20.795,36 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de datum van de factuur dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 1.972,30 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de datum van de factuur dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 217,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de datum van de factuur dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
c) een bedrag van € 5.098,95 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
d) de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor zover de voldoening binnen de gestelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de nakosten.
3.4.
Aan haar vordering legt Onderling Verzekerd dezelfde verwijten als [eis.conv./gedn.reconv.] ten grondslag en voegt daaraan het volgende toe. Onderling Verzekerd stelt dat Hendriks onzorgvuldig heeft gehandeld door het schenden van de voor de branche geldende brandpreventierichtlijnen, nu hij toch gebruik heeft gemaakt van de brandermethode terwijl het opgaand gevelwerk een (droog) rieten dak betrof en er dus een groot risico op brand bestond. Onder deze omstandigheden was de kans op het ontstaan van schade bij het toepassen van de ‘open vuur-methode’ zodanig groot dat op Hendriks een bijzondere zorgplicht rustte ter voorkoming van brand. Indien Hendriks toch aanleiding had mogen zien om gebruik te maken van de brandermethode, heeft volgens Onderling Verzekerd te gelden dat Hendriks heeft nagelaten om voorzorgsmaatregelen te treffen om het grote risico op brand te voorkomen, zoals het nathouden van het riet gedurende de werkzaamheden, het werken in de richting van de dakrand in plaats van in de richting van de zijgevel van de woning (en dus de rieten kap) en het schoonmaken en schoonhouden van het dakvlak vóór en tijdens de werkzaamheden. Tot slot verwijt Onderling Verzekerd Hendriks dat er geen blusdekens aanwezig waren op het dak. Indien Hendriks de betreffende veiligheids-voorschriften was nagekomen, dan was de brand niet ontstaan, aldus Onderling Verzekerd. Onderling Verzekerd acht Hendriks en Ro-Home dan ook hoofdelijk aansprakelijk. Onder de te vergoeden schade valt volgens Onderling Verzekerd ook de redelijk gemaakte kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, door Onderling Verzekerd gespecificeerd als € 43.789,90 aan expertisekosten en € 5.098,95 aan advocaatkosten.
3.5.
Ro-Home voegt aan haar verweer in het incident het volgende toe. Ro-Home beroept zich op artikel 11 van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, waarin zij, kort gezegd, aansprakelijkheid voor schade door onderaannemers heeft uitgesloten. Ten aanzien van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst stelt Ro-Home dat de aanbouw door de brand slechts beschadigd is geraakt en dat de aanbouw had kunnen worden hersteld indien [eis.conv./gedn.reconv.] Ro-Home daartoe had toegelaten, waarvoor Ro-Home verwijst naar de bespreking van 15 juli 2019 (opgenomen onder 2.8.). Voor dit herstel heeft haar CAR-verzekering een bedrag van € 58.525,00 uitgekeerd. Ro-Home betwist aldus dat sprake is van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming van de verbintenis na de brand. Ondanks dat Ro-Home betwist dat het haar taak was om de aanbouw na de brand te beschermen tegen weersinvloeden, heeft zij na de bespreking van 15 juli 2019 nog werkzaamheden aan de aanbouw verricht, zoals het verwijderen van de oude dakbedekking, het aanbrengen van nieuwe dakbedekking en het beitsen van de latei. Vervolgens lagen de werkzaamheden stil in afwachting van nieuwe instructies van [eis.conv./gedn.reconv.] Ro-Home heeft ook op kosten van [eis.conv./gedn.reconv.] stutwerkzaamheden verricht aan de aanbouw, zodat de hoofdwoning kon worden gesloopt.
Ro-Home betwist dat het Hendriks kan worden verweten dat, ondanks de door hem getroffen voorzorgsmaatregelen, één strootje op het dakvlak terecht is gekomen dat voordat Hendriks kon ingrijpen in brand is gevlogen en naar het rieten dak is gewaaid. Volgens Ro-Home heeft Hendriks adequate voorzorgsmaatregelen genomen, door ervoor te zorgen dat het dak schoon was, door de afstand tot brandbare materialen te bewaren zoals de NEN-norm 6050 voorschrijft (en hij zelfs meer afstand heeft gehouden) en door binnen de volgens die norm geldende afstand zelfklevende rollen te gaan gebruiken. De door Onderling Verzekerd aangehaalde brochures maken dit niet anders, nu zij uit 2004 en 2009 zijn en geen normerende status hebben, aldus Ro-Home. Ten aanzien van de beslissing om de brandermethode toe te passen, stelt Ro-Home dat zij daar niet bij betrokken is geweest. Nu het ontstaan van de brand [betrokkene2] als werknemer van Hendriks niet valt aan te rekenen, kan Ro-Home niet aansprakelijk worden gehouden voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de brand en heeft Onderling Verzekerd ook geen verhaalsrecht.
Verder stelt Ro-Home dat zij met Hendriks een gekwalificeerde onderaannemer heeft ingeschakeld en betwist zij dat zij verplicht zou zijn om toezicht te houden op de uitvoering van de werkzaamheden door de onderaannemer, zodat haar geen onrechtmatig handelen kan worden verweten. Indien Ro-Home toch een schadevergoeding zou zijn verschuldigd, beroept Ro-Home zich op verrekening voor een bedrag van € 9.815,52 wegens kosten voor het plaatsen van bouwhekken.
Ro-Home voert tot slot verweer tegen de hoogte van de gevorderde schadebedragen en voert daartoe aan dat een onderbouwing ontbreekt.
3.6.
Hendriks voegt aan zijn verweer in het incident het volgende toe. Hendriks voert aan dat hij de opdracht heeft gekregen om met de brandermethode bitumen dakbedekking aan te brengen, waarbij de dakbedekking in het gedeelte in de nabijheid van het rieten dak zou worden geplakt met behulp van Resitax. Hij is niet betrokken geweest bij besprekingen tussen [eis.conv./gedn.reconv.] en Ro-Home en hij betwist dat [eis.conv./gedn.reconv.] tegenover hem zorgen heeft geuit over het gebruik van open vuur. Hendriks voert verder aan dat hij heeft gehandeld zoals van een redelijk en zorgvuldig handelend dakdekker mag worden verwacht. Hij heeft gewerkt in overeenstemming met de NEN-norm 6050 en los daarvan die maatregelen genomen die noodzakelijk waren voor de veilige uitvoering van de werkzaamheden. Voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden is het dak goed schoongemaakt en schoongehouden. Zijn werknemer [betrokkene2] heeft de juiste afstand tot het rieten dak in acht genomen, omdat hij volgens de norm tot 75 centimeter nog mag branden, terwijl hij op dat moment 2,4 meter afstand had tot het rieten dak. Hendriks betwist dat het riet van het dak zo droog was dat het makkelijk los liet en dat hij daar rekening mee had moeten houden. Daartoe stelt Hendriks dat in dat geval evident meer riet op het dak had gelegen, terwijl in dit geval het dak schoon was. Ongelukkigerwijs is tijdens de werkzaamheden één strootje riet op het dak gewaaid en in de vlam van de brander terecht gekomen. Dat heeft hij niet kunnen voorkomen, aldus Hendriks. De door Onderling Verzekerd voorgestelde maatregelen, zoals het nathouden van het dak en het werken vanaf de zijgevel naar de dakrand toe, waren niet alleen feitelijk onmogelijk maar hadden de brand ook niet kunnen voorkomen, aldus Hendriks. Verder betwist Hendriks dat [betrokkene2] de brand vroegtijdig had kunnen doven. De schoorsteenwerking die inherent is aan een traditioneel rieten dak heeft ervoor gezorgd dat [betrokkene2] en zijn collega-dakdekkers niets hadden kunnen doen om het vuur te doven. Tot slot voert Hendriks verweer tegen de gevorderde schadebedragen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.8.
Ro-Home vordert dat de rechtbank, onder de voorwaarde dat het beroep op verrekening in conventie niet slaagt dan wel dat de vorderingen in conventie worden afgewezen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 9.815,52, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de factuurdata en de proceskosten alsmede de nakosten.
3.9.
Aan haar voorwaardelijk ingestelde vordering legt Ro-Home ten grondslag dat op last van Onderling Verzekerd als opstalverzekeraar van [eis.conv./gedn.reconv.] bouwhekken zijn geplaatst. Ro-Home heeft daarvoor twee facturen, respectievelijk 15 juli 2019 van
€ 6.582,40 en 2 september 2019 van € 3.233,12 aan [eis.conv./gedn.reconv.] gestuurd, maar [eis.conv./gedn.reconv.] heeft deze facturen onbetaald gelaten. Daarom moeten [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd als zijn opstalverzekeraar veroordeeld worden tot voldoening van deze facturen.
3.10.
[eis.conv./gedn.reconv.] voert hiertegen aan dat de bouwhekken juist in opdracht van de verzekeraar van Ro-Home zijn geplaatst ter bescherming van de aanbouw van Ro-Home. Dit was nodig omdat de aanbouw nog niet was opgeleverd. [eis.conv./gedn.reconv.] betwist dat hij betrokken is geweest bij deze beslissing. Voorts voert [eis.conv./gedn.reconv.] aan dat bij hem in het kader van bereddingswerkzaamheden kosten voor het plaatsen van bouwhekken in rekening zijn gebracht. Tot slot voert [eis.conv./gedn.reconv.] aan dat Ro-Home haar vordering niet heeft onderbouwd, doordat zij de betreffende facturen niet in het geding heeft gebracht.
3.11.
Onderling Verzekerd betwist dat Ro-Home op haar een vordering heeft ten aanzien van de geplaatste bouwhekken. In samenspraak met Dolmans, de uitvoerder van de bereddingswerkzaamheden, en Ro-Home heeft de expert van Onderling Verzekerd afgesproken dat Ro-Home de bouwhekken zou plaatsen. Onderling Verzekerd heeft vervolgens de kosten voor het plaatsen van bouwhekken gematigd naar een marktconform tarief en dat bedrag onder de post ‘bereddingskosten’ aan [eis.conv./gedn.reconv.] uitgekeerd.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat Ro-Home geen gebruik heeft gemaakt van de in het tussenvonnis van 11 november 2020 verleende toestemming om Hendriks in vrijwaring op te roepen.
Is Ro-Home Timmerwerk partij bij de aannemingsovereenkomst?
4.2.
Tussen partijen is in geschil of Ro-Home Timmerwerk als contractspartij valt aan te merken. Ro-Home stelt dat dit niet zo is en dat [eis.conv./gedn.reconv.] door ondertekening van de tweede offerte de samengevoegde opdracht aan Ro-Home Houtbouw heeft opgedragen. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft op dit punt gesteld dat de eerste offerte (afkomstig van Ro-Home Timmerwerk) is samengevoegd met de tweede offerte (afkomstig van Ro-Home Houtbouw) en dat [eis.conv./gedn.reconv.] vanwege deze samenvoeging zowel met Ro-Home Timmerwerk als Ro-Home Houtbouw heeft gecontracteerd.
4.3.
In het geval onduidelijk is wie als contractspartij heeft te gelden, moet de overeenkomst worden uitgelegd. Wie partij is bij een overeenkomst hangt af van wat partijen aan elkaar hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (de Haviltex-norm). De aannemingsovereenkomst bestaat uit een samenvoeging van de twee offertes. Op de tweede offerte is onderaan vermeld:
“Offerte 1 wordt met deze opdracht samengevoegd tot 1 opdracht voor het totaalbedrag van
€ 269.700,00”
De rechtbank volgt Ro-Home niet in haar stelling dat de samengevoegde opdracht slechts aan Ro-Home Houtbouw werd opgedragen. Het gaat te ver om uit het enkele feit dat [eis.conv./gedn.reconv.] de laatste offerte voor akkoord heeft getekend, af te leiden dat [eis.conv./gedn.reconv.] daaruit had moeten begrijpen dat alleen Ro-Home Houtbouw als partij zou hebben te gelden. Voor het uitsluiten van Ro-Home Timmerwerk bij de samenvoeging acht de rechtbank meer nodig. Daarnaast heeft Ro-Home onvoldoende onderbouwd dat de tenaamstelling op de factuur of de mate van bemoeienis een doorslaggevende rol moet spelen bij de vraag wie [eis.conv./gedn.reconv.] als contractspartij mocht zien. Naar het oordeel van de rechtbank leiden de twee offertes samen met de bovenstaande vermelding tot de uitleg dat zowel Ro-Home Timmerwerk als Ro-Home Houtbouw als partij bij de overeenkomst heeft te gelden.
Aansprakelijkheid brand
4.4.
De vraag die hier eerst voorligt is of de brand het gevolg is van onzorgvuldig handelen van Hendriks of van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
4.5.
Ten aanzien van de oorzaak van de brand is van belang dat uit het rapport van
I-TEK (opgenomen onder 2.10. in het tussenvonnis van 11 november 2020) en de stellingen van partijen volgt dat een strootje riet op het dak terecht is gekomen en in aanraking kwam met de gasvlam van de brander, en dat de druk van de gasbrander dit strootje in de richting van het rieten dak heeft gebracht, waarna het onder de overkragende rieten kap is geblazen waardoor er brand ontstond. Tussen partijen is niet in geschil dat de constructie van het dak een schoorsteenwerking heeft opgeleverd, waardoor de brand snel is verspreid.
4.6.
Ten aanzien van de dakdekkerswerkzaamheden zijn voor de beoordeling verder de volgende omstandigheden van belang. Een week voor aanvang van de dakdekkers-werkzaamheden heeft Ro-Home op verzoek van Hendriks de overstek ingekort. De brand heeft plaatsgevonden op de tweede dag waarop dakdekker [betrokkene2] met zijn collega’s [betrokkene1] en [betrokkene3] werkzaam was op het dak. Op de eerste dag is de onderlaag gelegd en een aantal banen bitumen gebrand. De dakbedekking werd in banen aangebracht vanaf de dakrand naar de gevel (het rieten dak) toe. Bij het branden richt de dakdekker de vlam naar zich toe. De baan werd gelegd tot 2,4 meter van het rieten dak af. Op 17 april 2019 zijn [betrokkene2] en zijn twee collega’s rond 08.00 uur met werken begonnen. Na het omhoog halen van het gereedschap, is [betrokkene2] begonnen met het branden van de eerste baan. De brand is kort daarna, om 08.30 uur, ontstaan. Nadat het brandend rieten strootje onder de rieten kap was geblazen, heeft [betrokkene2] getracht met de hand het vlammetje in het riet te doven. Zijn collega’s hebben twee brandblussers in het riet leeggespoten. Omdat het vuur zich snel verspreidde, heeft [betrokkene2] vervolgens de aanwezige bewoner in veiligheid gebracht.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het uitvoeren van dakdekkerwerkzaamheden met de brandermethode – het gebruik maken van open vuur – risico’s voor het ontstaan van brand meebrengt. Daarom rust op Hendriks een bijzondere zorgplicht ter voorkoming van brand. Daarbij dienen zodanige controle- en voorzorgsmaatregelen te worden genomen als van een redelijk en zorgvuldig handelend dakdekker mag worden verwacht. Voornoemde zorgplicht weegt zwaarder, naarmate de kans op het ontstaan van schade - alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen - groter is. Voorts mag in dat verband van een redelijk handelend dakdekker worden verwacht dat hij zodanige maatregelen neemt, dat ook in het geval dat ondanks de door hem genomen voorzorgsmaatregelen brand uitbreekt, de gevolgen hiervan zoveel mogelijk beperkt blijven (vgl. rechtbank Arnhem 26 oktober 2005, ECLI:NL:RBARN:2005:AU9186 en rechtbank Dordrecht 16 november 2011, ECLI:NL:RBDOR:2011:BU4022).
4.8.
Voor de vraag wat het handelen van een redelijk en zorgvuldig handelend dakdekker in dit geval inhoudt, is van belang dat de branche voor het brandveilig werken op daken de NEN-norm 6050 heeft opgesteld. Bij het opstellen van die norm was ook Vebidak betrokken. Tussen partijen is niet in discussie dat Hendriks heeft gewerkt in overeenstemming met de NEN-norm 6050, zoals ook uit het rapport van I-TEK volgt.
4.9.
Niet in geschil is dat Hendriks voor het aanbrengen van de bitumen dakbedekking op het platte dak van de aanbouw de brandermethode heeft gebruikt tot aan 2,4 meter van de opgaande gevel met het rieten dak. Op het stuk in de nabijheid van het rieten dak zou Hendriks de dakbedekking plakken. Hendriks heeft verder onweersproken gesteld dat het branden van de dakbedekking zorgt voor een betere waterdichtheid dan het plakken van de dakbedekking en dat voor de afwatering de stroken bitumen zodanig moeten worden aangebracht, dat ze dakpansgewijs vanaf de gevel naar de waterafvoer aan de dakrand liggen.
4.10.
De vraag is nu of Hendriks, gelet op het door [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd gestelde aanzienlijke risico op brand, in het geheel geen gebruik had mogen maken van de brandermethode. [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd baseren hun stelling onder meer op richtlijnen die zij halen uit het onder 2.4. opgenomen informatieblad van Vebidak en uit een niet overgelegde brochure ‘Brandveilig ontwerpen en uitvoeren van platte daken’ uit 2009 van de Stichting Bouwresearch. Uit dit laatste heeft Onderling Verzekerd slechts, onder 2.12. van haar conclusie van eis na tussenkomst, een tweetal citaten opgenomen, maar daaruit valt niet af te leiden dat het toepassen van de brandermethode in de buurt van een rieten dak in het geheel verboden is of wordt afgeraden. Uit het citaat
‘Indien sprake is van brandbare materialen die in contact kunnen komen met open vuur, dienen er aanvullende maatregelen te worden genomen’volgt niet dat deze methode in het geheel niet is toegestaan. De NEN-norm 6050 schrijft niet voor dat in het geheel niet met de brandermethode mag worden gewerkt in de buurt van een brandgevaarlijk detail, maar beperkt deze werkwijze tot een afstand van 75 centimeter van dat brandgevaarlijk detail (in casu het rieten dak). Dat ten aanzien van het werken met de brandermethode naast deze NEN-norm 6050 ook de veel verderstrekkende richtlijn uit het informatieblad van Vebidak geldt en dat die richtlijn moet worden gezien als norm voor de redelijk en zorgvuldig handelend dakdekker, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In het onder 2.5. aangehaalde informatieblad is vermeld dat in de praktijk veilig met open vuur kan worden gewerkt,
tenzij het vuur of de hete lucht in aanraking kan komen met brandbare materialen.Aangenomen moet worden dat deze ‘tenzij-bepaling’ is verdisconteerd in de in de NEN-norm 6050 opgenomen in acht te nemen afstand van 75 centimeter tot opgaand gevelwerk. Dit geldt temeer nu Vebidak ook betrokken is geweest bij het opstellen van de NEN-norm 6050 en het in die zin ook niet logisch is als Vebidak zelf van een strengere norm uit zou gaan. Het gebruikmaken van de brandermethode op een afstand van 2,4 meter van een rieten dak is op zichzelf dus niet in strijd met de geldende normen voor een redelijk handelend en zorgvuldig dakdekker.
4.11.
De vraag is vervolgens of Hendriks als gevolg van de omstandigheden ter plaatse toch had moeten afzien van het gebruik van open vuur, de door [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd gestelde ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Volgens [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd had Hendriks van dat gebruik moeten afzien vanwege drie vooraf bekende risicofactoren, te weten zeer droog riet, open vuur en de open dakconstructie van het rieten dak (de schoorsteenwerking).
4.12.
Hendriks betwist dat het riet zo droog was dat hij ( althans zijn werknemers) er rekening mee had(den) moeten houden dat het riet op het dakoppervlak terecht zou komen en daarmee brandgevaar zou opleveren bij het werken met open vuur. De rechtbank is van oordeel dat, zoals Hendriks heeft aangevoerd, niet gezegd kan worden dat het riet zo droog was dat dit gevaar zou kunnen opleveren. Daarvoor zou meer riet op het dak terecht moeten zijn gekomen en zou dit bijvoorbeeld bij de voorinspectie moeten zijn opgevallen. Uit de stukken volgt niet dat bij het schoonmaken van het dakoppervlak al zodanig veel riet is weggehaald dat te verwachten viel dat het riet tijdens de uitvoering van de dakdekkerswerkzaamheden op het dak terecht zou komen. Hoewel [betrokkene2] heeft verklaard dat het riet super droog was en losliet als je het aanraakte (zie onder 2.11. van het tussenvonnis van 11 november 2020) betekent het niet dat het daarmee direct een risicofactor opleverde, nu de werkzaamheden op 2,4 meter van de dakrand plaatsvonden en niet behoefde te worden aangenomen dat tijdens de werkzaamheden het riet zou worden aangeraakt.
4.13.
Zoals onder 4.10. al is overwogen is het gebruik van open vuur in de omgeving van een rieten dak niet in strijd met de geldende NEN-norm 6050. Dat de constructie van het dak een schoorsteeneffect teweeg brengt in geval van brand, is geen omstandigheid die op zichzelf ertoe moet leiden dat het toepassen van open vuur achterwege moet blijven. Als dat wel zo was geweest had voor de hand gelegen dat over een dergelijke dakconstructie in de NEN-norm 6050 specifiek iets was vermeld. De door [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd aangevoerde drie omstandigheden kunnen tezamen of ieder voor zich dan ook niet tot de conclusie leiden dat Hendriks af had moeten zien van het gebruik van open vuur omdat voorzienbaar had moeten zijn dat, ondanks de gehanteerde afstand van de werkzaamheden tot het rieten dak, een strootje riet in de buurt van de brander terecht zou komen. Van belang is hierbij ook dat Hendriks voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden Ro-Home heeft opgedragen de overstek in te korten om daarmee de afstand van het te bedekken dak tot het riet te vergroten. Dat Hendriks de brand had kunnen voorkomen door het riet tijdens de werkzaamheden nat te houden, heeft Hendriks gemotiveerd weersproken met de stelling dat daarmee de onderste rietlaag niet kan worden bereikt waardoor, gelet op de schoorsteenwerking, de brand niet zou zijn voorkomen.
4.14.
De rechtbank acht de gehanteerde werkwijze, het dakpansgewijs leggen van de bitumen dakbedekking, noodzakelijk voor de afwatering, een veilige werkwijze nu het juist van belang is dat de dakdekker de opgaande gevel met het rieten dak kan zien tijdens de werkzaamheden. [eis.conv./gedn.reconv.] verwijt Hendriks dat hij geen branddekens heeft neergelegd onder de overstek of net over de rand. Vast staat dat de branddekens van Hendriks niet op het dak lagen, maar in de bedrijfsauto. Volgens Hendriks hoeven deze niet te worden gebruikt indien er conform de NEN-norm 6050 niet wordt gebrand binnen 75 centimeter van de opgaande gevel en ziet de verplichte aanwezigheid van blusdekens op de arbeidsomstandigheden en niet op de brandveiligheid. De rechtbank stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat de NEN-norm 6050 bepaalt dat branddekens moeten worden gebruikt om de overstek af te dekken, zodat Hendriks in die zin geen verwijt kan worden gemaakt. Dat Hendriks wellicht de brand-/ blusdekens voor zijn werknemers op het dak aanwezig had moeten hebben, kan evenmin een verwijt opleveren, nu deze verplichting alleen ziet op de bescherming van werknemers.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Hendriks geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.
4.15.
De belangrijkste voorzorgsmaatregel die Hendriks moest nemen was het schoonmaken en schoonhouden van het dakoppervlak voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden. Uit de onweersproken verklaringen van de aanwezige dakdekkers ( [betrokkene2] , Hoekman en Verhaaf, in dit vonnis aangehaald onder 2.7. en in het tussenvonnis van 11 november 2020 aangehaald onder 2.11.) leidt de rechtbank af dat de werkplek vooraf is schoongemaakt en dat het dak tijdens het werk wordt schoongehouden. Dit volgt ook uit de onbetwiste, als productie 3 bij de conclusie van antwoord na tussenkomst van de zijde van Hendriks overgelegde foto waarop zichtbaar is hoe het dak eruit zag op de eerste dag van de werkzaamheden. De overgelegde verklaringen alsmede deze foto tonen aan dat Hendriks voldaan heeft aan zijn verplichting om het dak schoon te maken en schoon te houden. De omstandigheid dat er toch tijdens de werkzaamheden een strootje riet op het dak terecht is gekomen en niet direct is opgemerkt, maakt dit niet anders.
4.16.
[eis.conv./gedn.reconv.] stelt vervolgens nog dat Hendriks de te gebruiken materialen niet conform de regels heeft opgeslagen, nu deze dicht bij het rieten dak zijn neergezet. Daargelaten de vraag of Hendriks daarmee heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en zorgvuldig dakdekker zou hebben gehandeld, heeft te gelden dat niet valt in te zien dat dit heeft bijgedragen aan de brand. De rollen bitumen hebben de brand niet veroorzaakt en hebben, gelet op het feit dat het strootje onder de overstek is gevlogen met de schoorsteenwerking als gevolg, de brand ook niet verergerd, althans daartoe is onvoldoende gesteld.
4.17.
De stelling van [eis.conv./gedn.reconv.] dat Hendriks onzorgvuldig heeft gehandeld door als professional de brandermethode aan te bevelen, terwijl [eis.conv./gedn.reconv.] Hendriks heeft gewezen op het brandrisico en daarom de voorkeur gaf aan te lijmen EPDM dakbedekking, wordt niet gevolgd. Hendriks heeft de gestelde gang van zaken gemotiveerd weersproken en ter zitting hebben partijen hieromtrent tegenstrijdig verklaard. Ro-Home heeft ter zitting verklaard dat zij hierover heeft gesproken met Hendriks, terwijl Ro-Home in de processtukken heeft aangevoerd dat zij er zelf buiten is gebleven. Van de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] heeft Hogervorst ter zitting verklaard van Ro-Home te hebben gehoord dat Hendriks het beter vond om bitumen te gebruiken. Voorop staat echter dat Hendriks - zoals reeds is overwogen - de brandermethode mocht gebruiken en daarmee dus ook mocht adviseren om bitumen toe te passen. Van een extra waarschuwing vanuit [eis.conv./gedn.reconv.] omtrent het brandgevaar bij het rieten dak is, gelet op de inconsistente verklaringen omtrent de partijen die aanwezig zijn geweest bij het maken van afspraken over het voor de dakbedekking toe te passen materiaal en de te hanteren werkwijze, niet gebleken, nog daargelaten de vraag of Hendriks daarom had moeten afzien van de brandermethode.
4.18.
Tot slot verwijt [eis.conv./gedn.reconv.] Hendriks dat zijn werknemers niet adequaat hebben gereageerd. Het verwijt ziet op het niet gebruiken van brand-/ blusdekens. Zoals reeds onder 4.14 overwogen valt niet in te zien dat deze dekens, gesteld dat ze op het dak aanwezig hadden moeten zijn, de brand hadden kunnen voorkomen of de schade hadden kunnen beperken. Ter beperking van de gevolgen van een eventuele brand had Hendriks het aan de norm voldoende aantal brandblussers op het dak.
4.19.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Hendriks geen bijzondere zorgplicht heeft geschonden en dat er van onzorgvuldig handelen geen sprake is. De brand is het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waar Hendriks geen rekening mee heeft kunnen en hoeven houden. Tegelijkertijd met I-Tek heeft Biesboer Expertise in opdracht van Interpolis een technisch onderzoek uitgevoerd. Ro-Home heeft dit rapport niet in de procedure gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van [eis.conv./gedn.reconv.] om op grond van artikel 22 lid 1 Rv Ro-Home te bevelen dit rapport in het geding te brengen, in te willigen. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang. Ten eerste heeft [eis.conv./gedn.reconv.] ter zitting verklaard bekend te zijn met de inhoud van het rapport. Ten tweede staat in het expertiserapport van Van Doorn (aangehaald onder 2.13. van het tussenvonnis van 11 november 2020) dat de twee technisch onderzoekers aangaande de oorzaak van de brand tot dezelfde constateringen komen. Dat dit rapport de conclusie ten aanzien van de gestelde fout van Hendriks anders zou maken, acht de rechtbank dan ook onvoldoende onderbouwd. Dat de windrichting van die dag eventueel een andere kijk op het geheel zou geven, zoals [eis.conv./gedn.reconv.] ter zitting heeft gesteld, acht de rechtbank niet van belang, nu uit de overgelegde stukken blijkt dat het strootje dat vlam heeft gevat vanwege de druk van de gasbrander richting het rieten dak is gewaaid en niet vanwege de wind.
4.20.
Bovenstaande conclusie heeft tot gevolg dat het door [eis.conv./gedn.reconv.] onder c., d., en e. gevorderde zal worden afgewezen en dat de vordering van Onderling Verzekerd in het geheel zal worden afgewezen. Dit betekent dat de vraag of Ro-Home een beroep kan doen op de door haar gestelde exoneratie in haar algemene voorwaarden ten aanzien van aansprakelijkheid voor onderaannemers geen bespreking meer behoeft.
Ontbinding aannemingsovereenkomst
4.21.
Onweersproken is gesteld dat de aannemingsovereenkomst ziet op het verrichten van werkzaamheden in de hoofdwoning en het realiseren van een aanbouw. Hoewel ten aanzien van de werkzaamheden in de hoofdwoning onduidelijk is in hoeverre deze al waren verricht ten tijde van de brand, heeft in ieder geval te gelden dat deze werkzaamheden door het verloren gaan van de hoofdwoning door de brand niet meer kunnen worden uitgevoerd dan wel opgeleverd. De werkzaamheden die al in de hoofdwoning zijn uitgevoerd, zijn door de brand teniet gegaan. Wat betreft de aanbouw is eveneens van belang dat de hoofdwoning teniet is gegaan. In zoverre kan niet meer aan de opdracht worden voldaan, omdat er geen hoofdwoning meer bestaat waarmee de aanbouw kan worden verbonden. In het dossier bevindt zich een foto van de staat van de aanbouw op 10 juni 2021. Ter zitting heeft Ro-Home een foto getoond van de staat van de aanbouw direct na de brand en daarbij onweersproken gesteld dat de aanbouw direct na de brand niet zodanig door de brand was aangetast dat deze als verloren moest worden beschouwd. Niet in geschil is dat herstel van de aanbouw op dat moment nog mogelijk was. Dat de aanbouw nu door de weersinvloeden is beschadigd, onder meer het hout van het houten frame is aangetast, staat evenmin tussen partijen ter discussie. Feit is dat uitvoering van het werk thans onmogelijk is geworden. Artikel 7:756 BW maakt bij aanneming van werk ontbinding van de overeenkomst reeds mogelijk indien vóór de oplevering waarschijnlijk wordt dat een partij niet aan haar verplichtingen zal voldoen. Dat is hier het geval, nu hier niet reëel is dat een oplevering van het werk nog gaat plaatsvinden. Het teniet gaan van de hoofdwoning heeft verstrekkende gevolgen, nu [eis.conv./gedn.reconv.] onweersproken heeft gesteld dat in de huidige situatie de nieuw te bouwen hoofdwoning niet tegen de aanbouw kan worden gebouwd. Voor de toepassing van artikel 7:756 BW is niet vereist dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn, zodat, voor zover Ro-Home het standpunt nog inneemt dat ook in de huidige staat de aanbouw zou kunnen worden hersteld, op grond van de vaststaande feiten nu kan worden geoordeeld dat in ieder geval waarschijnlijk is dat het werk niet behoorlijk zal worden opgeleverd. Dit levert grond voor een gehele dan wel gedeeltelijke ontbinding op.
4.22.
Artikel 7:756 lid 3 BW bepaalt vervolgens dat de rechter de gevolgen van de ontbinding bepaalt. Reeds is overwogen dat het tenietgaan of verloren gaan van de zaak waaraan het werk moet worden uitgevoerd niet aan Ro-Home kan worden toegerekend. Artikel 7:757 BW bepaalt in dat geval dat de aannemer bij tenietgaan of verloren raken van de zaak recht heeft op een evenredig deel van de vastgestelde prijs op grondslag van de reeds verrichte arbeid en gemaakte kosten. Desgevraagd heeft [eis.conv./gedn.reconv.] ter zitting verklaard dat hetgeen reeds is betaald (€ 171.952,30) correspondeert met de stand van het werk voorafgaand aan de brand. Ro-Home heeft dit ook niet weersproken. De rechtbank zal daarom het bedrag dat aan Ro-Home toekomt op basis van de door haar reeds verrichte werkzaamheden en kosten vaststellen op het bedrag van € 171.952,30.
4.23.
Dat Ro-Home een uitkering van € 58.525.00 onder haar CAR-verzekering heeft ontvangen, maakt dit niet anders. Deze uitkering ziet op kosten die Ro-Home zou moeten maken om te komen tot herstel van de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Ro-Home heeft onweersproken gesteld dat dit geld niet bedoeld is als schadevergoeding voor
[eis.conv./gedn.reconv.] . Hoewel uiteindelijk niet tot herstel is overgegaan, daargelaten voor wiens rekening dit moet komen, kan dit, althans in deze procedure, niet leiden tot de conclusie dat Ro-Home dit bedrag aan [eis.conv./gedn.reconv.] zou moeten betalen. In de stellingen van [eis.conv./gedn.reconv.] ontbreekt immers een grondslag daarvoor. De enkele stelling van [eis.conv./gedn.reconv.] dat hij is meeverzekerd op de CAR-polis van Ro-Home is, zonder nadere onderbouwing, daarvoor onvoldoende.
4.24.
De rechtbank zal het door [eis.conv./gedn.reconv.] onder a. gevorderde toewijzen, in die zin dat de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden. De vordering onder b. zal de rechtbank afwijzen.
4.25.
[eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd zullen als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] is een akte in het incident tot oproeping in vrijwaring genomen. Omdat Ro-Home uiteindelijk geen gebruik heeft gemaakt van de verleende toestemming om Hendriks in vrijwaring op te roepen, dient [eis.conv./gedn.reconv.] de nodeloos gemaakte proceskosten vergoed te krijgen. De akte betrof echter een referte en valt daarmee te kwalificeren als een akte zonder bijzondere inhoud, waaraan geen salarispunt wordt toegekend, zodat hiervoor geen kosten zullen worden toegewezen.
De kosten aan de zijde van Ro-Home worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
3.540,00(2,0 punt × tarief V)
totaal € 7.671,00.
Hiervan moet [eis.conv./gedn.reconv.] een bedrag van € 4.131,00 betalen en moeten [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd samen een bedrag van € 3.540,00 betalen.
De kosten aan de zijde van Hendriks worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
3.540,00(2,0 punt × tarief V)
totaal € 7.671,00.
Hierbij rekent de rechtbank voor de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en de conclusie van antwoord na tussenkomst gezamenlijk één punt, nu deze conclusies gelijk zijn genomen en niet valt in te zien dat deze niet in één conclusie vervat had kunnen worden. Hiervan moet [eis.conv./gedn.reconv.] een bedrag van € 4.131,00 betalen en moeten [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd samen een bedrag van € 3.540,00 betalen.
Reconventie
4.26.
Nu de vorderingen in conventie grotendeels worden afgewezen en het beroep op verrekening daar niet opgaat, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de in voorwaardelijke reconventie ingestelde vordering van Ro-Home.
4.27.
De vraag die voorligt is wie de kosten voor het plaatsen van bouwhekken moet dragen. De rechtbank stelt vast dat zowel Ro-Home als Onderling Verzekerd heeft verklaard dat Ro-Home de bouwhekken heeft geplaatst op last van Onderling Verzekerd als opstalverzekeraar van [eis.conv./gedn.reconv.] . Verder heeft Onderling Verzekerd in haar vaststelling van de schade-uitkering op 2 april 2020 een bedrag van € 6.550,00 opgenomen voor bereddingskosten, waaronder bouwhekken. Dit komt overeen met de stelling van Onderling Verzekerd dat zij het plaatsen van de bouwhekken voor een marktconform bedrag onder de opstalschade verzekerd acht. Dit volgt ook uit het onder 2.9. opgenomen e-mailbericht van Elberg Groep aan Ro-Home. Dit betekent dat de kosten (gedeeltelijk) zijn vergoed door Onderling Verzekerd, althans dat Onderling Verzekerd een gedeelte van de door haar betaalde schade-uitkering heeft aangemerkt als vergoeding van deze kosten. Hoewel [eis.conv./gedn.reconv.] betwist dat het bedrag van € 6.550,00 aan hem is betaald, valt niet in te zien waarom dit bedrag als zijnde onderdeel van een meer omvattende schade-uitkering niet aan hem zou zijn uitbetaald. De rechtbank gaat er aldus als onvoldoende betwist vanuit dat [eis.conv./gedn.reconv.] een bedrag van € 6.550,00 aan kosten voor het plaatsen van de bouwhekken heeft ontvangen van zijn opstalverzekeraar. Dit maakt dat [eis.conv./gedn.reconv.] in ieder geval dat bedrag aan Ro-Home moet betalen. Nu op zichzelf vast staat dat Onderling Verzekerd de opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van de bouwhekken in het kader van haar werkzaamheden als opstalverzekeraar en dat Onderling Verzekerd niet heeft toegezien op de betaling van de daarvoor door Ro-Home in rekening gebrachte kosten, zal de rechtbank ook Onderling Verzekerd veroordelen tot betaling. Ro-Home vordert een bedrag van € 9.815,52 maar heeft nagelaten de facturen in het geding te brengen. Vast is komen te staan dat Ro-Home kosten heeft gemaakt voor het plaatsen van de bouwhekken en dat deze kosten voor rekening van Onderling Verzekerd althans [eis.conv./gedn.reconv.] moeten komen. Zonder de onderliggende facturen kan de rechtbank echter niet vaststellen dat de kosten daarvan het door Ro-Home gevorderde bedrag van € 9.815,52 bedragen. De rechtbank zal daarom het door Onderling Verzekerd aan [eis.conv./gedn.reconv.] uitgekeerde bedrag van € 6.550,00 toewijzen. Het ontbreken van de onderliggende facturen heeft eveneens tot gevolg dat de wettelijke handelsrente niet vanaf veertien dagen na de factuurdata kan worden toegewezen, zoals gevorderd. De rechtbank zal daarom de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
4.28.
[eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ro-Home worden begroot op:
- salaris advocaat € 478,00 (1,0 punt × tarief I).
Nakosten
4.29.
Ro-Home heeft de veroordeling in de nakosten gevorderd. Deze vordering is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
ten aanzien van de vorderingen van [eis.conv./gedn.reconv.] :
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande aannemingsovereenkomst gedeeltelijk, namelijk voor zover aan die overeenkomst door partijen nog geen uitvoering is gegeven,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
ten aanzien van de vordering van Onderling Verzekerd als tussenkomende partij:
5.3.
wijst de vorderingen af,
ten aanzien van [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd:
5.4.
veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] in de proceskosten van Ro-Home, tot op heden begroot op een bedrag van € 4.131,00, en veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd samen in de proceskosten van Ro-Home, tot op heden begroot op € 3.540,00,
5.5.
veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] in de proceskosten van Hendriks, tot op heden begroot op een bedrag van € 4.131,00, en veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd samen in de proceskosten van Hendriks, tot op heden begroot op € 3.540,00,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd aan Ro-Home te betalen een bedrag van € 6.550,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd in de proceskosten, aan de zijde van Ro-Home tot op heden begroot op € 478,00,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.9.
veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Ro-Home, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eis.conv./gedn.reconv.] en Onderling Verzekerd niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.10.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021.