ECLI:NL:RBGEL:2021:5372

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/392261 / FZ RK 21-2307
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in verband met niet vastgestelde dementie

Op 3 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de diagnose dementie niet was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat zonder nadere onderbouwing het bestaan van een psychogeriatrische stoornis niet kon worden aangenomen. De cliënt ontvangt momenteel viermaal daags thuiszorg, wat erop wijst dat er geen sprake is van een situatie die een gedwongen opname rechtvaardigt. De rechtbank erkende de zorgen van de huisarts en wijkverpleegkundige over de gezondheid van de cliënt, maar concludeerde dat de cliënt bereid was om zorg te accepteren voor haar voetwond, wat de noodzaak voor opname verminderde.

De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege COVID-19 maatregelen. Tijdens de behandeling zijn de cliënt, haar advocaat, de huisarts en de wijkverpleegkundige gehoord. De rechtbank benadrukte dat de medische verklaring van de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde slechts een vermoeden van cognitieve functiestoornissen bevatte, zonder dat er een duidelijke diagnose was gesteld. De rechtbank concludeerde dat de zorgen over de cliënt niet voldoende waren om een rechterlijke machtiging te rechtvaardigen en dat de cliënt op dit moment in staat is om zorg te ontvangen in haar thuissituatie. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd mondeling uitgesproken door rechter G.F. van den Berg, met de griffier L. Stoevenbelt aanwezig.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/392261 / FZ RK 21-2307
Datum mondelinge uitspraak: 3 september 2021
Beschikking rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[naam 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.H. Stam te Zutphen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 augustus 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 3 september 2021.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
[naam 2] , huisarts van cliënt;
[naam 3] , wijkverpleegkundige.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan cliënt persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor cliënt en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
In de overgelegde stukken wordt in de medische verklaring door de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde aangegeven dat bij cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening, te weten cognitieve functiestoornissen. Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening zou leiden tot (het aanzienlijke risico op) ernstig nadeel gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat het hinderlijke gedrag van cliënt agressie van een ander oproept.
2.3.
Uit het verzoek van het CIZ blijkt dat er vermoedens zijn van dementie, maar deze diagnose is niet vastgesteld omdat cliënt weigert mee te werken aan diagnostiek. Cliënt houdt het contact met de huisarts deels af. Cliënt wil niet opgenomen worden in een accommodatie en ze heeft een wantrouwende houding tegenover de wijkverpleging. Er zijn momenten dat cliënt de wijkverpleging/thuiszorgmedewerkers fysiek heeft aangevallen en kopjes/schoteltjes naar hen heeft gegooid. Het CIZ heeft om een rechterlijke machtiging verzocht omdat zij van mening is dat cliënt opgenomen moet worden in een accommodatie om daar 24-uurs zorg en begeleiding te ontvangen die in de thuissituatie niet aan cliënt kan worden gegeven. Zonder opname in een Wzd-accommodatie bestaat er een aanzienlijke kans op aanhoudend ernstig nadeel voor cliënt. Naar de mening van het CIZ is langer alleen thuis wonen voor cliënt niet meer haalbaar.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is uitvoerig met en over cliënt en haar thuissituatie gesproken. De huisarts en de wijkverpleegkundige hebben aangegeven dat hun grootste zorg op dit moment zit in het feit dat cliënt ernstige wonden aan haar voet heeft die verzorgd moeten worden. Cliënt heeft tot voor kort die zorg afgehouden, ze wilde zich niet laten behandelen in het ziekenhuis. Inmiddels heeft cliënt de huisarts laten weten dat zij bereid is naar een arts in het ziekenhuis te gaan voor onderzoek en behandeling van haar voet. De huisarts vindt het wenselijk dat cliënt daarna naar een verpleeghuis gaat om te worden verzorgd en te herstellen van de wond aan haar voet. Naast de wond aan de voet, is er volgens de huisarts ook sprake van eenzaamheid- en stemmingsproblematiek bij cliënte. Ondanks dat dementie niet is vastgesteld, heeft cliënt wel moeite met het overzien van de situatie en kan ze moeilijk inschatten wat ze kan en nodig heeft. De huisarts onderschrijft de medische verklaring en de daarin opgenomen diagnose van de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde.
De wijkverpleegkundige heeft toegelicht dat er vier keer per dag thuiszorg langs komt voor het helpen van cliënt bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen en het verzorgen van de wond aan de voet. Cliënt stemt hier echter vaak niet mee in en dat maakt het voor de thuiszorgmedewerkers lastig om haar de juiste zorg te leveren. De gezondheidsveiligheid van cliënt is hierdoor in gevaar, aldus de wijkverpleegkundige.
2.5.
De advocaat van cliënt heeft bepleit tot afwijzing van het verzoek. Er is geen sprake van een vastgestelde duidelijke diagnose die maakt dat een opname gerechtvaardigd is. In de medische verklaring staat dat er sprake is van cognitieve problemen, maar dat is geen vastgestelde diagnose, er zijn slechts vermoedens. Cliënt ziet de situatie anders dan door de huisarts en de wijkverpleging geschetst. Cliënt ziet zelf niet in waarom bijvoorbeeld het slapen op een houten bed zorgt voor ernstig nadeel. Cliënt ziet in dat het probleem aan haar voet moet worden behandeld, en daar stemt zij dus ook mee in. De advocaat snapt dat er zorgen zijn ten aanzien van cliënt, maar dat is onvoldoende voor een opname in een accommodatie. Er wordt gesteld dat cliënt zorg mijdend is en geen verzorging in huis toelaat, maar cliënt ontvangt vier keer per dag de thuiszorg. Een opname is dan ook niet gerechtvaardigd.
2.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De medische verklaring vermeldt als diagnose cognitieve functiestoornissen. Deze diagnose is gebaseerd op een gesprek met cliënte, het lezen van medische gegevens en een gesprek met de wijkverpleegkundige. Een nadere toelichting ontbreekt. De wijkverpleegkundige benoemt een duidelijk dementieel beeld, maar dit betreft louter een vermoeden; de diagnose dementie is niet vastgesteld en daarmee kan, zonder nadere onderbouwing, het bestaan van een psychogeriatrische stoornis niet worden aangenomen. In de medische verklaring worden weliswaar diverse bijkomende diagnoses genoemd, waaronder hartfalen en een heel slechte visus, maar dat zijn somatische aandoeningen. Het enkele vermoeden van een dementieel beeld is niet voldoende om op basis daarvan een rechterlijke machtiging af te geven. Bovendien staat vast dat cliënt op dit moment viermaal daags thuiszorg toelaat, weliswaar soms onder protest, maar het is niet zo dat zij structureel zorg mijdt. De rechtbank onderschrijft de zorgen van de huisarts en de wijkverpleegkundige ten aanzien van de wond aan de voet van cliënte, maar nu zij ermee heeft ingestemd dat zij de voet door een arts wil laten behandelen, gaat de rechtbank er van uit dat cliënt hier ook daadwerkelijk zorg voor gaat accepteren en dat daarmee dit beweerde ernstige nadeel kan worden opgelost. Gelet op het voorgaande, de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor toewijzing van het verzoek; er is op dit moment geen sprake van een situatie die een gedwongen opname van cliënt rechtvaardigt.
2.7.
Nu niet voldaan is aan de eisen van wet, zal de rechtbank het verzoek tot een rechterlijke machtiging afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2021 door mr. G.F. van den Berg, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 september 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.