Op 3 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de diagnose dementie niet was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat zonder nadere onderbouwing het bestaan van een psychogeriatrische stoornis niet kon worden aangenomen. De cliënt ontvangt momenteel viermaal daags thuiszorg, wat erop wijst dat er geen sprake is van een situatie die een gedwongen opname rechtvaardigt. De rechtbank erkende de zorgen van de huisarts en wijkverpleegkundige over de gezondheid van de cliënt, maar concludeerde dat de cliënt bereid was om zorg te accepteren voor haar voetwond, wat de noodzaak voor opname verminderde.
De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege COVID-19 maatregelen. Tijdens de behandeling zijn de cliënt, haar advocaat, de huisarts en de wijkverpleegkundige gehoord. De rechtbank benadrukte dat de medische verklaring van de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde slechts een vermoeden van cognitieve functiestoornissen bevatte, zonder dat er een duidelijke diagnose was gesteld. De rechtbank concludeerde dat de zorgen over de cliënt niet voldoende waren om een rechterlijke machtiging te rechtvaardigen en dat de cliënt op dit moment in staat is om zorg te ontvangen in haar thuissituatie. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd mondeling uitgesproken door rechter G.F. van den Berg, met de griffier L. Stoevenbelt aanwezig.